God en het kwaad door Henk Vink

terug naar Theologie


Laatst gewijzigd: 06.04.2002

 

Het probleem van het kwaad in de wereld heeft de grootste denkers uit de geschiedenis voor onoverkomelijke moeilijkheden gesteld. Dit is niet anders in de theologie, die dit probleem evenmin heeft opgelost. Sommigen preveleren Gods almacht, waarmee ze in problemen komen met het karakter van God. Anderen preveleren de zuiverheid van Gods wil en beperken daarmee Zijn almacht. Zodoende hebben twee tegenpolen op stromingen binnen het protestantisme hun stempel gedrukt met opvattingen over Zijn liefde en Zijn almacht. Predestinatie tegenover eigen keuze werden het criterium voor het lot van het individu. Naar mijn idee werden deze tegenstellingen in stand gehouden vanuit het onvermogen om het kwaad in de wereld op een goede wijze te zien.

Waarschijnlijk het oudste bijbelboek is het boek Job. Hierin komt dit thema uitgebreid aan de orde. Echter de lessen ervan zijn door de theologie nauwelijks geleerd. Dit lijkt te komen vanuit onzorgvuldige vertaling van het woord kwaad, waardoor het voor ons iets anders is gaan inhouden dan voor bijvoorbeeld Job. Toen Job tot zijn vrouw zei: 'zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?', zondigde hij met zijn lippen niet! Ook komt het vele malen voor dat God zelf kwaad doet. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 6:22: 'De HERE deed voor onze ogen tekenen en wonderen, groot en onheil brengend aan Egypte' (N.B.G.; Statenvertaling: 'grote en kwade wonderen') en Jesaja 45:7:'Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik de HEERE, doe al deze dingen' (Statenvertaling). De N.B.G.-vertaling 'die het heil bewerk en het onheil schep' is typisch voor de invloed van de theologie, die vond dat het woord kwaad hier niet langer kon worden gehandhaafd. Toch staat het er in de grondtekst! Het feit dat God kwaad deed was bekend aan Mozes, Job, Jesaja en vele anderen. Niet alleen deed Hij kwaad om ander kwaad te vergelden, maar in het geval van Job leek het voor Job zelf geheel zonder reden! Toch werd Job gerechtvaardigd in het toeschrijven van het hem overkomen kwaad aan God. Maar zijn vrienden die het beschouwden als vergelding van een zonde van Job werden in het ongelijk gesteld.

Hoe is het zo ver kunnen komen? Het antwoord hierop is nogal moeilijk, maar het komt erop neer dat door de inconsequente vertaling van het woord kwaad vanuit de grondtekst, dit woord iets heeft meegekregen van de betekenis van zonde. Waardoor men om God niet te bezoedelen kwaad niet langer kon zien als door God gedaan. We kunnen nu niet anders dan proberen het woord kwaad zijn oorspronkelijke betekenis terug te geven en duidelijk te stellen dat kwaad en zonde gescheiden begrippen zijn! De betekenis van kwaad komt neer op iets destructiefs, maar de betekenis van zonde is het missen van het doel. God zondigt niet, Hij mist zijn doel niet! Maar wie wil Hem zijn grote en kwade wonderen afnemen waarmee Hij Zijn volk uit Egypte uitleidde? Met deze wonderen zondigde Hij niet, Hij bereikte ermee het doel dat Hij Zich gesteld had, namelijk de verheerlijking van Zijn naam onder de volken.
Een algemeen aanvaarde uitspraak als: 'God verondersteld geen kwaad. Hij is te zuiver om kwaad te zien, te verwachten' (Habakuk 1:13), roept een groot aantal vragen op:
1 Zou onze Almachtige, Alwetende en Allesbeschikkende Schepper-God zijn overvallen door zelf geschapen omstandigheden?
2 Zou Hij zou te naïef zijn om een antwoord op het kwaad kunnen geven, omdat het in zekere zin kwaad met kwaad vergelden inhoudt?
3 Wat blijft er over van de zekerheid dat God 'Pantocrator' (almachtig) is?
Wordt dit als een aanduiding zonder inhoud aangezien in het verleden al is aangetoond dat een schepsel zich van Zijn bestuur heeft kunnen losmaken en een rebellie gestart is? Kan de garantie dat dit niet nog een keer gebeuren kan, worden gegeven?
4 Bij uitspraken dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, zullen we ook een 'maar' en een 'als' moeten aantekenen.
5 In uiterste instantie blijft er zo niets anders over dan te concluderen dat de Schepper heeft gefaald met Satan, en daarmee het doel heeft gemist wat Hij met hem voor ogen heeft gehad. En niet alleen met Satan, maar met nog veel meer schepselen! In bijbelse taal zouden we dan moeten zeggen dat God heeft gezondigd! Hij heeft Zijn doel gemist!

