Het boek der Psalmen (deel 3)

Terug naar Hebreeuwse geschriften

Een studie van Dr. K.D.Goverts
Laatst gewijzigd: 10.05.2001


Inhoud
Inleiding op het derde Psalmboek (Psalm 73 t/m 89)
Psalm 74
Psalm 76
Psalm 80
Psalm 81
Psalm 82
Psalm 83
Psalm 84
Psalm 85



Inleiding
Zoals weergegeven in het overzicht in hoofdstuk 1 is dit Psalmboek gekoppeld aan het 3e boek van de 5 boeken van Mozes, te weten het boek Leviticus of zoals Buber het in de Joodse traditie noemt 'Er rief' ('Hij riep') arqyw ('wajiqra'). Het boek Leviticus vormt als 3e boek als het ware het hart van de TORAH, het middelpunt, de pit, de kern, het 'klokhuis', waar men de klokken hoort luiden. Zo ook vormt dit 3e Psalmboek het hart van de Psalmen. Opvallend veel Psalmen van Asaf (73 tot en met 83). Asaf was een tempelzanger, de koorleider van de Levieten met als speciaal thema: het huis van God op aarde. Zal er nog een huis op aarde zijn? Het lijkt vaak zo onbewoonbaar. Zal er nog een huis op aarde zijn waar God thuis kan komen, bij de mensen? Alles in het boek Leviticus draait om de tent, de tabernakel, de 'tent van de afspraak' zoals de letterlijke vertaling luidt; daar waar God en de mens elkaar kunnen vinden.
De koppeling met het boek Leviticus komt ook in het laatste deel van dit psalmenboek tot uitdrukking in de psalmen 80 tot en met 89. In dit verband willen we eerst even kijken naar de laatste hoofdstukken van Leviticus te beginnen bij Hoofdstuk 23 dat handelt over de feesten, gevolgd door 24 over het licht en het brood en 25 het Sabbat- en het Jubeljaar als de genezing van de tijd. Want de tijd moet ook nog een keer genezen, er is zoveel kapot gegaan, zoveel gebroken. Daarom heeft God een Sabbatsjaar om de tijd weer even op orde te krijgen. Daarom ook het Jubeljaar, het 50ste jaar, om wat gebroken is weer heel te maken. Leviticus 26 over de zegen en de vloek met vers 42:
dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken.
Een unieke tekst, die nergens anders in de Bijbel voorkomt. Het opvallende in deze tekst is dat Jakob, Isaäc en Abraham historisch gezien in omgekeerde volgorde staan. Net alsof het bandje wordt teruggespoeld, terug naar af. Terug naar het begin van Genesis. God eindigt bij Genesis waarin Zijn oorspronkelijke bestek staat opgenomen. Chouraqui noemt het boek Genesis 'En tête', aan het hoofd, Genesis als het hoofdboek. Het 'hoofd-stuk' van de Bijbel, het hoofd van heel de Schrift. Vanuit dat hoofd komt alles op zijn plaats, met aan het einde meer dan in het begin, namelijk heel de geschiedenis van iedereen is erbij opgeteld.
om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, (Efeze 1:10)
Eigenlijk betekent het: 'om ter verwezenlijking van de volheid der tijden alles opnieuw onder één hoofd te brengen .......'
Belangrijk is ook op te merken dat God 'het land zal gedenken'.
Psalm 80 tot en met 89 zingen als het ware gelijk met dat laatste stuk van het boek Leviticus op. Hoe vinden we het land terug? Het begint als God gaat gedenken.
Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb geleid, om hun tot een God te zijn. Ik ben de Here. (Leviticus 26:45)
Het eindigt zoals het begonnen is: met de Naam van de Eeuwige: 'IK ben de Here'.
Zo vormen de Psalmen 80 tot en met 89 liederen rondom het land dat men kwijt is. En toch is daar altijd de verwachting dat men in dat land zal terugkeren. Heimwee naar het land.
Top



Psalm 74
Heel vaak zijn Psalmen een soort terugblik, de balans van de geschiedenis wordt opgemaakt. Deze Psalm is een klaaglied tegen de achtergrond van de verwoeste tempel. Ook deze Psalm heeft de structuur van een drieluik waarin een lofzang (vers 12-17) als een soort scharnier staat ingeklemd tussen een klacht (vers 1-11) en een smeking (vers 18-23). Door het opnemen van een lofzang in het midden tussen een klacht en een smeekbede gebeurt er ook iets met die lofzang. Te vergelijken met een soort osmose, een wederzijdse doordrenking, een soort gezonde infectie, een gezegende besmetting. Het loflied stroomt vol met heimwee. In het kader van een klaagpsalm wordt naar het koningschap van God uitgezien in een nostalgie.
Zo begint deze Psalm dus met een klacht en eindigt met een smeekgebed. Waarom staat er dan nog iets tussen? Waarom niet meteen een overgang van de klaagzang naar de smeking, om te roepen, te smeken naar de Eeuwige? Zangers zijn wat dat betreft misschien aparte mensen, maar toch ook mensen zoals wij. Zo heeft Asaf in deze Psalm als een soort intermezzo, een interludium, een lofzang opgenomen tussen de klaagzang en de smeekbede om als het ware aan te geven dat de reden om te klagen en te roepen is te vinden in het 'weten, te beseffen wie God is'. De klacht is gegrond in de lofzegging.

