Het boek der Psalmen (deel 4)
Een studie van Dr. K.D.Goverts
Laatst gewijzigd:
10.05.2001
Inhoud
Inleiding op het vierde Psalmboek (Psalm 90 t/m 106)
Psalm 90
Psalm 91
Psalm 93
Psalm 102
Psalm 104
Inleiding
Zoals bekend uit het overzicht in deel 1 gaan dit 4e Psalmboek en het boek Numeri
hand in hand. Het boek Numeri, in het Hebreeuws rbdmb
('Be midbar'), 'In de woestijn' genoemd. Het woestijnverhaal dus, het verhaal
dat vertelt over heel die eindeloos lijkende woestijntocht. De eerste acht hoofdstukken
van Numeri vertellen over de tent, de tabernakel als de woning van God tijdens
deze tocht. Een tent temidden van de tenten als het teken dat God bij de mensen
wil wonen. Zo reiken ook het boek Numeri en het einde van het boek Exodus elkaar
de hand over het boek Leviticus heen, vertellend over die tent van God. Als die
tent er niet geweest was konden we de tent wel sluiten. Met die tent in het midden
is het goed kamperen, een teken van hoop, een lichtglans over heel dat tentenkamp.
De tent van de Eeuwige, Hij gaat mee op reis (Numeri 9). Zo gaat Hij Zijn volk
voor in wolk en in vuur. Zo gaat Hij ons ook voor: Hij geeft Uw leven weer zin
en duur.
Numeri is ook het boek van de tragiek. Na de eerste tien hoofdstukken lijkt de
tocht al bijna ten einde, het volk al bijna thuis. Vanaf Numeri 11 gaat het niet
meer. In plaats van enkele weken wordt het een tocht van 40 jaren, een hele lange
tocht, een eindeloze rij.
Het samenraapsel nu, dat zich onder hen bevond, werd
met gulzig begeren vervuld; ook de Israëlieten begonnen weer te jammeren en zeiden:
Wie geeft ons vlees te eten? Wij denken terug aan de vis, die wij in Egypte aten
om niet, aan de komkommers en de meloenen, het look, de uien en het knoflook.
(Numeri 11:4,5)
Dan worden de verspieders uitgezonden (Numeri 13) en huilt het hele volk na hun
terugkeer:
Toen verhief de gehele vergadering haar stem en het volk
weende in die nacht. Al de Israëlieten morden tegen Mozes en Aäron; en de gehele
vergadering zeide tot hen: Och, waren wij in het land Egypte gestorven, of waren
wij in deze woestijn gestorven! (Numeri 14:1,2)
Slechts Jozua en Kaleb gaven een ander beeld en bleven op God vertrouwen met als
gevolg dat ze bijna gestenigd werden. Deze scène roept het beeld op van de twee
getuigen uit Openbaring 11, die bijna ter dood gebracht werden.
Het is een dieptepunt in deze woestijntocht dat ook vanouds als een treurdag in
Israël op de 9e van de vijfde maand, de verwoesting van de tempel, mede wordt
herdacht. Het blijven rondzwerven in die eindeloze woestijn weerspiegelt ook het
beeld van die eindeloze ballingschap. Naast het boek Numeri dit 4e Psalmboek,
dat begint met een reeks Psalmen vanaf 90 tot en met 100 als een soort vervolgverhaal.
Daarin wordt al psalmzingend achter elkaar iets verteld met het oog op de toekomst
(profetisch). Elie Wiesel: 'verwacht geen wonderen, maar zeg de Psalmen'. Al psalmenzeggend
kom je door die woestijn heen. Zo ga je op weg naar het koningschap van de Eeuwige,
want daar loopt het op uit. God gaat koning worden over de hele aarde. De Psalmen
in een Messiaans perspectief. Als je zo die 11 Psalmen op een rij zet vormen zij
een soort tunnel aan het einde waarvan het licht gaat schijnen. A.Heschel, de
grote Joodse denker en filosoof, stelt: 'het Joodse volk zijn de bouwers in de
tijd. Allerlei andere volkeren bouwen in de ruimte'. Zo richt het Joodse volk
een gebouw op in de tijd in de vorm van de erediensten, de gebeden en de psalmen.
De rij begint bij Psalm 90, bij Psalm 100 eind in zicht, licht in zicht. Nu daagt
het in het Oosten.
Top
Psalm 90
De eerste Psalm uit die Psalmenrij, een gebed van Mozes, de man Gods. In hem ook
weer de relatie met Numeri, voortdurend loopt hij voorop in die tocht door de
woestijn met het volk achter zich aan. Staande aan het begin van die tocht en
aan het einde. Maartje v. Tijn: Mozes was een overlevende. De overlevende heeft
levenslang, overleven is ongeneeslijk. Hij heeft tijdens die tocht een hele generatie
zien gaan, een heel geslacht ten grave gedragen. Resteren nog Jozua en Kaleb.
Zo omspant Mozes die 40 jaar in die woestijn en de 120 jaar van zijn eigen leven.
Psalm 90, van oudsher een oudjaarsgebed, toch is het meer dan dat.
Vers 1, 2:
Here, Gij zijt ons een toevlucht geweest van geslacht
tot geslacht; eer de bergen geboren waren, en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
Het eerste woord van deze Psalm is 'Adonai', het begint met de verbondsnaam. Gij
zijt ons een toevlucht, een Nwem ('ma`on'). Chouraqui
vertaalt dit woord met 'logis'. Met die vraag zit je wel eens: 'wordt er ook voor
logies gezorgd? Als het even kan vol pension graag'. Gij zijt voor ons geworden
een onderdak, een verblijf, een plek om over te blijven. Midden in die woestijn,
te midden van alles wat gaat en komt 'in geslacht en geslacht'. Mozes heeft er
in zijn leven veel zien gaan. Maar voor God zijn ze niet kwijt daar in die woestijn.
Ze zijn niet buiten de hand van God, zoals de titel van een boek beweert: 'Zij
vielen uit Gods hand'. Gerrit Achterberg kwam tot de ontdekking: toch niet, ze
vielen toch niet uit Gods hand. In de woestijn toch nog een 'chapelle ardente'.
Veilig in Jezus' armen, veilig aan Jezus' hart. Eer de bergen verwekt, gebaard
werden en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht, van 'oertijd tot eindtijd',
van Mlwe-de Mlwe ('olam ad olam') zijt Gij God. Met
Mlwe ('olam') wordt ook vaak de verborgen, alleen bij
God bekende tijd - verleden en toekomst - aangeduid. Dus anders gezegd: 'van verborgen
tijd tot verborgen tijd zijt Gij God'. Zo zetten de eerste twee verzen als het
ware de toon, als een soort anker voor je ziel.
Vers 3:
Gij doet de sterveling wederkeren tot stof, en zegt:
Keert weder, gij mensenkinderen.
Net of de 'sterveling', Swna ('enosj'), sterfelijk
mens of mensje, gaat landen. Letterlijk staat er in plaats van 'tot stof', 'tot
verbrijzeling'. 'Keert weder': dit verstaan de Joodse wijzen als: de hbwSt
('tesjoebah'). De omkeer: keert terug (tot uw oorsprong, tot uw God). De rabbijnen
spreken in geestelijke zin over de terugkeer van de mens als deze zich van binnen
gaat omkeren. Met een verbroken, verslagen hart. Joodse uitdrukking van Rabbi
Nachman: 'er is niets zo heel als een gebroken hart'. Als een mens terugkeert
tot Zijn Schepper is deze nog nooit zo dicht bij Hem geweest. Vers 3b bevat de
uitnodiging door de Vader: 'kinderen kom naar huis'. Het verhaal van de verloren
zoon in één tekst. Eigenlijk staat er 'gij mensenzonen', Mda-ynb
('beni adam'). 'Bene Israël' in het midden van een wijde cirkel daar omheen 'Bene
Adam', heel de mensheid.
Vers 4:
Want duizend jaren zijn in uw ogen als de dag van gisteren,
wanneer hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake.
1000 jaar zijn als gisteren, ze gaan voorbij als één dag, als een nachtwake. Zo
beleeft God heel het wereldgebeuren, als een nachtwake, een slapeloze nacht voor
God. God doorwaakt de nacht. Lied: Gij doorstaat, doorwaakt de nacht, elk seizoen,
elk getij. Als een moeder, die wakker is en niet kan slapen, die wacht op haar
kinderen, die nog buiten zijn. Moeder: het charisma van de slapeloosheid.
Gedicht van Barthold v.Ginkel:
Eén dag duurt bij U duizend jaren
Want Gij zijt met ons hart bedroefd van dag tot dag. (....)
Ons leed wordt in uw leed gegroefd.
Gij laat u met die last bezwaren.
Eén dag duurt bij U duizend jaren.
en Gij wilt U met die last bezwaren.
Het is een aanduiding hoe intens God de tijd beleeft. In één dag gebeurt zoveel
als in 1000 jaar. Vergelijk het verhaal van de koning in Ester 6:1,2:
In diezelfde nacht was de slaap van de koning geweken.
Toen beval hij het gedenkboek, de kronieken, te brengen, en zij werden de koning
voorgelezen. En toen men geschreven vond wat Mordekai aan het licht had gebracht
over Bigtan en Teres, twee hovelingen des konings, die tot de dorpelwachters behoorden,
dat zij getracht hadden de hand aan koning Ahasveros te slaan,
Het verhaal in de boeken met het doel op de geschiedenis en op het voorlezen.