Het godsbeeld dat we zo over zouden houden, kan niet anders dan een grote bron van twijfel zijn. Geloofsrust en vertrouwen zullen niet alleen vreemd voor ons zijn, het wordt nagenoeg onmogelijk te bereiken zonder onze ogen te sluiten voor de feiten. Het ideaal van Paulus om iedereen op te voeden tot volwassenheid in het geloof, bezonnen, sober en niet door wind van leer heen en weer geslingerd, wordt onbereikbaar en het hoogste wat we mogen verwachten wordt het berusten in een 'kinderlijk' geloof en vertrouwen op God. Niet dat dit 'kinderlijke' geloof op zich verkeerd is, maar als dit het hoogste is wat we kunnen bereiken, is dat nogal armzalig.

Als van mij wordt gevraagd rekening te houden met de problemen van God die spelen in een ons overheersende wereld van geestelijke wezens waarvoor nagenoeg iedereen stekeblind is, hoe kunnen we dan bestaan?
Van God ken ik maar één enkel 'probleem', en dat 'probleem' is al opgelost, het moet alleen verder worden uitgewerkt! Het grote 'probleem' van God dat door alle tijden heen werkt, is het bekend maken van Zichzelf aan al Zijn schepselen. Hierom werd de boom van kennis van goed en kwaad gepland! Kennis van goed betekent dat we onze Schepper zullen kunnen kennen. Het probleem voor ons is, evenals voor alle andere schepselen, dat we goed niet zonder kwaad kunnen kennen. Het overvloedige goed zou volkomen worden verspild als aan verwende kinderen. De respons uit onze harten waarnaar onze Schepper verlangt, zou geen dankbaarheid zijn, maar een nieuw verlanglijstje voor onze eigen bodemloze begeerten.

Hoe zit het dan met de aanhaling uit Habakuk? Staat daar dan niet 'Gij die te rein van ogen zijt om het kwaad te zien, en het onrecht niet kunt aanschouwen, waarom aanschouwt Gij de trouwelozen en zwijgt Gij als de goddeloze verslindt hem die rechtvaardiger is dan hij'? Dit is wat moeilijk, maar het staat er niet zo dat het als ondersteuning kan dienen voor de bewering dat Hij te zuiver is om kwaad te zien of te verwachten! Bovendien zou de Schrift zichzelf tegenspreken wanneer deze bewering zou kunnen worden gestaafd, zoals is aangetoond. Maar na bestudering van de grondtekst bleek het woordje 'onrecht' beter vertaald te kunnen worden met 'moeite' of 'zwoegen'! Lezen we dan alles in zijn context, dan zullen we moeten concluderen dat het kwaad het kwaad is dat mensen uit Zijn volk ondergingen en het zwoegen het zwoegen is wat door mensen werd gedaan. Habakuk richt zich tot God met de vraag of Hij dat kwaad (dat door mensen werd ondergaan) kon aanzien in de zuiverheid van Zijn ogen (en onder de beloften van de wet voor Zijn volk)! God kon wel degelijk kwaad zien en doen, maar de wet heeft beloften die bij het houden van de wet bescherming bieden, waarmee Hij Zich in de liefde voor Zijn volk ertoe verplicht de zijnen te beschermen tegen het aangedane kwaad en het zwoegen in onrecht. Dit kan Hij inderdaad niet (aan)zien zonder te reageren. Helaas was het toen zodanig met het volk gesteld dat er ballingschap volgde.
Hoezeer kennis van goed verweven is met kennis van kwaad, weet iedere ouder die kinderen met de nodige discipline heeft moeten opvoeden. Maar het meeste komt dit nog naar voren in het kruis op Golgotha, waar een enorm kwaad geschiede aan de Gezalfde van Israël, terwijl het eveneens ons de grote liefde duidelijk maakt van God de Vader en van de Zoon die Hem onthulde.
In het boek Job wordt het kwaad gebruikt om een hoger goed te bereiken, bovendien wordt Job een enorm belangrijke les geleerd, een les die wees naar de opstanding. Nadat 'zijn oog Hem had aanschouwd' (42:5) werd hem het dubbele geschonken van wat hij daarvóór bezeten had. Dit gold niet voor zijn kinderen, waarvan hij hetzelfde aantal kreeg, een duidelijke aanwijzing dat de vorigen niet verloren waren. Bovendien werd tijdens de discussie met zijn vrienden de mogelijkheid van een opstanding, en de oplossing die dat zou kunnen bieden met betrekking tot het onrecht steeds sterker. Dit principe van kwaad komen we ook bij Paulus tegen, waar de verdrukking volharding uitwerkt en de volharding beproefdheid en de beproefdheid een verwachting die niet beschaamd maakt (Romeinen 5:3-5).