Deel 1: vers 1-11 (de klaagzang)
Vers 1:
Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos, brandt uw toorn tegen de schapen die Gij weidt?
Voor 'God' staat in de Hebreeuwse grondtekst hier het woord Myhwla ('Elohim'). Dit is niet De Naam van God in de Joodse traditie. Dit woord 'Elohim' wordt in de Psalmen 42 tot en met 83 in plaats van De Naam gebruikt. Men noemt deze serie Psalmen het Elohistische Psalmboek (psalter).
Waarom? Omdat het gaat over een tijd, waarin de naam van God verborgen was. Donkere tijden, ballingschap in dat verre, vreemde land. Zijn Naam gaat schuil achter de wolken. En in deze context bedoelen ze met 'Elohim' eigenlijk De Naam.
'Voor altoos', in het Hebreeuws xun ('nètsach'), letterlijk 'duurzaam'. Dit is één van de sleutelwoorden in deze Psalm. Telkens komt dat woord terug. Het geeft de dieptewerking van deze klacht weer. Als er nu nog eens een einde aan kwam, dan was het leed misschien nog een beetje te overzien. Probleem: het is duurzaam, het lijkt wel of er geen einde aan wil komen.
Deze tekst kan ook worden gelezen als: 'Waarom, o God? Gij verstoot, verwaarloost met duurzaamheid'.

Vers 2:
Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven, die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel, de berg Sion, waarop Gij uw woning hebt gevestigd.
Het 'gedenken' komt straks terug in de verzen 18 en 22 als deel van de smeekbede. Deze tekst spitst zich toe op de berg Sion in het middelpunt. De plaats waar de ballingschap het meest intens wordt gevoeld. Daar heeft God geen huis meer.
Wat zit er achter al die liederen, die smeekbeden? Dat God een bondgenoot heeft: 'de schapen, die Hij weidt'. Als nu die bondgenoot in ballingschap gaat, verdwijnt uit de geschiedenis, wat dan? Dan heeft God:
· geen bondgenoot meer,
· geen geschiedenis meer en
· geen voet meer op aarde.
Dan is Hij nog wel de God des hemels, maar niet meer van de aarde. 'God teruggetrokken op de bovenverdieping'. God kan geen andere bondgenoot meer vinden. Er is er maar één en hebben is houden. God kan maar tot 1 tellen, gelukkig maar! Stel je voor dat nummer 1 tegenvalt, wat dan? Dan maar nummer 2 en als die tegenvalt? Nummer 3 of weer terug naar nummer 1? Al die bedelingen(leer), veel te moeilijk! In die éne heeft God Zich als het ware vastgebeten.
Daarom hangen de Psalmdichters er met hart en ziel aan dat het met die éne bondgenoot goed zal komen. Als het met de geschiedenis zou stoppen, waar moet God dan heen? Hij is de God van de geschiedenis. God is niet in de eerste plaats in de natuur, in de natuur is Hij soms maar matig te vinden. Daar eet de één de ander op. God laat niet varen wat Zijn hand begon.

Vers 3:
Richt uw schreden naar wat voorgoed in puin ligt; alles heeft de vijand in het heiligdom vernield.
Letterlijk staat er: 'Hef uw schreden, uw voetstappen op'. Het Hebreeuwse woord in de grondtekst luidt: mep ('pa'am'), hetgeen ook 'hartslag' kan betekenen. Zo wordt de associatie opgewekt met 'de harteklop van de Eeuwige'. Zijn hart klopt voor Sion. Ook hier weer het woord 'nètsach', 'duurzaam', in deze tekst vertaald met 'voorgoed'. Vers 1: duurzaam verstoten, vers 3: duurzame puinhopen. De ballingschap duurt zo lang (70 jaar).
'Alles' heeft de vijand in het heiligdom vernield. Om dit te benadrukken staat in de Hebreeuwse grondtekst dit woord 'alles' voorop. Buber vertaalt hier met: 'Alles mishandeld'. Vanaf dit tekstgedeelte spitst dit Psalmgedeelte zich toe op het heiligdom.

Vers 4:
Uw tegenstanders brulden in uw vergaderplaats en hebben er hun tekenen als tekenen opgesteld;
De 'benauwers' zetten hun keel op in het midden van het midden van Uw vergaderplaats. De dewm ('mo'ed'), letterlijk: de ontmoetingsplek, de afgesproken plaats. Eén van de sleutelwoorden in het boek Leviticus (65x). Waar is het de vijand altijd om te doen? Om te proberen de ontmoeting tussen God en de mens en de mensen onderling te blokkeren.
Wat horen we daar nu? Alleen maar het brullen van de vijand. Dat is niet van de Heer. Chaos is geen kenmerk van God, dat komt niet overeen met Zijn karakter. In het scheppingsverhaal in Genesis komt de chaos tot stilte. Hier hoort men nu alleen de benauwers brullen. Het enige wat men ziet zijn de tekenen van de vijand (vers 4b).

Vers 5-7:
het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoog op het kreupelhout deed neerkomen; toen sloegen zij het snijwerk daaraan altegader stuk met bijl en houweel; uw heiligdom staken zij in brand, zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;
Letterlijk: 'Het werd bekend'. Het huis van God als een plek waar de houthakkers huisgehouden hebben. 'De woning van Uw Naam' is met de aarde gelijk gemaakt. Zal er nog een plekje op aarde zijn waar de Naam van de Eeuwige kan wonen? De woonplaats van zijn Naam is prijsgegeven.

Vers 8,9:
zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken. Zij verbrandden alle godshuizen in den lande. Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer, niemand onder ons, die weet tot hoelang.
Letterlijk: zij verbrandden alle 'mo'ed', ontmoetingsplaatsen, van God in het land. Een zeer actueel beeld van vandaag: de mensen worden eenzaam, teruggeworpen op zichzelf. Elk mens leeft op zijn of haar eigen eilandje. De mens wordt steeds individualistischer, de tactiek van de tegenstander. Het gevolg van de tactiek van de tegenstander: 'onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer'. Er is bij ons niemand meer die aanvoelt: 'tot wanneer'?
Een profeet is iemand die de tijden aanvoelt, niet iemand met een jaartallenboekje, maar iemand, die de tijd doorleeft.
En op de vraag der Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is; (Lucas 17:20)
Een profeet, aybn ('nabi'') is iemand die 'aangesproken' is, niet zozeer een spreker, maar een aangesprokene. Het is in het Hebreeuws een woord met een passieve betekenis.