Zalig hij die voorleest en zalig zij die horen.
Vers 5, 6, 7:
Gij spoelt hen weg; zij zijn als een slaap in de morgen,
als het gras dat opschiet; in de morgenstond bloeit het en het schiet op, des
avonds verwelkt het en het verdort. Want wij vergaan door uw toorn, door uw grimmigheid
worden wij verdelgd;
Het gaat eigenlijk heel vreemd met die tijd. Net alsof het alleen maar nacht is
met even een verwijzing naar de morgen en de avond. Vers 7 letterlijk: 'want wij
worden voleindigd in Uw toorn'. Toorn is in de Bijbel steevast: de toorn der hoop!
Is nooit negatief. Ernst Bloch: Zorn der Hoffnung. In Uw gloed worden wij ontbonden.
Vers 8:
Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke
zonden in het licht van uw aanschijn.
Het positieve doel wordt dat alles wat heimelijk weggestopt is een einde krijgt.
Soms hebben mensen pijn en schaamte om wat niet deugt te vertellen. De last wordt
dan steeds zwaarder en men heeft het gevoel dat men het nergens kwijt kan. Al
onze verborgenheden gaat God nu stellen in het licht van Zijn aangezicht. Niet
om dan te zeggen: nu ga je er aan, maar om je te genezen. Het licht van Zijn aangezicht
is iets dat geneest. Letterlijk staat er: 'Gij plaatst onze ongerechtigheden,
krankheden tegenover U'. Chouraqui vertaalt: onze 'obscurité', waarover het licht
gaat schijnen. In Numeri 6:22-27 wordt geschreven over het 'aangezicht van God'.
Het fatale is als men het aangezicht uit Numeri 6 gaat loskoppelen van het aangezicht
in Psalm 90. Deze God is één en heeft dus ook één aangezicht.
De HERE nu sprak tot Mozes: Spreek tot Aäron en zijn
zonen: Zó zult gij de Israëlieten zegenen: De HERE zegene u en behoede u; de HERE
doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de HERE verheffe zijn aangezicht
over u en geve u vrede. Zo zullen zijn mijn naam op de Israëlieten leggen, en
Ik zal hen zegenen. (Numeri 6:22-27).
Mozes (zijn gebed in Psalm 90) krijgt opdracht om Aäron, zijn broer, deze zegen
te laten uitspreken, te laten vertellen wat het aangezicht des Heren voor de Israëlieten
betekent. Zo horen het gebed van Mozes en de zegen van Aäron bij elkaar; het zijn
broeders, zoals Mozes en Aäron broeders zijn. Beide gaan over dat éne aangezicht
van de Eeuwige.
Vers 9 - 11:
Want al onze dagen gaan voorbij door uw verbolgenheid,
wij voleindigen onze jaren als een gedachte. De dagen onzer jaren, daarin zijn
zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren; wat daarin onze trots
was, is moeite en leed, want het gaat snel voorbij, en wij vliegen heen. Wie kent
de sterkte van uw toorn, en uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
Deze verzen vormen een soort meditatie van Mozes. Telkens heeft Mozes het zien
gebeuren daar in die woestijn: al onze dagen gaan voorbij door Uw 'uitvaren' en
onze jaren voleindigen zich als een 'verzuchting', als een hgh
('hageh' of 'hagah') (betekent ook: 'het koeren van een duif'). Wat daarin onze
bhr ('rahab'), letterlijk onze 'onstuimigheid', was,
is moeite en leed dat snel voorbij gaat en wij vliegen heen. Wie kent 'de weerbaarheid
van Uw adem' en Uw uitvaren?
Vers 12:
Leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart
bekomen.
Dagen tellen. Bijbelse mensen tellen altijd in dagen, als een geschenk van God.
Elke keer een dag! Morgen weer een dag! Tijd op mensenmaat.
Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want
de dag van morgen al zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn
eigen kwaad (Mattheüs 6:34).
In dit vers is Mozes eerst meditatief en dan ineens een wending:
Vers 13:
Keer weder, o Here! Hoelang nog? en ontferm U over uw
knechten.
Nu zegt hij ineens: keer weder, o Here! In vers 3 zegt God: keer weder, gij mensenkinderen.
Nu zegt de mens ineens: keert U weder (Zie aantekening bij Psalm 85:7, opmerking
van Dr. F. de Graaff).
Ook hier weer die roep ytm-de ('ad mataj'), 'tot wanneer',
'hoelang nog?' Elke keer klinkt die vraag (zie aantekening bij Psalm 82:2). Ontferm
of vertroost U over uw knechten. Verwijzing naar Genesis 6:5-7 letterlijk:
De HERE zag het kwaad, de HERE troostte zich, ja Hij
maakte de mens op de aarde, Hij zwoegde zich af tot in zijn hart (...), ja, Ik
troost me, ja, Ik maakte hen
Rabbijns verhaal over een gesprek tussen God en de engelen over de mens:
De engelen zeggen bij de schepping: zoudt Ge er wel aan beginnen, aan die mens!
En ze citeren Psalm 8: Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? Maar God, in Zijn
moederlijke tederheid zegt: Ik maak de mens tóch, Ik begin er wél aan. Daarom
kan Ik niet van ze scheiden.
Vers 14:
Verzadig ons in de morgenstond met uw goedertierenheid,
opdat wij jubelen en ons verheugen al onze dagen.
Heel de geschiedenis is als een wake in de nacht en dan even bij God op bezoek
'in de morgenstond' met Zijn dox ('chèsed'), met Zijn
verbondstrouw. Eens komt de grote morgen!
Vers 15-17:
Verheug ons naar de dagen waarin Gij ons hebt verdrukt,
naar de jaren waarin wij onheil hebben gezien. Laat uw werk aan uw knechten openbaar
worden, en uw heerlijkheid over hun kinderen; de liefelijkheid van de Here, onze
God, zij over ons, en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk
onzer handen, bevestig dat.
Zo eindigt deze Psalm met de lieflijkheid Men ('no`am'),
ook wel 'mildheid', 'bevestig het'. Letterlijk 'zet het vast', dat werk van je
handen. Zo zijn al die werken, al ons gezwoeg is niet tevergeefs. Wilt U het vastleggen,
dat het mag blijven door de tijd heen? Nwem ('ma`on')
(uit vers 1) en Men ('no`am'), precies dezelfde letters,
alleen achterste voren, een anagram genoemd. Zo vormen deze woorden elkaars spiegelbeeld,
raken ze elkaar aan. De schuilplaats en de mildheid vormen zo het kader om deze
Psalm heen. Daartussen vertelt Mozes over alle misère, pijn en gemis. Zo wordt
ook ons leven omsloten door God als een schuilplaats waarin Hij Zijn mildheid
toont. Citaat van André Neher: 'Na het einde komt het begin'.
Top
Psalm 91
Deze Psalm en Psalm 3 behoren van oudsher tot het Joodse nachtgebed. Het nachtgebed,
de nocturne. De betekenis van woorden verschuift in de tijd, in het moderne Frans
betekent nocturne 'koopavond'. Uitdrukking van Nietzsche: in plaats van het gebed
hebben we tegenwoordig de krant. Een stukje tragiek van de moderne mens, in vroeger
tijden opstaan met gebed, nu met de krant. In het hart van het boek Handelingen,
Hoofdstuk 16, staat het verhaal van Paulus en Silas, die 'omstreeks middernacht'
begonnen te bidden en te lofzingen (vers 25,26). Misschien hebben ze deze Psalm
wel gebeden als hun vaste gewoonte. In het duister van de kerker, zonder horloge
voelden ze aan hoe laat het was. Tijd voor het nachtgebed, de ongelofelijke kracht
van het ritueel. De kerker was er niet tegen bestand.
Te middernacht sta ik op om U te loven wegens uw rechtvaardige
verordeningen. (Psalm 119:62).
In de structuur van deze Psalm is er weer sprake van een soort driedeling met
de verzen 1 en 2 als de basis, de grond, gevolgd door de verzen 3 tot en met 13
waarin de Psalm zich als het ware ontvouwt in allerlei situaties, uitmondend tenslotte
in de verzen 14 tot en met 16 waarin het toekomstperspectief wordt aangegeven.
'Ik' haal hen omhoog in het kennen van Mijn Naam, de schaduw waar ze in mogen
leven. Een structuur, die ook te vinden is in Psalm 92, de verzen 2 tot en met
5 de grond en de verzen 13 tot en met 16 het perspectief.
Vers 1, 2:
Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten,
vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en
mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw.
Letterlijk begint dit vers met: 'zit', als allereerste woord in de grondtekst.
Zittende of gezeten in de verborgenheid van Nwyle ('Eljon'),
de Allerhoogste, één van die titels van de Here God (vergelijk Genesis 14:18,
19, 20). Waarom is God boven die hele 'godenwinkel' de Allerhoogste? Omdat Hij
kwalitatief anders is! In de schaduw van ydS ('Sjadai').
Volgens de rabbijnse overlevering heeft God 72 namen (vergelijk Lucas 10:1 Jezus,
72 discipelen, die twee aan twee uitgezonden werden).
In dit vers wordt tussen 'gezeten' als eerste en 'overnachten' als laatste woord,
verteld over de schuilplaats van 'Eljon' en de schaduw van 'Sjadai'. 'Leven in
de schaduw van een ander', die jou overwoekert, het licht wegneemt. Vaak is dat
een frustrerende zaak. Voorbeeld van één van de nakomelingen van Mendelssohn:
Bent U de grote componist? Neen! Dan misschien Moses Mendelssohn, de Joodse geleerde,
bijbelvertaler en uitlegger? Neen, ook niet. Dan vroegen ze maar niet verder.