Het nut van kwaad in de wereld moet niet worden onderschat. Het maakt ons arm opdat Hij ons rijk kan maken, wij zijn sterfelijk opdat Hij ons moge opwekken. Dat God de Satan gebruikt en het kwaad dat hij doet, zouden we eigenlijk direct moeten aannemen. Met welke reden wordt Satan anders losgelaten aan het einde van het millennium. Waarom werd Satan niet direct uit de weg geruimd na de opstanding van onze Heer? Hij was toen toch overwonnen? Hoe kan God anders de profetieën vervullen? Hiervoor is de 'medewerking' of beter 'tegenwerking' van Satan vereist! Wel werden de eerste mensen door Satan misleid, maar in het Lam was al voorzien, voordat de mensen zelfs maar geschapen waren (Openbaring 13:8).
Tegenstand is een essentie in het bekendmaken van Gods hart. Wanneer we dat liefdevolle hart ten volle zullen kennen zal dat ons volkomen overweldigen. God zal alles in ons worden en niets van onszelf zal dat kunnen verstoren. In de uitwerking van het enorme plan om de schepping de Schepper te laten kennen, was het ambt van Tegenstander noodzakelijk. Dit is Satan. Satan is zijn titel en geen naam. Ook Lasteraar (duivel) is een titel en geen naam. Lucifer bestaat niet, noch als naam, noch als titel, het is misvertaling die in de King James-vertaling terecht is gekomen. Noch in de Statenvertaling, noch in de N.B.G.vertaling is dit woord opgenomen, maar het is daar (Jesaja 14:12) vertaald als 'morgenster', maar het zou evengoed met 'jammeren' (N.B.G.) of 'huilen' (Statenvertaling) vertaald kunnen worden evenals dat is gebeurd in onder andere Jesaja 13:6 en 14:31. We hebben dus een tegenstander waarvan we de titels kennen die verbonden zijn met zijn ambt, maar waarvan we de naam niet kennen. De koning van Tyrus wordt meestal aangehaald om de vroegere heerlijkheid van de Satan vóór zijn val aan te halen. De verwijzingen naar Eden en cherub maken dat in eerste instantie ook aannemelijk. Echter bij nader inzien en verdere studie zal blijken dat dit toch niet zo eenvoudig te stellen is. Het staat tussen de profetieën over Ammonieten, Moabieten, Edomieten, Filistijnen en de profetieën over Sidon en Egypte en Farao. Ook wordt er gesproken over zijn perfectie in Eden, terwijl we kunnen weten dat Satan al lang voor dat de mens werd geformeerd als Tegenstander fungeerde. Bovendien is Eden ook een gewoon Hebreeuws woord dat weelde of luxe betekent en zijn de cherubs op andere plaatsen waar zij voorkomen Gods dienaren die het kwaad in toom houden. Er stonden onder andere cherubim in de hof van Eden die de toegang tot de boom des levens bewaakten. Ook stonden cherubim op het verzoendeksel van de ark in het heilige der heiligen. Cherubim hebben te maken met oordeel! Het oordeel was tegen de koning van Tyrus en de vertaling had moeten luiden dat deze koning door de cherub werd weggedaan of verdaan, dat wil zeggen hij werd terechtgesteld door de cherub. Zo in zijn context gelezen, tussen de andere profetieën, wordt niets opgeroepen dat niet van toepassing kan zijn op de menselijke koning van Tyrus die vanwege zijn hoogmoed (Ezechiël 28:2,4,8) werd terechtgesteld. De ruïnes van Tyrus kunnen nog worden bezocht om te zien hoe letterlijk deze profetie is uitgekomen. Deze profetie kan niet worden gebruikt om iets van de oorsprong van Satan af te leiden.