Vers 10:
Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?
'Hoelang', hier staat ook weer 'tot wanneer'. 'Voor altijd', 'nètsach' duurzaam (3e keer).

Vers 11:
Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug? Trek ze uit uw boezem, verdelg!
Zo begon ook vers 1: 'Waarom?' 'Verdelg' kan slaan op de vijanden, maar ook: 'voleindig' in de dubbele betekenis van 'maak er een einde aan' en 'O, God, voleindig, voltooi, maak af'. Chouraqui vertaalt met 'voleindig' ('achève!'). Het 'waarom' in vers 1 en 11 vormt als het ware een omsluiting van dit Psalmgedeelte (een inclusio).

Deel 2: vers 12-17 (de lofzang)
Vers 12:
Toch is God mijn Koning van oudsher, die in het midden der aarde verlossing bewerkt
Het eerste woord 'toch' liever te vertalen met 'En God is mijn koning van oudsher'. Immers is God mijn koning, het is geen tegenstelling (toch), maar juist omdat God onze koning is. Klaagliederen vaak liederen van het verzet en de grond van dit verzet is: immers God is onze koning.
Vers 12b letterlijk: 'Hij bewerkt bevrijdingen (meervoud) in het midden van de aarde of van het land'. Wat is de taak van een koning? Bevrijdingen bewerken. Citaat Breukelman: 'Königtum ist Befreiertum'. Een koning, die niet bevrijdt is geen knip voor zijn neus waard. Koningschap blijkt uit de daden! God is een dader van bevrijdingen, wat God doet, doet Hij in veelvoud! Koningschap is iets wat je doet, geen status, maar een daad. God doet het koningschap. Zo is de Hebreeuwse manier van zeggen: iemand doet het koningschap.

Vers 13-17:
Gij zijt het, die de zee hebt gekliefd door uw kracht, de koppen der draken in het water verbrijzeld. Gij zijt het, die de koppen van de Leviatan hebt vermorzeld, hem aan het woestijngedierte tot spijze gegeven. Gij zijt het, die bronnen en beken hebt opengebroken; Gij zijt het, die altijdvlietende stromen hebt doen verdrogen. Uwer is de dag, uwer ook de nacht; Gij zijt het, die hemellicht en zon hebt gesteld. Gij zijt het, die al de grenzen der aarde hebt bepaald; zomer en winter, Gij hebt ze geformeerd.
'Gij zijt het', die Koning, die ons toch heeft bevrijd uit Egypte: 'de zee gekliefd hebt door uw kracht, de koppen der draken in het water verbrijzeld'. Dit gedeelte roept het beeld op van het volk in de woestijn, het volk in de dorre plaatsen. De koppen van de Leviatan, als symbool van de oerdraak, tot spijze voor de kinderen van God. In het boek Job staat ook het woord Leviatan, NBG-vertaling: krokodil. 'Woestijngedierte': letterlijk staat er 'woestijnvolk' en dat is Israël.
Joods kinderliedje: Wat, rabbijntje zal gebeuren
Wat, rabbijntje zal gebeuren
als, die dag, komt de Messias?
Eén groot feestmaal zal het wezen
als, die dag, komt de Messias.
En wat zullen wij dan eten?
En wat zullen wij dan drinken?
Komt de dag van de Messias,
eten wij het vlees van monsters.
Wie zorgt voor muziek aan tafel?
Koning David, die zal spelen.
En wie houdt de tafelrede?
Dat doet Salomo, de koning.
En wie zal de TORA spreken?
Dat zal Mozes, onze meester.
En wie zal er voor ons dansen?
Mirjam, die zal voor ons dansen.
En wanneer zal Hij dan komen?
Nog in onze dagen komt Hij.

Citaat: In de toekomst zullen we een loofhut bouwen van de huid van de Leviatan.
Van U is de dag, maar ook de nacht. Hij omvat de dagen van ons leven, maar ook onze nachten (vers 16). Hij heeft de grenzen van de aarde (land) bepaald. En met die wetenschap, met dat besef gaan we over in de smeking, beginnend met 'gedenk hieraan'.

Deel 3: vers 18-23 (de smeekbede)
Vers 18:
Gedenk hieraan; de vijand hoont, o Here, en een verdwaasd volk versmaadt uw naam.
Het begin net als in vers 1 'gedenk hieraan'. Even breekt de Naam van God in dit vers door de wolken heen.

Vers 19:
Lever de ziel van uw tortelduif aan het wild gedierte niet over; vergeet het leven van uw ellendigen niet voor immer.
Tortelduif: volk van God. 'Vergeet het niet voor immer': weer het woord 'nètsach', 'duurzaam'.

Vers 20:
Aanschouw het verbond, want de duistere plaatsen des lands zijn vol holen van geweld.
Het diepste gebed: 'aanschouw het verbond', de laatste grond van de schepping. God heeft Zijn verbond vastgelegd, dit is onbreekbaar. Het ligt vast in Hemzelf, ook als mensen falen. 'Holen van geweld', eigenlijk staat er: 'oasen van geweld' (Chouraqui). Zelfs in de oasen ben je niet meer veilig. De oasen zijn plaatsen van geweld geworden. En geweld in de TENACH is altijd geweld tegen een broeder.