Maar leven in de schaduw van een Ander: daar wordt een mens niet minder van (preek
van Barthold van Ginkel, omstreeks 1960). Het geheim van het leven in de schaduw
van Sjadai, de 'machtige', de God die de toekomst openlegt.
Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de
HERE aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht,
en wees onberispelijk; Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate
talrijk maken (Genesis 17:1,2).
Volgens de rabbijnen is het woord 'Sjadai' een samenvoeging van 'sjèh omèr dai'
hetgeen 'Hij die zegt genoeg' betekent. Tot de schepping, tot het volk in de woestijn
zegt God op een dag: het is genoeg. Een enorme vertroosting: het hoeft niet maar
eindeloos door te gaan. Er komt een dag dat het genoeg is. God is geen God in
de competitie, in een eindeloze wedren. Geeft ook een begrenzing aan: in de schaduw
van Sjadai mag je overnachten (nachtgebed).
Vanaf deze verzen ontvouwt als het ware deze Psalm zich in allerlei situaties.
Vers 3 - 7:
Want Hij is het,
die u redt van de strik des vogelvangers, van de verderfelijke pest. Met zijn
vlerken beschermt Hij u, en onder zijn vleugelen vindt gij een toevlucht; zijn
trouw is schild en pantser. Gij hebt niet te vrezen voor de verschrikking van
de nacht, voor de pijl, die des daags vliegt; voor de pest, die in het duister
rondwaart, voor het verderf, dat op de middag vernielt. Al vallen er duizend aan
uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken;
Onder de vleugelen van de Eeuwige vinden wij een schuilplaats. Henk Abma heeft
een boek over het lijden geschreven. Over een gebeurtenis in zijn gemeente, het
overlijden van een vader van drie kinderen. Zondagen lang was het thema: het boek
Ruth. Abma eindigt zijn boek met:
'In Uw Naam, gaan wij over de drempel: Schuilnaam'. Een Naam waarin je kunt schuilen.
Zijn trouw, tma ('emet'), 'betrouwbaarheid'. Chouraqui:
'vérité', is schild en pantser. De nacht van de geschiedenis en tot u zal het
niet naderen /genaken. Het betekent dat God jou speciaal op het oog heeft.
Primo Levi: hij zet boven zijn verhaal: 'Schaamte'. God had jou speciaal op het
oog. Verbijsterd: waarom ik? Ik schaam me dat ik er nog ben. De besten zijn er
niet meer, waarom ik?
Verwijzing naar /relatie met Psalm 92:8-10:
wanneer de goddelozen uitspruiten als het groene kruid
en alle bedrijvers van ongerechtigheid bloeien,zij zullen voor immer verdelgd
worden. Maar Gij, o Here, zetelt in den hoge voor eeuwig. Want zie, uw vijanden,
Here, want zie, uw vijanden zullen te gronde gaan, verstrooid zullen worden alle
boosdoeners.
Het thema van een preek van K.H.Miskotte in mei 1945: Gods vijanden vergaan.
Afbrekers, meervoud, de psalmdichter niet meer een individu, maar Israël te midden
van alles wat er gebeurt. Dan nog te bedenken dat die bondgenoot van God er zal
zijn tot in alle geslachten. God is altijd een partner, die immer overeind blijft.
Te midden van alles wat opkomt.
Vers 8:
slechts zult gij het met uw ogen aanschouwen, en de vergelding
aan de goddelozen zien.
Het Hebreeuwse woord voor 'vergelding' heeft dezelfde grondbetekenis als 'sjalom'.
Zoiets als 'betaling'. Eigenlijk laat God iets tevoorschijn komen zodat dingen
weer heel kunnen worden. 'Sjillem', het heel worden van de tijd, van alles wat
kapot gegaan is.
Vers 9:
Want Gij, o Here, zijt mijn toevlucht. De Allerhoogste
hebt gij tot uw schutse gesteld;
Ook hier in dit vers weer 'Eljon' voor 'Allerhoogste'. Tot uw 'ma`on', tot uw
'logies' (vergelijk Psalm 90:1). Dat kleine volkje te midden van alle andere volkeren
heeft een logies. Numeri: onderdak voor zwervers, een nachtverblijf in ballingschap.
Vers 10:
geen onheil zal u treffen, en geen plaag zal uw tent
naderen;
Letterlijk: 'geen kwaad zal u treffen en geen slag zal naderen in uw tent'.
Het vers heeft als diepere dimensie: toch gaat je tent niet onder in de betekenis
van 'het bestaan dat je hebt in het aangezicht van God'. Tot je eigen verbazing
zeg je dan 'we zijn er nog'.
Vers 11-16:
want Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij
u behoeden op al uw wegen; op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet
niet aan een steen stoot. Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang
zult gij vertrappen. Omdat hij Mij zeer bemint,
zal Ik hem bevrijden; Ik zal hem beschutten, omdat hij mijn naam kent. Roept hij
Mij aan, Ik zal hem antwoorden; Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal
hem uitredden en tot ere brengen. Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen,
en Ik zal hem mijn heil doen zien.
Met Hem ben ik in de benauwdheid. Als Israël in de benauwdheid is, is God daar
ook. Hij gaat mee door die benauwdheid heen, we gaan toch samen ?!
Zo eindigt deze psalm in vers 16 in hetzelfde motief als Psalm 90. 'Met lengte
van dagen zal Ik hem verzadigen'. Letterlijk: 'en Ik zal hem doen zien
mijn bevrijding'. Vers 15: Samen in de benauwdheid, de 'tsarah', vers 16: samen
in de bevrijding, de 'jesju`ah'. Dat wordt Mijn bevrijding.
Oude Joodse uitleg van de vraag: Wie wordt er eigenlijk bevrijd? God!, want in
een bepaalde zin zit God vast aan Zijn partner! Te vergelijken met een tandem,
zo is het als het ware ook met God en het heil van de mens. Dit beeld is ook te
zien in het leven van Jezus. Waarom kon Hij zichzelf niet redden? Omdat Hij vast
zat aan Zijn mensen.
Dus een dubbele thuiskomst: van God en van de mens. Franz Rosenzweig: God is:
[1] Schepper,
[2] de Openbaarder, maar nog meer dan dat
[3] Verlosser.
En dat heeft met Hemzelf te maken, met het helemaal tot Zijn doel komen, de mensen,
de wereld en de verlossing. De verlossing is de rustdag van God, eindelijk sjabat.
Nu kan Ik rusten van al Mijn werken. Zijn grote sjabat. Dan zal Hij de Enige zijn
en zijn Naam zal de enige zijn. Alles wat er dan gebeurt, gebeurt
in Zijn Naam.
Openbaring 7:10: 'De zaligheid, de bevrijding is van onze God' of we kunnen
ook vertalen: De bevrijding is er voor onze God. Zolang er nog iemand buiten
loopt is de Vader nog niet compleet. 11 Psalmen op weg naar het Koningschap.
Top
Psalm 93
Als een eerste Psalm in een kleine reeks, die samen een vervolgverhaal vormen.
Al zingend een stukje verder op de weg van de Heer. Op die manier gaan die Psalmen
iets doen. Een verhaal dat zich voortplant als mensen in een fakkeloptocht, waarbij
de fakkel van de een aan de ander wordt overgedragen. De ene Psalm draagt over
aan de ander. Zo wordt geschiedenis gemaakt. De geschiedenis wordt niet gemaakt
in de krant en ook niet zozeer in het grote wereldgebeuren. De politieke leiders
zijn ook vaak pionnen in een groot schaakspel. Achter de schermen, door de zuchters,
de dichters, de zangers en de zieners maakt God Zijn geschiedenis. Misschien haalt
God ze soms op het podium. Isaäc da Costa:
Aan de eindpaal van de tijden
ziet mijn oog de geest van 't kwaad
moe geworsteld en ontwapend
tot geen afval meer in staat
Als de Here God in allen
en in allen alles is
zal het licht zijn, eeuwig licht zijn, licht uit licht en duisternis
Vers 1:
De Here is Koning. Met majesteit heeft Hij Zich bekleed;
de Here heeft Zich bekleed, Hij heeft Zich met kracht omgord. Vast staat nu de
wereld, zij wankelt niet.
De Hebreeuwse grondtekst:
jwmt-lb lbt Nwkt-Pa rzath ze hwhy sbl sbl twag Klm hwhy
1
'De Here is koning', Klm hwhy ('Adonai malach'), is
niet zo maar een mededeling, maar een proclamatie. 'Adonai malach' of te wel 'Hij
is koning geworden'. En deze proclamatie wordt verder uitgewerkt: bekleed met
majesteit, bekleed met kracht. Letterlijk met 'weerbaarheid'. Het is niet een
God, die maar passief afwacht. God is geen toeschouwer vanaf een afstand, maar
een bondgenoot. Hij komt op voor het breekbare, het zwakke. Als deze God zich
gaat bekleden is het gevolg: 'vast staat de wereld'.
Vers 2:
Uw troon staat vast van oudsher, van eeuwigheid zijt
Gij.
De Hebreeuwse grondtekst:
hta Mlwem zam Kaok Nwkn 2
'Uw troon staat vast', het thema dat ook telkens in Openbaring terugkeert.