Hoe Satan wel begon staat te lezen in Job 26:13: 'Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen' (Statenvertaling). De N.B.G. heeft: 'Door zijn adem werd de hemel helder, zijn hand doorboorde de snelle slang'. Maar een concordantie op het Hebreeuws zal aantonen dat het 'doorboorde' van de N.B.G. en het 'geschapen' van de Statenvertaling letterlijk iets betekent als 'arbeiden', dat wil zeggen het arbeiden dat bij onder andere een geboorte plaatsvindt, dat pijnlijk is en met moeite en weeën gepaard kan gaan. Bovendien vertelt Johannes 8:44 dat de Lasteraar (Duivel) 'een moordenaar was van den beginne en niet in de waardheid staat, want er is in hem geen waarheid'. Dit zijn eenvoudige en directe aanwijzingen dat de Tegenstander als tegenstander werd geschapen in een pijnlijk proces. Doch evenzeer een allermeest noodzakelijk proces, de Tegenstander zal juist door zijn tegenstand en oppositie de eigenschappen onthullen van Hem waartegen hij strijdt.
Nu deze Tegenstander is overwonnen blijft er de noodzaak om de gevolgen van zijn tegenstand te overwinnen. Dit zal gebeuren in een nieuwe schepping. Een nieuwe schepping is iets anders dan het repareren van het oude. Evenals het werkstuk dat in de hand van de pottenbakker onbruikbaar werd (Jeremia 18:4) door de pottenbakker opnieuw kan worden geschapen uit de klei van het oude, en wel volmaakt kan zijn naar wat de pottenbakker goeddunkt. Zo kan de gehele schepping door herschepping worden verlost van het werk van Satan. 'Zie, ik maak alle dingen nieuw' (Openbaring 21:5). 'Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen' (2Korinthe 5:17). In de volheid der tijden zal al wat onder de hemelen en op de aarde is onder Zijn hoofd, dat is de Christus, worden samengevat, naar het welbehagen dat God in Hem had voorgenomen (Efeze 1:9,10). In deze nieuwe schepping zal worden bereikt wat de oude schepping tot nu toe niet kon, het accepteren van Christus als Hoofd van de ganse schepping! Had zij dat wel gedaan zou Satan niet effectief geweest hebben kunnen zijn! Dit alles onder Zijn Hoofd terugbrengen gebeurd met een grote toegevoegde waarde, een diep besef van wie God is! Met een hartelijk beamen van Jezus als Here en alles tot eer van God, de Vader. (Filippenzen 2:10,11) Een overwonnen dood (1Korinthe 15:26) en een verzoening die ook de hemelsen omvat (Kolossenzen 1:15-20).
Bezoedelen we God niet in de bewering dat Hij Zelf de Tegenstander heeft gemaakt? Geenszins! Want het Woord zegt het zelf. Er is hiervoor geen typering nodig die in een andere context is geplaatst om het te ondersteunen. Maar vooral, het alternatief zou inhouden dat God gefaald heeft met Satan, dat in Satan God Zijn doel zou hebben gemist. Dit houdt in dat God gezondigd zou hebben en het is dit wat we niet kunnen aanvaarden en als een bezoedeling op Zijn karakter beschouwen! Het scheppen van een Tegenstander waarmee Hij Zichzelf tot onze rijkdom onthult kan geen bezoedeling van Zijn karakter zijn! Ook niet als dit tijdelijk leidt tot lijden aan de kant van de mens! Nu we iets hebben mogen zien van Zijn liefde, door het kruis van Golgotha, waar het grootste kwaad aller tijden geschiedde, mogen we in geloof met Paulus zeggen: 'Want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden' (Romeinen 8:18). Zijn handelen begint in liefde en eindigt in liefde, ook als dat tijdelijk kwaad inhoudt. En alleen zo blijft de God van de Schriften staan als een God die echt God is, die zonder moeilijkheden kan waarmaken wat Hij zegt, die 'alle dingen kan doen medewerken ten goede voor hen die God liefhebben' (Romeinen 8:28) en die 'in alles kan werken naar de raad van Zijn wil' (Efeze 1:11).

terug naar de top