Vers 21:
Laat de onderdrukte niet beschaamd terugkeren, laat de ellendige en de arme uw naam prijzen.
'Uw naam prijzen', daar gaat het om, daarom vers 22.

Vers 22:
Sta toch op, o God! Voer toch uw rechtsgeding. Gedenk de smaad die de dwazen U de ganse dag aandoen.
Letterlijk: 'en twist uw twistzaken'. Let op het 'gedenken' dat hier voor de derde keer terugkomt.

Vers 23:
Vergeet het geschreeuw van uw tegenstanders niet, het getier van wie tegen U opstaan, dat bestendig omhoog stijgt.
Het lijkt net alsof met dit vers deze Psalm als een nachtkaars uitgaat. Het lied eindigt met het geschreeuw van de tegenstanders, het getier van wie tegen Hem opstaan. Hoort U het wel? God, vergeet het niet! Niet stil en niet wachten. God, gedenk en vergeet niet! Het oergeheim van de eredienst. 'Bestendig omhoog stijgt', in de grondtekst dymt hle ('olèh tamid'). Het roept associaties op met het brandoffer, waarmee Leviticus 1 begint (vers 1:17), het 'olah' (dezelfde medeklinkers).
Een brandoffer, een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE (vers 9,13,17). Elke dag stijgt het omhoog, bestendig. Nu is de tempel verwoest, gevuld met het geschreeuw van de vijand. In plaats van het stijgoffer stijgt daar steeds het geschreeuw omhoog.
Dan is daar de stem van de Psalmdichter opdat God zal gedenken. Het diepste, meest intense punt van zingen en bidden. Want als God gaat gedenken dan gebeurt er wat!

Top

Psalm 76
Vers 9,10:
Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen, de aarde vreesde en werd stil, toen God opstond ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen. sela
Het gericht vanuit de hemel en de uitwerking op de aarde horen bij elkaar. Wordt met ontzag vervuld, zwijgt stil. 'Dat God opstaat'; het opstaan van God ten gerichte om al de ootmoedigen op aarde te verlossen. Letterlijk: 'te bevrijden al de neergebogenen der aarde'. Het gericht van God, de jpSm ('misjpat'), is geen oordeel, maar een bevrijding! Uitzien naar het gericht, waar mensen naar uitzien. Gericht is positief; het heeft een doel.
Top



Psalm 80
Er zijn liederen in de Bijbel, die gegroeid zijn in de loop der tijden. Als een soort sneeuwbal worden ze 'al rollend door de sneeuw' steeds groter. Zo gaan deze liederen met de mensen mee door de tijd en wordt zo'n lied uiteindelijk 'jouw verhaal'. Elke generatie maakt er weer een stuk bij. Op deze wijze krijgt een psalm als het ware 'voeten in de aarde'. Het lied gaat landen, zich wortelen in het leven van mensen. Zo plant een Psalm zich voort. Uit de brokstukken van een oud lied maakt de dichter een nieuw lied. Zangers, die de brokken bij elkaar rapen. 7x in de TENACH 'Zingt de Here een nieuw lied'. 'Nieuw' betekent in de Bijbel altijd 'vernieuwd'.
Henk Abma: Het unieke van de Hemelse pottenbakker is dat Hij zich net zo lang over het misbaksel ontfermt totdat Zijn Naam daarop geschreven staat.
Deze Psalm heeft de volgende 'historische' indeling:
Vers 2,3: ongeveer 1020 vóór Christus, inval van de Filistijnen in Midden Palestina;
Vers 5-7: ongeveer 722 vóór Christus, einde van het Noordelijke rijk, de 10 stammen in ballingschap, Samaria verwoest;
Vers 13,14: ongeveer 586 vóór Christus, de verwoesting van Jeruzalem;
afgewisseld met een refrein als een keervers dat in antwoord op het lied van de priesters werd gezongen door het volk:
O God, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden. (Vers 4)
O God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden. (Vers 8)
O God der heerscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, (Vers 15)
Here, God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden. (Vers 20)
Wanneer werd de Naam van God weer geroepen vergezeld van de bede om herstel, het gebed om bevrijding, terugkeer? Met name onder koning Josia (638-609 vóór Christus). 'Geef ons een terugkeer, een wederoprichting'. Het refrein is er niet zomaar aangeplakt, maar bestaan uit vaste liturgische uitroepen. Op die manier wordt iets tevoorschijn gehaald. Het refrein gaat op die manier iets onderstrepen, iets bundelen. Heel vaak in de Psalmen al die gebeden. Zo worden de verzen 2,3 en 5-7 als losse bloemen door het refrein een boeket en dat is altijd meer dan een stel losse bloemen.

Vers 2,3:
Herder Israëls, neem ter ore! Gij, die Jozef leidt als schapen, Gij, die op de cherubs troont, verschijn in lichtglans. Wek uw sterkte op voor Efraim, Benjamin en Manasse; en kom tot onze verlossing.
Deze verzen vormen het eerste lied in de tijd, de begintijd van Israël, dat toen bestond uit allemaal losse stammen (Richteren). Pas onder David werd Israël een eenheid, daarvoor leefde elke stam op zichzelf. Ongeveer 1020 vóór Christus toen de Filistijnen Midden Palestina bezetten gingen een paar stammen samenwerken. Saul verzamelde de stammen om zich heen om op te trekken tegen de Filistijnen. Let op de plaats van Benjamin: in het midden. Saul kwam immers uit Benjamin.
Drie manieren van het aanspreken van God:
· Herder,
· die Jozef leidt als schapen en
· die zetelt op de cherubs.
Drie gebeden:
· verschijn in lichtglans,
· wek uw sterkte op en
· kom tot bevrijding voor ons.
Deze verzen werden gezongen door de priesters, het volk zong als antwoord het keervers in vers 4:
O God, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden.
Het roept de Naam van God aan met een bede om herstel, een gebed om bevrijding, terugkeer.