Het was ook het eerste dat Johannes op Patmos te zien kreeg: een troon. Johannes
op Patmos: van kindsbeen af zong hij de Psalmen in de synagoge. Als hij niet kon
slapen, bezorgd over de gemeenten en het wereldgebeuren, begint er een Psalm in
hem te zingen, misschien wel Psalm 93. En dan ziet hij de hemel opengaan, dan
ziet hij de troon in de hemel. Profetie wordt vaak geboren, zij komt op uit de
voedingsbodem van wat een mens heeft gehoord of heeft gezongen.
Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er
stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten
(Openbaring 4:2)
Vanuit die troon gaat het allemaal gebeuren. Kleys Kroon spreekt over: de verborgen
troon te midden van al het wereldgebeuren. Wie regeert er nu eigenlijk op aarde,
achter al dat tumult? God timmert niet zo aan de weg. Tom Naastepad: Gij zijt
het die het langst Uw nederlaag verduurt. Altijd is weer de indruk: hier een groepje,
daar een groepje, God als het ware in de minderheid. De tegenpartij verslaat er
duizenden, miljoenen. Nooit meer vergeten, dat is het hart van ons geloof.
Zo lijkt het boek Openbaring geboren uit Psalm 93. De Bijbel is geen los zand,
er zijn vele verbanden.
Van wanneer af staat die troon vast? 'Van oudsher', letterlijk staat er 'van toen
af', zam ('me'az'). De rabbijnen hebben zich afgevraagd
wanneer dat was, dat 'toen'. Het komt nog een keer voor als eerste woord van Exodus
15:1:
Toen zong Mozes met
de Israëlieten de Here dit lied en zij zeiden: Ik wil de Here zingen, want Hij
is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee.
Toen, na de doortocht door de Schelfzee, net door het doodswater als de ternauwernood
ontkomenen. Het slavenhuis voorbij op de grens tussen Egypte en de woestijn. 'Toen'
('me'az') zong Mozes: van toen af werd de troon van God gegrondvest. Daar waar
mensen zijn, die beginnen te zingen. Geen magie, geen methode: daar waar een lied
geboren wordt. Daar zijn mensen in wie Mijn koninkrijk begint. Het zingen was
hen in Egypte vaak vergaan.
Levinas spreekt over: een getraumatiseerd volk met het litteken van het lijden.
Een lied heeft pas waarde als er een verhaal achter zit (dieptewerking). 'Van
toen af'.
Waar staat de troon van God? Op het randje van de zee, kon U geen ander plekje
vinden? André Neher: in het no-mans land, vaak ook het no-Gods land. Tussen Egypte
en Kanaän, tussen dag en nacht, tussen licht en duisternis. Van daaruit zal het
gaan over de hele aarde.
Het vers eindigt met: met hta Mlwem ('me` olam 'atah').
Van oertijd af zijt gij. Hij is de God die begint, daarna voleindigt Hij ook.
Vers 3:
Stromen verheffen, o Here, stromen verheffen hun stem,
stromen verheffen hun bruisen;
De Hebreeuwse grondtekst:
Mykd twrhn wavy Mlwq twrhn wavn hwhy twrhn wavn 3
Dit vers is een voorbeeld van een 'staircase parallelism', een trapsgewijs parallellisme
(een uitdrukking van Chajim Cohen). Hierdoor zie je als het ware de vloed opkomen:
Stromen verheffen, o Here,
Stromen verheffen hun stem,
Stromen verheffen hun bruisen, het ritme van deze Psalm.
Het normale parallellisme bestaat meestal uit twee regels, hier in dit vers in
drie regels.
Vers 4:
boven de stemmen van vele wateren, van de geweldige baren
der zee, is de Here geweldig in den hoge.
De Hebreeuwse grondtekst:
hwhy Mwrmb ryda My-yrbsm Myryda Mybr Mym twlqm 4
Ook weer een 'staircase'. Boven de stemmen van machtige wateren, de Mym
('majim'), ook vaak een beeld van de volkerenzee. Over welk beeld gaat het nu
eigenlijk? Weer een trapje hoger dan het beeld in vers 3, dan nog een trapje hoger:
'de majestueuze brekers van de zee' en dan opeens keert het 'geweldig' terug,
maar nu in combinatie met 'in de hoge is de Here': hwhy Mwrmb
ryda ('adir bemarom Adonai'). Chouraqui vertaalt hier met 'formidable'.
Zo is het laatste woord van dit vers de Naam van God. Die Naam vormt na al het
geweld in vers 3 en 4 HET rustpunt. Zó is het nu.
Oude berijming van Psalm 68:11:
Gewis hoe hoog de nood mag gaan
God zal zijn vijands kop verslaan (...)
De Heer heeft zelf ons toegezeid;
'k zal u door macht en wijs beleid
uit Bazan weer doen komen,
u zullen als op Mozes' beê
wanneer uw pad loopt door de zee
geen golven overstromen.
Boven al die geschiedenis, het tumult staat die Naam, de Eeuwige. Wat zou een
mens nog meer willen weten? Toch nog een vers 5.
Vers 5:
Uw getuigenissen zijn zeer betrouwbaar, de heiligheid
is uw huis tot sieraad o Here, tot in lengte van dagen.
De Hebreeuwse grondtekst:
Mymy Kral hwhy sdq-hwan Ktybl dam wnman Kytde 5
Het lijkt een heel ander thema: 'de getuigenissen van God', die 'zeer betrouwbaar,
zeer vast' zijn. Dan komt ineens een huis in beeld. Dus in deze Psalm niet alleen
een troon (vers 2), maar ook een huis. Deze God zweeft niet ergens, maar heeft
een huis met een sieraad: de heiligheid. Niet maar tijdelijk, maar: 'tot in lengte
van dagen'. 'Van toen af' (vers 2), 'tot in lengte van dagen' (vers 5) als een
perspectief in de tijd. De golven gaan voorbij, maar het koningschap van de Eeuwige
gaat lang mee.
Een frase uit een lied van Schulte Nordholt:
'Gij gaat in 't donker voor ons uit en niemand stuit Uw grote gang, de eeuwen
door, een wereld lang.'
Het huis van God staat daar ongedeerd, eigenlijk als een soort schilderij. Binnenkort
wordt er weer een schildersweek gehouden met als thema: 'eindelijk thuis'. Op
allerlei manieren wordt er uitgebeeld wat het betekent als de mens weer thuiskomt.
Kunst hoort ook bij het koninkrijk van God. Alle talenten mogen weer herontdekt
worden, compleet mens worden. Zo roept dit vers het beeld op van een huis van
God boven of misschien wel te midden van al die golven.
Men zou deze Psalm 93 als thema mee kunnen geven: in de wereld staat een huis.
Dit is wat wij mogen geloven, dat huis verduurt de tijd en door die glans
trotseert Uw huis de tijd. Elie Wiesel: dat huis dat 7x werd afgebroken en ook
7x weer opgebouwd.
Niemand zal het huis van de Eeuwige kunnen vernietigen, misschien wel afbreken.
En toch: opnieuw zal God Zijn woning maken te midden van de overlevenden.
Uw getuigenissen zijn zeer betrouwbaar, o Here. Stromen, golven enz. verheffen
hun stem. Wat zeggen ze? Ik zou het niet weten. Hebben ze een verhaal, een boodschap?
Een hoop lawaai! Daarmee komen ze tot hun climax. Zo is het ook met de volkeren.
En tegenover die stem, dat lawaai, stelt God Zijn woord. Zo heeft Israël ook in
de woestijn gelopen met de ark der getuigenis, waarin de tafelen waren opgeborgen.
Met die getuigenis hebben ze gelopen niet alleen door de woestijn, maar door de
eeuwen heen. Zeer bestendig, zeer getrouwelijk.
Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde voorbijgaat,
zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.
(Mattheüs 5:18)
Zo kan een vloed alles wegspoelen, God zegt: Ik heb nog een boekrol, waarin Ik
getuig van Mijn plan ten behoeve van Zijn mensen, het leven en de hoop die in
Hem is.
God heeft een pact tegen de wanhoop. Het raadsel van het kwaad spoelt soms als
golven over deze wereld. Jezus is blijven getuigen.
En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is
verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van
zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde
voor onze God, is nedergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van
het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet
liefgehad, tot in de dood. (Openbaring 12:10,11)
Wij mogen met God mee getuigen, geloven en hopen. 'Vol verwachting blijf ik hopen,
geloven en uiteindelijk wint het geloof van God'. Dat is de grond van ons bestaan:
het geloof van God! Niet zozeer hoe groot ons geloof is.
Een interessante vraag in dit verband is: als nu niemand zou geloven, zou God
er dan mee ophouden? Hij gaat de 2e mijl, zelfs de laatste! Dan creëert het evangelie
zijn eigen geloof, dwars tegen de golven in. Voorbeeld van het zogeheten 'vooruitgangsgeloof'
aan het einde van de 19e eeuw. Toen ineens waren daar de 1e en 2e wereldoorlog.
God blijft geloven!
Citaat Henk Abma: 'dan worden mensen achterhaald door het evangelie. Dat is 'kruispasen'.
Verhaal Emmaüsgangers: al onze hoop is weg. Jezus achter hen aan (Lucas 24:13-35,
met name vers 15, 21).
Nieuw spreekwoord: 'al gaan de mensen nog zo snel, het evangelie achterhaalt hen
wel'.
Uit dit 5e vers ontstaat het beeld dat al die golven uiteindelijk stuk lopen op
dat huis van God, dat de tijd trotseert. In dat huis wordt de TORAH gelezen. En
zolang de TORAH op de aarde gelezen wordt, gaat de schepping niet onder.
Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem
prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen. (Handelingen
15:21)
Omdat Mozes, als symbool voor de TORAH, in elke stad mensen heeft, die hem voorlezen
gaat de aarde niet verloren. In iedere stad een synagoge, Boertange, Middelburg
(weer gerestaureerd), als een soort geestelijk geheim. Daarin ligt de toekomst
geborgen, de TORAH heeft een dragende kracht als het licht en het zout, dat het
bederf tegenhoudt. In de beruchte Kristallnacht in Duitsland werden alle synagogen
verbrand. In een plaats werden 2 TORAH-rollen gered door Mendel Banker. Dat hele
rijk gaat voorbij, maar die TORAH-rollen gaan door.
De kracht van God nooit onderschatten. De Schriftlezing in de eredienst is het
belangrijkste, de preek is een soort toegift. Als illustratie van de kracht van
het voorlezen het verhaal van Dostojevsky over de student Raskolnikov. Ziek van
schuld en boete na het vermoorden van zijn hospita vraagt iemand hem of hij hem
iets mag voorlezen. Leest hem het verhaal van de opwekking van Lazarus voor. Dit
verhaal wordt de ommekeer in het leven van Raskolnikov, als hij daaruit tot de
ontdekking komt dat Jezus hem roept. Jezus roept hem uit de dood vandaan.
Zo ontdekt Elie Wiesel in Warschau na de oorlog nog een synagoge in een grot onder
de grond met 12 mensen. Het was op de gedenkdag van de verwoesting van de tempel,
waarbij volgens de traditie de banken waren omgekeerd, de lichten uitgedaan en
Klaagliederen werden gezongen. Om de beurt las men een gedeelte van Klaagliederen.
Toen Elie Wiesel aan de beurt was, stond daar geschreven: Hoe ligt Jeruzalem eenzaam
terneder. Hij dacht: dit kan ik niet lezen. Jeruzalem is weer opgebouwd en bewoond
(het was omstreeks 1980). Opeens dacht hij: ik lees het zo: hoe ligt Warschau
eenzaam terneder.
De getuigenissen van God zijn betrouwbaar, God heeft nog een huis waar het Woord
wordt voorgelezen. Het laatste woord is aan dat huis van Hem, dat zal staan: vast
en zeker, een altijd veilig huis.
Zo vertelt een vervolgverhaal iets van het karakter van God. Er komt nooit een
einde aan. Wij leven van verhalen, ik wil zo graag het verhaal vertellen.
Gedicht van Leo Vroman:
Kom vanavond met verhalen
dat de oorlog is verdwenen
En vertel ze honderd malen
alle malen zal ik wenen.
Top
Psalm 102
Psalm 102 is de eerste psalm van een aaneengesloten rij, die gevormd wordt door
de Psalmen 102 tot en met 106. Met deze rij wordt tevens het 4e Psalmboek afgesloten
en loopt dus parallel met de laatste hoofdstukken van het boek Numeri. Na Psalm
106 begint het 5e Psalmboek.
Relatie met Numeri 33 waarin de 42 stations genoemd worden op de reis van Egypte
naar het land der belofte. 42 is het getal dat heel de wereldgeschiedenis aanduidt
(vergelijk Mattheüs 1:1-17: 42 geslachten).
Psalm 102, met als opschrift: een gebed van een ellendige, letterlijk: 'neergebogene',
wanneer hij bezwijkt. Wie is die neergebogene? Niet alleen een enkel mens, maar
ook het volk van God.
Vers 1-12:
Een gebed van een ellendige, wanneer hij bezwijkt en
voor de Here zijn klacht uitstort. 2 Here, hoor mijn gebed, laat
mijn hulpgeroep tot U komen; 3 verberg uw aangezicht niet voor mij
ten dage dat het mij bang te moede is; neig uw oor tot mij; ten dage dat ik
roep, antwoord mij haastelijk. 4 Want mijn dagen verdwijnen als rook,
mijn gebeente gloeit als een vuurhaard; 5 mijn hart is verzengd en
verdord als gras, want ik vergat mijn brood te eten. 6 Vanwege mijn
luide zuchten kleeft mijn gebeente aan mijn vlees; 7 ik ben gelijk
aan een pelikaan in de woestijn, ik ben als een steenuil te midden der puinhopen;
8 ik ben slapeloos, ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.9
Mijn vijanden smaden mij de ganse dag, wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam
als vloek; 10 want ik eet as als brood en vermeng mijn drank met
tranen 11 vanwege uw toorn en uw verbolgenheid, omdat Gij mij hebt
opgenomen en neergeworpen. 12 Mijn dagen zijn als een langgerekte
schaduw, en ik verdor als gras.
Vers 1 tot en met 12 vertellen over de diepte, een klaaglied. Eén van de oergeheimen
van Israël, de klaagliederen. Er moet toch iemand zijn, die daar stem aan geeft.
Israël, namens allen die geen stem meer hebben. Here, hoor mijn gebed. Dat doet
God: horen. Het oer-Hebreeuwse woord is altijd horen en dat gaat dieper
dan verhoren. Er zijn bepaalde situaties waarin mensen het gevoel hebben dat
ze niet verhoord zijn, dan zijn ze wel gehoord! Anders ontstaat er een
soort sfeer van het invullen van een wensenlijstje, met als uitkomst: de één
wel en de ander niet. Als Israël gaat bidden: Ik zal horen! Het is geen
roepen in de lege ruimte, in een soort vacuüm. Gehoord worden is het diepste
geheim van het menszijn. Vers 3: 'tsar li': 'dat het mij benauwd is'. Het is
een ontroerend beeld: 'ik ben als een pelikaan in de woestijn, als een steenuil
te midden der puinhopen. Israël, als een eenzaam, slapeloos 'musje' (letterlijke
vertaling) op het dak. Slapeloze nachten, steeds maar wakker.
In vers 12 wordt heel de geschiedenis in een vers onder woorden gebracht. De
10 ballingschappen lang: 'mijn dagen zijn als een langerekte schaduw'. Soms
tranen, soms geen tranen meer.
Gedicht van Maartje van Tijn: 'Die dag'
Die dag,
toen de Nazi's mijn liefste arresteerden
(geschopt, geslagen, geboeid en afgevoerd)
huilde ik niet
Ik huilde 10.000 dagen later
(Ik brulde, schokte, stikte zowat van het huilen)
Maar toen de dag van de bevrijding kwam
was het voor huilen
nog 10.000 dagen te vroeg
en voor lachen
al 1000 dagen
te laat.
Psalm 102 van toen en vandaag. 'Die dag'; daarom, zegt Maartje van Tijn,
begrijp ik ook waarom Noach een wijngaard plantte en geen vijgenbomen of een
groentetuin.
En Noach werd een landman en plantte een wijngaard.
Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich
in zijn tent. (Genesis 9:20,21)
Noach was een overlevende, hij had die ramp overleefd, alle bekenden van hem
waren er niet meer. We mogen nooit vergeten de Bijbel te lezen met ons gevoel.
Te laat om te lachen, te vroeg om te huilen.
Bijbelstudie is nooit tijdloos bezig zijn. Een Joods antwoord: 1945 was het
einde van de oorlog, de bevrijding moet nog komen. Levinas vroeg zich in 1946
af: is alles nu ijdelheid? Op een vraag wat hem het meest getroffen had, vertelde
hij het verhaal van de eerste vergadering van het Comité van de Joodse Alliantie
in Parijs. Er waren een paar plaatsen leeg, plotseling een blik van verbijstering
tussen twee broeders. Ze kwamen, onuitgesproken, tot de volgende verbijsterende
ontdekking: het leven ging gewoon verder! Eigenlijk is dat heel vreemd, men
zou verwachten dat er iets was veranderd. Waarom ging de wereld toch gewoon
verder?
Elie Wiesel kwam als 15-jarige jongen uit het concentratiekamp, zijn vader niet.
Jaren later bezocht hij zijn geboortedorp in Hongarije. Tot zijn verbijstering
was er niets veranderd. Alles zag er nog precies hetzelfde uit. We vergeten
soms wat er allemaal gebeurd is. Zes miljoen maal 1 en alle overlevenden, dan
hoor je Psalm 102 over de dagen, die als een schaduw worden uitgerekt.
Vers 13:
Maar Gij, o Here, troont voor eeuwig, uw naam blijft
van geslacht tot geslacht.
Opeens in deze Psalm een wending, in plaats van 'ik' nu ineens 'En Gij'. Letterlijk:
'en Gij, heel de eeuw door zijt Gij gezeteld en uw gedachtenis blijft,
geslacht op geslacht'. Terwijl de vijand alles probeert om die gedachtenis uit
te wissen, het gelukt niet. Er is altijd een gedachtenis van Hem.
Het verhaal van Dietrich Bonhoeffer, die, reeds voor het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog in 1939 teruggaat naar Duitsland vanuit Amerika. Hij kon daar geen
rust vinden met de situatie, die zich in zijn geboorteland ontwikkelde. Vanuit
zijn geloof komt hij tot daden, die hem in de gevangenis doen belanden. In 1945
(39 jaar oud, verloofd) wordt hij op persoonlijk bevel van Hitler ter dood veroordeeld
en geëxecuteerd.
Vers 14:
Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is
tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen;
'Gijzelf zult opstaan' en U erbarmen over Sion. Een eindtijdvisie uit de Psalmen.