Dan het 2e lied in de verzen 5-7.
Here, God der heerscharen, hoelang brandt [uw toorn] tegen het gebed van uw volk? Gij hebt hen tranenbrood doen eten, hen tranen doen drinken in overvloed. Gij hebt ons tot een twistappel voor onze naburen gesteld, en onze vijanden bespotten ons.
Dit lied werd gezongen ongeveer 722 vóór Christus toen de 10 stammen in ballingschap gingen. Samaria werd verwoest, het einde van het Noordelijke rijk. Tranenbrood als dagelijks brood met de verwoesting vers in het geheugen, in de lange duur der verdrukking. De tranen zijn brood geworden; dat duidt op het voortdurende dagelijkse lijden. De Assyriërs buitten het land uit. Er werd een beroep gedaan op de Eeuwige, twabu Myhla ('Elohim tsebaot'), de Here der heerscharen. Weer gevolgd door het keervers gezongen door het volk in vers 8, gelijk aan vers 4 met de toevoeging:
O God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden.

Psalm 80:9-17 is qua vormgeving net een wijnstok. Soms wordt een lied wat het uitbeeldt.
Vers 9-12:
Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven, Gij hebt volken verdreven en hem geplant. Gij hebt [de grond] voor hem toebereid, zodat hij wortelen schoot en het land vulde. Bergen waren met zijn schaduw bedekt, en ceders Gods met zijn twijgen; hij breidde zijn takken uit tot aan de zee, zijn scheuten tot aan de Rivier.
Het beeld van de wijnstok begint bij de uittocht uit Egypte en gaat over in de intocht in Kanaän. Zo is Psalm 80 eigenlijk een wijnstok met zijn wortels in de geschiedenis van Israël. Met takken naar alle breedtes, alle delen van Israël, reikhalzend naar de toekomst van een definitieve bevrijding.

Vers 13,14:
Waarom hebt Gij zijn muren doorbroken, zodat ieder die langs de weg voorbijgaat, ervan plukt, het everzwijn uit het woud hem afvreet, en wat op het veld zich roert, hem afweidt?
Het is ongeveer 586 vóór Christus, de verwoesting van Jeruzalem. Het everzwijn staat voor Nebukadnesar.

Vers 15 (het refrein keert weer terug, maar nu in een gewijzigde vorm:)
O God der heerscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij U hebt grootgebracht. Als afval is hij met vuur verbrand; door uw dreigende aanblik gaan zij te gronde.
God, wilt Gij terugkeren, niet meer: laat ons terugkeren.

Vers 17-20:
Als afval is hij met vuur verbrand; door uw dreigende aanblik gaan zij te gronde. Uw bescherming zij over de man van uw rechterhand, over het mensenkind dat Gij U hebt grootgebracht. Dan zullen wij niet van U wijken; maak ons levend, dan zullen wij uw naam aanroepen. Here, God der heerscharen, herstel ons, doe uw aanschijn lichten, opdat wij verlost worden.

Weer een bede. Een verlangen naar herstel na de ondergang van Jeruzalem. Daar wordt de verwoesting van de stad en de tempel het diepst gevoeld. Zo eindigt deze Psalm met het refrein in een bede om het herstel, opdat wij bevrijd worden. De Psalm eindigt in de toonaard van verwachting. Vanaf Richteren, Samaria en Jeruzalem klinkt het refrein door: 'Heer der heerscharen, herstel ons, laat Uw aangezicht lichten', want dan worden we voorgoed bevrijd.

Top


Psalm 81
In deze Psalm wordt de uittocht uit Egypte en het verblijf in de Sinaï, de bevrijding uit de slavernij op een heel aparte manier beschreven.

Vers 6:
Hij stelde het als een getuigenis in Jozef, toen Hij uittoog tegen het land Egypte. Ik hoor een taal, die ik niet kende:
God trekt uit over het land Egypte. De taal die ik niet kende, is de taal van de bevrijding, de verlossing.

Vers 7:
Ik heb zijn schouder van de last ontheven, zijn handen werden vrij van de draagkorf;
Letterlijk staat er: Zijn handen gingen voorbij aan de draagkorf. Je hoeft de last niet meer te dragen: dat is die nieuwe onbekende taal.
Boven deze Psalm zou men eigenlijk kunnen zetten: 'eervol ontheven'. Tegelijk is deze Psalm profetisch: de uittocht uit Egypte staat model voor de bevrijding die komt. De rabbijnen nemen aan dat God die bevrijding net zo doet als de uittocht uit Egypte. Eindtijd wordt een exodus. Het boek Openbaring is geschreven in de beeldtaal van de exodus.
Top


Psalm 82
Een rechtsgeding. Veel Psalmen gemaakt en gezongen in de ballingschap door mensen die het land niet meer hadden.

Vers 1:
God staat in de vergadering der goden, Hij houdt gericht te midden der goden.
God staat in de vergadering der goden, letterlijk: in de Gods vergadering. God gaat richten. Stel je dat beeld eens voor: alle goden in de beklaagdenbank. Zij hebben eeuwen lang in hun eigen domein de dienst uitgemaakt. Die goden zijn de engelvorsten zoals de vorst van de Grieken of de Perzen. Het zijn de 'overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis' waarover in Efeze 6:12 geschreven staat. En dan gaan die zangers zingen van de dag die komt wanneer God al die goden op het laatste appèl roept. Wat is de vraag die hun gesteld wordt?

Vers 2:
Hoelang zult gij onrechtvaardig richten, en de goddelozen gunst bewijzen? sela
Waar begint die vraag mee? ytm-de ('ad mataj')? Tot wanneer? Elke keer klinkt die vraag: Psalm 6, 13, 79 tot aan Openbaring 6:10. Die vraag komt uit de klaagliederen in de gebeden van Israël. Letterlijk gaat de tekst verder met: 'en het aangezicht van de afbrekers opheffen'.
God neemt met die vraag 'ad mataj' de roep van Zijn volk over, draagt het verder op Zijn stem.
Henk Abma: Soms zijn de gebeden van mensen heel erg in de diepte. Net als een mol en net het geluid van een mol: een paar korte piepjes. Soms zijn de gebeden van die heiligen alleen nog maar korte piepjes.
God pakt die roep op en draagt die roep voor de goden met Zijn goddelijke kracht.
En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en hem werd veel reukwerk geschonken om het te geven, met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon. En de rook van het reukwerk, met de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op. (Openbaring 8:3,4)
God stemt in met die gebeden als een bewijs hoe zeer de mens een partner mag zijn van Hem. Ik geef jullie het eerste woord, dan neem Ik het over. God formeert Zijn roep uit datgene wat mensen roepen.

Vers 3,4:
Richt de geringe en de wees, doet recht de ellendige en de behoeftige, bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand.
Letterlijk staat er in het laatste deel van dit vers: 'doet ontkomen de geringe en de arme uit de hand van de afbrekers, rukt hen uit!' God neemt examen af met maar één vraag: 'Wat heb je met de kleintjes gedaan?' Dat zijn de mensen die in de TORAH centraal staan.
Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. (Zacharia 13:7 Statenvertaling; de NBG-vertaling 'tegen de kleinen' is verkeerd).
Richten is rechtzetten!

Vers 5:
Zij weten niets en begrijpen niets, in duisternis wandelen zij rond; alle grondvesten der aarde wankelen.
De goden staan met de mond vol tanden, zij laten het afweten. 'Alle grondvesten der aarde wankelen' zingt de Psalmdichter hier. 'Grondvesten' komt weer terug in Psalm 87:1: Zijn stichting ligt op heilige bergen;
Buber vertaalt hier: 'Seine Gründung auf den Heiligungsbergen'. Het is hetzelfde stamwoord in beide Psalmen. In deze Psalm wankelen de grondvesten, doorzingen in Psalm 83, 84, 85, 86 en dan in 87 aankomen bij het fundament van God. Zijn grondslag, Zijn onwrikbare vastigheden heeft God gelegd op 'bergen Hem geweid'.

Vers 6,7:
Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten; nochtans zult gij sterven als mensen, als een der vorsten zult gij vallen.
Het 'vonnis' wordt geveld: 'gij zult sterven als 'adam', als een mens'. Kunnen die wereldbeheersers dan doodgaan? Dr. F.de Graaff stelt in zijn boek 'Als de goden sterven' dat het slaat op het einde van een cultuur, een beschaving. Die koninkrijken komen aan een einde. In de loop der eeuwen zijn ze voorbij gegaan, de Grieken, Romeinen, Azteken, Karel de Grote, Alexander de Grote, Napoleon, Hitler enzovoort. En met deze uitspraak zou je verwachten dat deze Psalm zou eindigen, maar dan komt vers 8 nog.

Vers 8:
Sta op, o God, richt de aarde, want Gij bezit alle volken.
'Richt de aarde of het land, want Gij zelf (met nadruk in de Hebreeuwse grondtekst) bezit alle volken'. Wie spreekt dit uit? God niet! Eigenlijk is het een soort gebed: 'Sta op, o God' zegt de psalmdichter namens Israël (pars pro toto). Als we nog even het beeld van de rechtszaal erbij halen heeft God Zijn beschuldigingen tegen de goden ingebracht, zijn vonnis uitgesproken en dan ineens gaat de deur van de rechtszaal open en komt Asaf binnen, die tempelzanger. God wenkt hem naar voren en zegt 'heb jij nog iets te zeggen, Asaf?' Het wordt doodstil in de zaal zoals Johannes het beschrijft in Openbaring 8:1:
En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang.
En dan spreekt Asaf die woorden in vers 8. Dan is het klaar. In het rechtsgeding is het laatste woord aan de mens, gebeukt en geslagen. Of zoals Elie Wiesel het uitdrukt: 'het laatste woord is aan het slachtoffer', niet aan de goden of tyrannen. Daarom dat achtste vers, de ontknoping dat er blijkbaar mensen zijn die dat kunnen roepen. Elie Wiesel: 'de doden zullen oordelen'. De mens wordt uitgenodigd om achter de groene tafel plaats te nemen.
Top


Psalm 83
In deze Psalm ineens weer die dreiging. De geschiedenis van de ballingschap, de benauwdheid komt weer terug.

Vers 2:
O God, houd U niet stil, zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God.
'zwijg niet voor Uzelf, wees niet stom voor Uzelf, sluit U niet op in een stilzwijgen' staat er letterlijk. 'Werkeloos' is een passief woord, kan zelfs vertaald worden met 'wees niet ontoegankelijk'.

Vers 4-6:
zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen. Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht. Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten:
'Beschermelingen' is een bijzonder woord, letterlijk staat er: 'Uw opgespaarden' (Jessie Penn Lewis: 'thy hidden ones'). Deze verzen tonen de prijs der geschiedenis, een complot: 'als volk verdelgen', het diepste punt. Zodat de naam van Israël wordt uitgeveegd uit de geschiedenis. Telkens weer de tactiek van de tegenstander om de sporen van Israël uit de historie uit te wissen. Dan heeft God geen bondgenoot meer. Dan heeft de Eeuwige geen geschiedenis meer.