Alle theorieën waar geen hart in zit, houden het niet. Eerst door vers 1 tot
en met 12 heen, dan naar vers 13. 'Rachem', erbarmen is het moederhart van God.
Verwantschap met 'rechem', hetgeen moederschoot betekent. Het is tijd om haar
genadig te zijn. Tijd is niet een kwestie van de kalender of de klok. De ware
profeet voelt de tijd in zijn hart. 'Mo'ed', de afgesproken tijd, het gaat om
die ontmoetingstijd.
Vers 15:
want uw knechten hebben behagen in haar stenen, zij
hebben deernis met haar puin.
'Want uw knechten hebben behagen' met haar puin, letterlijk: ''aphar',
haar 'stof'. Dat ontstaat als de puinhopen totaal vernietigd zijn. De eindtijd
is geen steriel schema, dat is deernis, de ontferming. God is geen zakenman,
niet mechanisch bezig aan de hand van een soort spoorboekje. Het stof niet wegblazen,
maar opvegen om er weer mee te gaan bouwen.
Vers 16-19:
Dan zullen de volkeren de naam des Heren vrezen, alle
koningen der aarde uw heerlijkheid, wanneer
de Here Sion heeft gebouwd, en verschenen is in zijn heerlijkheid, Zich heeft
gewend tot het gebed van de berooide (letterlijk: ontblote) en hun gebed niet
heeft veracht. Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht, en het volk
dat geschapen zal worden, zal de Here loven;
Niet alleen Israël, maar de 'gojim' en alle koningen komen ook nog aan de beurt.
Nog een stuk toekomst. Wanneer de Heer Sion heeft gebouwd of herbouwd. God gaat
bouwen met dat stof uit vers 15. Opgeschreven voor het volgende geslacht, opdat
niet vergeten wordt (Chouraqui: Het laatste geslacht). Het volk zal herschapen
worden:
Vers 20-22:
want Hij heeft
uit zijn heilige hoogte neergezien, de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd,
met als doel: om
het zuchten der gevangenen te horen, om de ten dode gedoemden te bevrijden
(letterlijk: te openen de zonen des doods); opdat
men de naam des Heren in Sion vertelle, en zijn lof in Jeruzalem,
Wat een uitzicht! In zijn 'schaduwdagen' heeft de psalmdichter dat ontdekt.
Citaat: 'als iemand de ballingschap niet kent, moet hij niet over de eindtijd
schrijven'. Johannes de Doper: God is bij machte uit stenen zonen van Abraham
te verwekken. Hebreeuwse woordspeling: stenen is ''abanim', zonen is 'banim'.
'Tsion' betekent: teken, signaal, signe (Wiesel). Sion is een Teken in de tijd.
Zo vertelt de reeks Psalmen 102 - 106 het verhaal vanuit de ballingschap (102),
over de weldaden (103), heel de woestijnreis (105) en nog een laatste stuk woestijn
(106) met als laatste woorden:
Verlos ons, Here onze God, verzamel ons weder uit de
volken, opdat wij uw heilige naam loven, ons beroemen in uw lof. Geloofd zij
de Here, de God Israëls, van eeuwigheid en tot eeuwigheid, en al het volk zegge:
Amen. Halleluja! (Psalm 106:47,48)
Letterlijk: 'Bevrijd ons en verzamel ons uit de volken opdat wij loven en danken'.
Een gebed vanuit de ballingschap om ingezameld te worden. 'Baruch Adonai' vanaf
de oertijd tot de eindtijd en intussen, tussen uittocht en thuiskomst, zingen
we nog maar een Psalm om het vol te houden. Hij is de God, die de ballingen
bijeenbrengt. Het stof wordt huis, alle mensen worden in- en binnengehaald,
die leefden tussen de tranen en het lachen. Ze horen er helemaal bij.
Top
Psalm 104
De NBG-vertaling zet boven deze Psalm als opschrift: 'Des Heren heerlijkheid in
de schepping'. De Psalm wordt ook wel gelezen als een 'natuurpsalm', maar de vraag
is of er niet meer in verteld wordt.
Verhaal van de ontmoeting op een Zondagochtend van professor Bolland, hegeliaan,
hoogleraar filosofie in Leiden en professor Wisse, Christelijk Gereformeerd. Bolland
begroet Wisse met de woorden uit Psalm 19: 'Het ruime hemelrond vertelt met blijde
mond Gods eer en heerlijkheid', waarop Wisse antwoordde met het vervolg van dezelfde
Psalm: 'Maar 's Heren wet nochtans verspreidt volmaakter glans dewijl zij 't hart
bekeert'.
De natuur, zoals wij die heden kennen is een vreemd geval. Soms heel aardig, maar
soms ook heel wreed, keihard. Een omgeving waar vaak alleen het recht van de sterkste
geldt. De grauwe klauwier, die levende vliegjes vangt en ze als zijn voedselvoorraad
aan een tak prikt om ze later op te kunnen eten. Bepaald niet altijd een beeld
van het karakter van God. Het Hebreeuws kent ook geen woord voor 'de natuur',
wel voor 'de schepping', de werken van God. De psalmdichters hebben veelal verder
gekeken dan hun neus lang was, niet argeloos geschreven over hoe mooi de bloemetjes
wel zijn.
Psalm 104 is in feite een vervolg van Psalm 103. Psalm 103, als één grote lofzang
op de 'chèsed', de goedertierenheid van de Allerhoogste. 'Chèsed', goedertierenheid,
verbondstrouw als HET kernwoord voor God, één van de mooiste woorden uit de Bijbel
(Zie ook Psalm 36). Soms heb je maar één woord nodig en dat ene woord kan je zoveel
vertellen over het karakter van God. Psalm 103 jubelt erover. Over Zijn verbondstrouw,
dwars door alles heen gaat Hij met Zijn mensen.
Apocriefe boeken: Jezus Sirach, hoofdstuk 51: 'Dankt de Inzamelaar van Israël,
want zijn verbondenheid kent geen einde.'
Soms bestaat er een vreemde gedachte over wie God is. Ons Godsbeeld moet genezen
worden en in de Psalmen is dat op een grandioze manier tot stand gekomen. Al die
liederen samen vormen een prachtige mozaïek, waarin het Karakter van de Eeuwige
uitgebeeld is. Verbondstrouw is nooit abstract, hij krijgt altijd gestalte in
(verhalen over) mensen.
In een gedicht van Jehudah Amichai, geciteerd door Maartje van Tijn, ontdek je
iets van die goedertierenheid:
God ligt op zijn rug onder de wereld.
Steeds aan het repareren, steeds is er iets kapot.
Ik wilde Hem helemaal zien, maar ik zie slechts
De zolen van Zijn schoenen ...... en ik ween.
En dat is Zijn lof.
Psalm 104, met in het hart vers 17 als de centrale tekst. Een lied gebouwd rond
een middelpunt:
waar de vogels nestelen. Des ooievaars huis zijn de cypressen,.
In het midden van deze Psalm een tekst over de ooievaars met een huis in de cypressen.
Daar is deze hele Psalm omheen gebouwd. Waarom deze ooievaars in het midden van
dit lied? Soms is de Bijbel een heel apart boek. De ooievaars in het plan van
God. Die ooievaars, ze hebben een huis. En als er over een huis gesproken wordt
in de Bijbel, begint er bij elke Bijbellezer iets te tintelen. Heel de Bijbel
vertelt het verhaal van de 'bayit', 'beth', 'beth El', het huis van God in een
vaak dakloze wereld. God gaat recht verschaffen aan Zijn mensen. Als God gaat
richten! Onlangs zei iemand: als God gaat rechtspreken ontstaat er een luid geween.
Waarom? Niet omdat de mensen op hun kop krijgen, maar eindelijk tot hun recht
komen. Eindelijk komen ze op verhaal en worden ze meegeteld. Je mag er zijn,
niet langer verdoemd en weggeworpen op het veld, maar eindelijk hersteld. Het
gericht heeft te maken met thuisbrengen. Zo staat midden in deze Psalm een huis.
Kees Waayman, hoogleraar in Nijmegen en gepromoveerd op Martin Buber ('Ik en Gij'),
is al jarenlang bezig met het boek Psalmen. In zijn studententijd werd hij door
één bepaalde psalmregel geraakt namelijk Psalm 23:1: De
Here is mijn herder, mij ontbreekt niets;. Deze tekst werd door hem
vertaald met: 'De Heer is mijn herder, ik word niet minder'. Dat was een enorme
ontdekking. Altijd een idee gehad dat God werd verhoogd en de mens werd verlaagd.
Zo is hij jarenlang bezig met wat de binnenkant van de Psalmen jubelen. Niet van
buiten leren, maar van binnen. 'Van buiten leren' wordt in het Engels vertaald
met 'to learn by heart' en in het Frans 'par coeur', in het Nederlands met 'uit
het hoofd leren'. Lied van Kees Waayman:
'Ben jij (God) naar ons op zoek, wij zijn voorgoed gevonden'. Is dat niet het
hart van het Evangelie? God als een expert in het zoeken. Deze Herder, Hij zoekt
zo intens bekwaam. Als Hij er 99 heeft, gaat Hij op zoek naar die 100ste (vgl.
Mattheüs 18:12-14; Lucas 15:4-7). Hij zegt niet: eigen schuld, dikke bult, had
dat laatste schaap maar bij de kudde moeten blijven.
Een oud Scandinavisch lied: 'Zoek Herder mij, totdat ik vind'
Hij is oneindig vasthoudend. Vervolg van het lied van Kees Waayman:
'Smelt jij ons wezen uit, wij zijn van jou doorgloeid'
Een Psalm net zolang zingen totdat je er in bent, thuiskomen in het lied.