Vers 13:
die zeiden: Wij willen in bezit nemen de woonsteden Gods.
Letterlijk staat er voor 'woonsteden' het woord 'oasen'. In bezit nemen de oasen van God in de wereld, ook de laatste oase uitvegen, zodat de wereld enkel een woestijn wordt.

Vers 14-17:
Mijn God, maak hen als een werveldistel, als kaf voor de wind. Gelijk een vuur dat het woud verbrandt, gelijk een vlam die de bergen in laaiende gloed zet, vervolg hen zo met uw storm, verschrik hen met uw wervelwind; overdek hun aangezicht met schande, opdat zij uw naam zoeken, o Here.
Deze verzen vormen een wonderlijk gebed. Het gaat hier de psalmdichter om het hele rijtje dat is opgesomd in de verzen 7 tot en met 12: Edom, de Ismaëlieten, Moab, de Hagrieten, Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus, Assur, de zonen van Lot. Ze zullen worden als Midjan, met al hun vorsten en als Sisera en Jabin. Een gebed om wraak met een doel: 'opdat zij Uw Naam zoeken'. Daar is het uiteindelijk om te doen!

Vers 18,19:
Laten zij voor immer beschaamd en verschrikt worden, schaamrood worden en te gronde gaan, opdat zij weten, dat alleen uw naam is: Here, de allerhoogste over de ganse aarde.
Opdat zij weten en zullen bekennen dat Gij (met nadruk), Uw naam is Adonai. Blaas die volken in de ballingschap ('verschrik hen met uw wervelwind') opdat zij zich kunnen bezinnen. Het doel van de wraak is de bekering, de wraak heeft een positief doel. Het is ook het motief bij de profeet Ezechiël: en zij zullen bekennen dat er maar één Naam is, de Naam van de Eeuwige, de Allerhoogste.
Psalm 83 eindigt bijna net zo als Psalm 82: God bezit de hele aarde.
Kernpunt: Wraak is herstel van recht! Wraak is doelgericht!
Top


Psalm 84
Een hele stoet pelgrims gaat op weg, een pelgrimstocht. Ze komen vanuit de landen, de ballingschap.

Vers 3:
Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des Heren; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God.
'Mijn hart en mijn vlees jubelen naar de levende God toe' staat er letterlijk. Het geeft die beweging aan, ze komen vanuit die landen, die ballingschap.

Vers 4:
Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen neerlegt: uw altaren, o Here der heerscharen, mijn Koning en mijn God.
God heeft een huis speciaal voor de musjes, geen beschermde vogel, het minst in tel. Zelfs die mus vindt een huis bij God. Mus in het Hebreeuws is rwpu ('tsipor'), hrwpu ('tsiporah'), de vrouw van Mozes. De naam van de bekende Franse zangeres Edith Piaf betekent 'straatmus' (haar artiestennaam). Die naam gaf uitdrukking aan hoe ze zichzelf voelde en zag. Maar zelfs vindt de 'piaf' een huis.
Eén zwaluw mag wel thuiskomen in het huis van God. rwrd ('deror'), zwaluw, kan ook vrijlating betekenen. 'Zo vrij als een vogel, een zwaluw'. Deze kwetsbare vogeltjes hebben een plek in het huis van de Here der heerscharen.

Vers 7:
Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen; ook hult de vroege regen het in zegeningen.
Letterlijk staat er 'door het dal van het geween'. Buber vertaalt hier ook letterlijk: "durchschreitend das Tal des Weinens". Het tranendal als het symbool van de twlg ('galoet'), de ballingschap.
De Statenvertaling van dit vers luidt: Als zij door het dal der moerbeziënbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
Zij stellen God als de bron in de woestijn.

Vers 8:
Zij gaan voort van kracht tot kracht en verschijnen voor God in Sion.
De Statenvertaling van dit vers luidt: Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk [van] [hen] zal verschijnen voor God in Sion.
André Neher vertaalt hier: 'van werk tot werk'. Buber vertaalt met: 'Sie gehen von Tucht zu Tucht; man wird sich sehen lassen vor Gott auf dem Zion'. Telkens mogen ze iets tot stand brengen voor Hem en zij worden gezien bij God in Sion. Zo is Psalm 84 een pelgrimstocht op weg naar Sion.
Top


Psalm 85
Deze Psalm sluit aan bij het gebed om de terugkeer. Deze terugkeer is het centrale motief in deze Psalm en hoort op deze wijze helemaal bij het Jubeljaar, het jaar van de terugkeer.

Vers 2:
Gij zijt uw land goedgunstig geweest, o Here, in het lot van Jakob hebt Gij een keer gebracht;
Het eerste wat men hoort in deze Psalm is dat de Here Zijn land 'goedgunstig' is geweest, letterlijk ook te vertalen met 'welgevallen gehad'. En dit is één van de sleutelwoorden in Leviticus 25 en 26.
Dan zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn sabbatsjaren vergoeden. Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet. (Leviticus 26:34,35)
De erfenis van het huidige individualisme is dat 'losse' mensen met elkaar een gemeente vormen. Het gevaar is dat men dan zo gaat vergeten dat God een God van heel de aarde is, van een geheel en niet alleen van 'losse' mensen. Vanuit het 'pars pro toto'-principe staat 'het volk' er namens alle volken en het 'land' namens de hele aarde. 70 zonen van Israël, 70 volkeren, voor elke zoon van Israël een volk. God is groter dan onze beperkingen. Daarom het begin: 'Gij hebt een terugkeer gebracht'. De Statenvertaling spreekt over de terugkeer van Jakob:
Gij zijt Uw lande gunstig geweest, HEERE! de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend.