Vers 1:
Loof de Here, mijn ziel. Here, mijn God, Gij zijt zeer
groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed.
Letterlijk staat er: 'Zegen de Here, mijn ziel'. Kunnen wij als mensen God zegenen?
Hoe doe je dat dan? Soms gewoon omdat je er bent (Psalm 134). Soms niet met zoveel
woorden: David kwam zitten bij God:
Toen ging koning David naar binnen, zette zich neder
voor het aangezicht des Heren en zeide: Wie ben ik, Here God, en wat is mijn huis,
dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? (1Kronieken 17:16)
God zegt dan: Ik heb mijn zegen weer binnen vandaag, want David is langs geweest.
God wil zegen ontvangen van kwetsbare mensen. Einde van Psalm 103 is gelijk aan
het begin van deze Psalm.
Vers 2:
Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant
de hemel uit als een tentkleed,
De rabbijnen zeggen: weet je wat dit is? Heeft God een mantel nodig? Dat is niet
zomaar een kleed voor de aardigheid, voor de sier, maar de gebedsmantel van God.
Als Hij die aandoet dan wordt het licht. Het is een heel diep geheim: het unieke
van deze God is dat Hij bidt voor Zijn mensen. Elke morgen, 's nachts, in die
nachtwake, staat de Allerhoogste op, kijkt de engelen aan en zegt: Het is donker
op de aarde, Ik zal er zijn. Ik zal de lasten dragen voor Mijn mensen en Mijn
schepping.
Citaat: 'O, Vader, trekt het lot U aan, van allen, die door U bestaan'.
Stel je eens voor, dat God zou zeggen: Ik houd er mee op. Wat zou het dan donker
worden op de aarde!
Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden,
en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens.
(Psalm 42:9)
God draagt Zijn gebedskleed ('Tallit') met ere, als enige tussen al die andere
goden. Zo is vers 2 niet zo maar een stukje natuur, maar iets veel diepers. Niet
zomaar een mooie natuurbeschrijving van het heelal, een soort natuurverschijnsel.
Deze Psalm handelt over de geschiedenis, de worsteling van God dat het licht zal
worden in de duisternis. Hij is bewogen met alles wat er op de aarde gebeurt.
Met de hemel als een 'dak' over de aarde. Voor al die mensen, die anders geen
schuilplaats hebben.
Vers 3,4:
Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt
de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van de wind. Hij maakt de
winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren.
Zo trekt Hij uit op de vleugelen van de 'ruach', de wind of geest, hetzelfde woord.
Als fakkels in de nacht. Vergelijk Hebreeën 1:7: En van
de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een
vuurvlam; Zo gaan de eerste vier verzen
over de hemel, daar begint het. Bij vers 5 komt de aarde in beeld.
Vers 5:
Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat
zij nimmermeer wankelt.
Hoe staat het met deze aarde? Staat zij stevig? Gaat ze voorbij? Neen, zij blijft
bestaan.
Vers 6,7:
De waterdiepte; Gij hebt haar als met een kleed bedekt,
boven de bergen stonden de wateren; zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich
weg voor de stem van uw donder;
De waterdiepte: de 'tehom', de oervloed uit Genesis 1:2. Die kolkende watermassa
als het symbool voor de chaos, het onberekenbare, het oertumult. Ook hier weer
niet zomaar een aardig natuurverhaal, maar een beschrijving van de strijd die
aan de gang is rondom de aarde. Scheppen kost strijd. Zo is het niet alleen het
verhaal van de schepping, maar ook van de heerschappij. God is bezig met de herschepping
van de hemel en de aarde. God is ook heden nog altijd De Schepper, Hij is er nooit
mee opgehouden.
Vijfmaal komt in de Psalmen de versregel voor: die de
hemel en de aarde gemaakt heeft.
[a] Gezegend zijt gij door de Here, die hemel en aarde
gemaakt heeft. (Psalm 115:15)
[b] Mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt
heeft. (Psalm 121:2)
[c] Onze hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde
gemaakt heeft. (Psalm 124:8)
[d] De Here zegene u uit Sion, Hij, die hemel en aarde
gemaakt heeft. (Psalm 134:3)
[e] die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee en al wat
daarin is, die trouwe houdt tot in eeuwigheid; (Psalm 146:6)
In alle teksten kan ook gelezen worden 'maakt' in plaats van 'gemaakt heeft'.
Hij is de Maker! De Psalmdichters zijn niet zozeer geïnteresseerd in het verleden,
maar bezig met vandaag en morgen. 'Maken' is Bijbels gesproken 'afmaken', 'tot
voltooiing brengen'. Dan is het een ijzersterk woord. Hij gaat hemel en aarde
tot voltooiing brengen. Onze hulp is in de naam des Heren tot wiens bevrijdend
oordeel allen moeten komen, wiens liefde allen omvat. Het is belangrijk wat je
zingt. Zo is Psalm 124 niet alleen een bevrijdingslied van Israël, maar ook nog
een bedevaartslied onderweg naar Jeruzalem. Eerst 7 verzen over de bevrijding,
de verlossing. Met in het 4e en het 5e vers die wateren weer, met een climax en
een doorbraak in vers 6: 'Baruch Adonai', gezegend is de Here. De verademing in
vers 7: Onze ziel is ontkomen als een vogel uit de strik
van de vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen!
Die vogelvangers hebben niet het laatste woord. Met als slot vers 8: Onze
hulp is in de naam des Heren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Letterlijk:
die de hemel en aarde maakt. Net als een kind: Pappa, mijn pop is kapot, wil jij
hem even maken. Hij gaat de onderste weg = de weg van de Messias, om te repareren.
Jacob Gordin, een Franse Jood, vertaalt het Hebreeuwse woord voor priester, 'kohen',
met 'réparateur'. God als de grote hersteller van de aarde in haar oorspronkelijke
staat. God houdt niet van half werk. Zo is Psalm 124 een Paaslied of behorende
bij Het Loofhuttenfeest, het kan allebei. Met 7 verzen over de verlossing en het
8e vers over de schepping aan het einde. Wij zijn op weg naar de schepping, de
herschepping. Net alsof die Psalmdichter zegt: Schepping is geen terugblik, geen
prae-historie, maar toekomst. Hij ziet via de verlossing de weg naar de schepping
als een grootse bekroning van heel dat bevrijdingsplan. F.H.Breukeleman: 'de Bevrijder
is ook de Schepper'. Scheppen betekent voor God een hoop strijd. Artikel van Jean
Jacques Suurmond: Scheppen gaat van 'au'! Dat is bij God ook het geval, het kost
Hem wat, maar Hij zet zich met hart en ziel ervoor in. Gaan jullie alvast maar
een scheppingslied zingen.
Terug naar Psalm 104:
Zodra die aarde in beeld komt, die 'tehom', die oervloed, die wilde draaikolk.
Wat doet God? Hij bedekt haar met een kleed, een prachtig beeld. Zó wordt die
oervloed getemd. Vers 7a, letterlijk: 'zij gingen op de vlucht voor Uw schelden'.
Niet 'dreigen', zoals de NBG-vertaling zegt. God komt nooit met dreigementen,
als Hij die wateren 'scheldt', dan gaan ze in tweeën.
Gedicht van Willem Barnard:
Als Hij de machten scheldt
dan worden ze gedwee,
als Hij de vloed ontstelt,
dan legt hij zich in twee.
Vers 7b: die stem, bij de doortocht door de zee en bij de berg Sinaï bij de TORAH.
Al die historische machten, krachten worden geveld door het woord van God.
Vers 8,9:
bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar
Gij hun grondslag hebt gelegd. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden:
zij zullen de aarde niet weer bedekken.
God heeft een grens gesteld, Hij is zuinig op de aarde. Het geeft iets weer van
de strijd van God tegen de chaos. Hij bindt de strijd aan tegen al die machten,
krachten, die de aarde willen overspoelen. Historische gebeurtenissen hebben een
naam zoals bijvoorbeeld 'het nationaal socialisme'. God zegt er wordt een grens
gesteld; het kwaad wordt begrensd.
Romeinen 8:22: Want wij weten, dat tot nu toe de ganse
schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
Doortrokken van verlangen: kijken ergens naar uit. Niet naar het einde,
maar naar een begin. Er staat 'barensnood' en geen 'stervensnood'. En zo zuchten
wij ook in onszelf, af en toe met een Psalm.
Romeinen 8:23: En niet alleen zij, maar ook wij zelf,
wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de
verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.
Zo staat de gemeente met haar verzuchtingen voor God, in verwachting van het zoonschap,
de verlossing van ons lichaam. Dus NIET dat wij van ons lichaam verlost worden.
Psalmen als liederen van verlangen, als verzuchtingen van binnen. Zolang er nog
Psalmen zijn, gaat de schepping niet onder. De priesters hebben niet voor niets
in de tempel staan zingen. Niet als een soort tijdverdrijf of amusement of een
opwarmen voor de preek, maar met verzuchtingen.
Vers 10-13:
10 Hij zendt
de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen; 11
zij drenken alle dieren des velds, de wilde ezels lessen hun dorst. 12
Daarbij woont het gevogelte des hemels, van tussen de takken laat het zijn lied
horen. 13 Hij drenkt de bergen uit zijn opperzalen, van de vrucht uwer
werken wordt de aarde verzadigd.
De wilde ezels lessen hun dorst. Hier wordt hetzelfde woord gebruikt als in Genesis
16 waar over Ismaël gesproken wordt:
Voorts zeide de Engel des Heren tot haar: Zie, gij zijt
zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar
uw ellende gehoord. Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn hand
zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen
van al zijn broederen wonen. (Genesis 16:11,12)
Het is als een soort venster op de geschiedenis: Ismaël, de Arabieren, ook een
zoon van Abraham, hij wordt door God niet afgeschreven. Zoals het beeld van de
bron in de woestijn als Hagar en haar zoon daar dreigden om te komen: Toen
opende God haar ogen, en zij zag een waterput; zij ging de zak met water vullen
en liet de jongen drinken. (Genesis 21:19)
Vers 13 letterlijk: 'van de vrucht van uw daden wordt verzadigd de aarde'. De
aarde als laatste woord van dit vers. In de hemel zijn ze geïnteresseerd in de
aarde. Voor God is de aarde hoofdzaak. In vers 14 staat ook weer de aarde als
het laatste woord.
Vers 14-16:
14 Hij doet het
gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door de mens, brood
uit de aarde voortbrengende 15 en wijn, die het hart des mensen verheugt,
het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.
16De bomen des Heren worden verzadigd, de ceders van de Libanon, die
Hij heeft geplant,
Ook de bomen worden verzadigd: de ceders, waar de tempel van gebouwd werd.
Vers 17:
waar de vogels nestelen. Des ooievaars huis zijn de cypressen,
De 'ooievaars', een zeldzaam woord in het Hebreeuws 'chasidah'. Een vrouwelijk
woord in het enkelvoud. Als een eenzame gestalte in haar huis in de cypressen.
Een woordverwantschap met 'chèsed', de goedertierenheid, de verbondstrouw van
God. Vandaar een oude Joodse wijsheid dat de 'chasidah' iets meer is dan de naam
van die witte vogel. Andere tekst waar de ooievaar in voorkomt is Jeremia 8:7:
Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden
en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht, maar mijn volk kent
het recht des Heren niet.
De ooievaar zelfs als voorbeeld voor Israël. Zij kent haar 'mo`ed', meervoud 'mo`adim',
vaak gebruikt in Exodus, Leviticus en Numeri. Het betekent: 'ontmoetingstijd,
afgesproken tijd, vandaar ook feesttijd'. Die ooievaar komt op tijd, als een symbool
voor de verbondstrouw. Hij is 'chasid', trouw aan het verbond. Jeremia 3:12:
Ga heen en roep deze woorden uit naar het Noorden en
zeg: Keer weder, Afkerigheid, Israël, luidt het woord des HEREN, Ik zal u niet
donker aanzien, want Ik ben genadig ('chasid', dus eigenlijk 'trouw'), luidt het
woord des HEREN, Ik zal niet altoos blijven toornen.
Ik ben solidair tot het uiterste: HET oergeheim van God. Die ooievaar mag het
uitbeelden met een huis in de cypressen. Daarmee bouwde Israël een huis voor de
Heer, een tempel. Vaak een heel bedreigd huis. Een variant op het bekende: 'in
Holland staat een huis' luidt: 'in de wereld staat een huis'.
Zo staat in het hart van deze Psalm een prachtig geheim. Het enige geheim waarin
wij mogen geloven. Gods hart is een huis. Johannes 14:1-3:
Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft
ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou Ik het u
gezegd hebben - want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan
ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij
zijn moogt, waar Ik ben.
Vers 18-20:
18 de hoge bergen
zijn voor de steenbokken, de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen. 19
Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon kent de tijd van haar ondergang.
20 Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht, dan roert zich al
het gedierte van het woud;
In vers 19 de beschrijving van het menselijke bestaan. De tijd van de thuiskomst
van de zon. Het Hebreeuws zegt niet: 'de zon gaat onder', maar 'de zon gaat of
komt binnen'.
Vers 21-26:
21 de jonge leeuwen
brullen om roof en begeren hun spijze van God. 22 Gaat de zon op, dan
trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun holen. 23 De mens
gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot de avond toe. 24
Hoe talrijk zijn uw werken, o Here, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de
aarde is vol van uw schepselen. 25 Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt,
waarin gewemel is, zonder tal, kleine zowel als grote dieren; 26 daar
gaan de schepen, de Leviatan, die Gij geformeerd hebt om ermee te spelen.
Vers 24: 'wat veel zijn Uw daden'. Daar is ook de zee, het onherbergzame gebied,
wijd en uitgestrekt met de dieren en de schepen. En de 'leviathan', het oermonster
wordt het wel genoemd. Hetzelfde woord als in het einde van het boek Job: het
nijlpaard en de krokodil, de leviathan (vergelijk Job 40:20 - 41:25). En in Openbaring
13 ook weer twee beesten. Zo zag Johannes in zijn dagen het Romeinse rijk als
zo'n beest. Een oud Joods kinderlied vertelt over de Messiaanse maaltijd waarin
de oeros en de leviathan, als spijze zullen dienen voor het volk van God. Wonen
in een loofhut met muren van de huid van de leviathan. Hier in vers 26 wordt de
leviathan beschreven als een dier om mee te spelen. Of zoals het ook vertaald
kan worden: om er in te spelen, in die zee.
Vers 27-30:
27 Zij alle wachten
op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd; 28 geeft Gij hun die,
zij zamelen op, opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd; 29
verbergt Gij uw aangezicht, zij worden verdelgd, neemt Gij hun adem weg, zij sterven
en keren weder tot hun stof; 30 zendt Gij uw Geest uit, zij worden
geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem.
Vers 29: Letterlijk staat er in plaats van 'worden verdelgd': worden ontbonden,
vallen uiteen, worden ontsteld. Want als God Zijn aangezicht verbergt betekent
dat ballingschap. Dan wordt het pas echt donker, eenzaam en bedreigend in een
mensenleven. De ballingen worden als los zand. Vijftien keer wordt er in de Psalmen
gesproken over het verbergen van Gods aangezicht. Door Uw 'ruach' worden zij ge(her)schapen
en wordt het aangezicht van de aardbodem vernieuwd. Zo is er in vers 29 sprake
van de ballingschap, in vers 30 wordt gesproken over de terugkeer. Van eenzaamheid
naar thuiskomst, van het uiteen vallen naar het hersteld worden. In vers 29 alle
10 de ballingschappen, de hele geschiedenis, in vers 30: Gij
vernieuwt. Dit vers nooit meer vergeten!
Dat doet deze God. Wat in stilte bloeit, gaat God vernieuwen. Lied op een melodie
van Antoine Oomen: 'Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?'
Van wie Paulus zegt: opdat God zij alles in allen
(1Korinthe 15:28). Ook het aangezicht van de aardbodem vernieuwen. Zomaar deze
Psalm in huis. Geen legpuzzels of spoorboekjes, kloppen niet. De Bijbel is geen
puzzelboek, het is het boek van het heimwee van God. Openbaring 21:5: Zie
Ik maak alle dingen nieuw.
Er staat niet: Ik maak nieuwe dingen. Hij maakt deze aarde nieuw! Hij laat
niet varen de werken Zijner handen. God is nog altijd trouw aan deze aarde. E.Levinas:
'Bij God krijgen de dingen weer een gezicht'.
Vers 31-33:
31 De heerlijkheid
des Heren zij tot in eeuwigheid, de Here verheuge Zich over zijn werken. 32
Ziet Hij de aarde aan, dan beeft zij, raakt Hij de bergen aan, dan roken zij.
33 Ik zal de Here zingen, zolang ik leef, ik zal mijn God psalmzingen,
zolang ik ben;
De heerlijkheid des Heren zij 'heel de olam', heel de eeuw door. Heel de aarde
komt in beweging, heel het proces van de geschiedenis komt tot een doorbraak.
'Bergen', vaak als een symbool van machten, krachten, bolwerken.
Vers 34,35:
moge mijn overdenking Hem behagen. Ik zal mij in de Here
verheugen. De zondaren zullen van de aarde vergaan, en de goddelozen zullen niet
meer zijn. Loof de Here, mijn ziel. Halleluja.
Vers 35 kan men volgens de rabbijnen ook zo lezen: 'de zonden zullen van
de aarde vergaan en de goddeloosheden zullen niet meer zijn'. Het is een
kwestie van invullen van de klinkers. God strijdt tegen het kwaad, niet tegen
de mensen. Er zal geen kwaad meer zijn, dit zal van de aarde verdwijnen. 'Zegen
de Here, zijn ziel. Halleluja.' Zo eindigt deze Psalm zoals hij begon, een lied
met een ongelooflijke kracht. God wil het aangezicht vernieuwen van mensen, van
de aardbodem.
Zo is Psalm 104 meer dan een 'natuurpsalm', mooi om te lezen in de vakantie. Daarom ook vaak overgeslagen. Dan mist men toch iets kostbaars. Deze Psalm is veel meer een strijdlied tegen de chaos (vers 29: de 10 ballingschappen, vers 30: Gij vernieuwt) met in het midden de ooievaars in hun huis als een symbool van Gods goedertierenheid, Zijn verbondstrouw. Dwars tegen alle afbraak in, vanuit dit middelpunt gaat dit lied het winnen. Boven Psalm 104 zou men ook kunnen zetten: 'de bedreigde geschiedenis', dat begint met de hemel en eindigt met de aarde, waarin verteld wordt dat het kwaad zal worden weggenomen. Een Psalm om mee naar huis te nemen.
Top