Vers 3:
Gij hebt de ongerechtigheid van uw volk vergeven, al hun zonden bedekt. sela
Letterlijk staat er voor 'bedekt' 'gedragen'. Laat Mij het maar dragen! God draagt wat niemand dragen kan of wil.

Vers 4:
Gij hebt weggedaan al uw verbolgenheid, U afgewend van uw brandende toorn.
Letterlijk staat er in dit vers: 'Gij hebt al Uw verbolgenheid ingezameld', waarbij verbolgenheid zoiets als 'uitvaren in gramschap' betekent, al dat 'uitvaren' is ingezameld. Voor 'Uw brandende toorn' staat letterlijk: 'van de gloed van Uw adem'.

Vers 5:
Herstel ons, o God van ons heil, doe teniet uw afkeer van ons!
Letterlijk luidt dit vers: 'doe ons terugkeren, o God van onze bevrijding, breek uw afkeer over ons'.

Vers 7:
Zult Gij ons niet doen herleven, opdat uw volk zich in U verheuge?
Letterlijk staat hier: 'zult Gij niet terugkeren en ons doen leven' als een gebed.
Dr. F.de Graaff: Het kan zijn dat er een moment komt dat een mens, een volk de weg niet meer terug kan vinden, dan rest er slechts nog één gebed: 'Heer, wilt U terugkeren?'

Vers 8:
O Here, toon ons uw goedertierenheid, en schenk ons uw heil!
Letterlijk: 'Adonai, toon ons Uw verbondstrouw en schenk ons Uw bevrijding'.

Vers 9:
Ik wil horen wat God, de Here, spreekt; want Hij zal van vrede spreken tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten; maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid.
Met dit vers begint een nieuwe fase: 'ik wil horen'. Voor 'gunstgenoten' kan ook 'bondgenoten' gelezen worden. W.A.M.Beuken heeft de vertaling 'gunstgenoten' genoemd: een verwaarloosde erfenis van de Statenvertaling. Zo komt in de laatste verzen iets op gang, een soort kettingreactie, te beginnen bij vers 10.

Vers 10:
Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat heerlijkheid in ons land woont.
De beloften van God gaan landen. Er is hoop voor de aarde. We krijgen voet aan de grond. Een christen heeft hoop voor de aarde. Zijn bevrijding of vrijheid is nabij voor wie ontzag hebben voor Hem, zodat dwbk ('kabod'), gewicht, lichtglans, of de Aanwezigheid van God, of: waardigheid, woont in ons land. Land: Ura ('erets') is ook: aarde. De hemel is geïnteresseerd in de aarde. Wij mogen niet de aarde prijsgeven. De Here is de God des hemels èn der aarde. De beloften van God krijgen vaste voet op aarde. Eén van de principes van het Hebreeuwse, het Joodse denken is dat God niet zonder de aarde wil. Als de aarde zou ophouden te bestaan, zou God niet meer God zijn. 'Wijlen planeet de aarde' (The late planet earth) is een vorm van godslastering.
'mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde'. (Genesis 9:13)
God heeft een verbond met de aarde!

Vers 11:
Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar,
tmaw dox ('Chésèd' en 'emet'), verbondstrouw en waarheid zijn een vast tweetal, een echt-paar. Zoals 'gerechtigheid en vrede', MwlSw qdu ('tsedeq' en 'sjalom"), ook bij elkaar horen. Meestal vormen gerechtigheid en recht ook een vaste combinatie.

Vers 12-14:
trouw spruit voort uit de aarde, en gerechtigheid ziet neder van de hemel. Ook zal de Here het goede geven, en ons land zal zijn gewas voortbrengen; gerechtigheid zal voor Hem uitgaan en zijn schreden richten op de weg.
Trouw spruit voort uit de aarde en gerechtigheid uit de hemel, hemel en aarde ontmoeten elkaar, het herstel. Dat uitspruiten is ook een motief in Jesaja 61:11:
Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volken.
Dus ook in de tijd van de wederoprichting na de galoet (de ballingschap). Soms uit de dorre aarde, maar het zal vrucht dragen. Zo zal het gaan gebeuren, misschien soms met één. Jezus, de Messias, wandelde op de aarde, in trouw. In Hem zag je de trouw uit de aarde voortspruiten.
Samengevat zien we dat de terugkeer uit de ballingschap van twee kanten komt. God komt terug en de ballingen komen terug. Hij komt tot de Zijnen. Van weerskanten gaat het gebeuren. In dit lied, in dit gebed begint dat. De Korachieten zingen hierover in deze Psalm en daar waar mensen deze Psalm weer gaan ontdekken gaat het weer gebeuren. Op weg naar de woorden, je erin gaan thuis voelen. Op die manier wordt het ons lied, geen lied meer uit een ver verleden, maar een gebed voor vandaag. Zo dragen psalmen het herstel waar ze over zingen in zich net zolang tot ze waar worden.
maar één ding [doe ik]: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! (Filippenzen 3:14-16)
Net zolang tot heel de aarde bedekt zal zijn met de kennis van God. De Schepper niet scheiden van Zijn schepping, zoals een beeldhouwer niet van zijn beeld. Het zou zeer tactloos en onbarmhartig zijn tot een beeldhouwer te zeggen: Je maakt toch gewoon weer een ander beeld. Neen! Dit beeld is het werk zijner handen, hier heeft Hij Zijn hart in gelegd.
Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij in het land komt, dat Ik u geef, dan zal het land rusten, een sabbat voor de Here. (Leviticus 25:2)
Er komt een sjabbat voor de aarde.
dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken. (Leviticus 26:42)
God volgt het spoor terug, net zolang totdat Hij Zijn land weer gevonden heeft. Dan voelt Hij zich eindelijk thuis. God gaat ook thuiskomen, maar wel op de aarde.
Top