Woordstudie: apokaluqiv (apokalupsis)
terug naar Griekse geschriften
Laatst gewijzigd: 11.08.2002
Want in elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem: in alle woord en alle kennis, gelijk het getuigenis aangaande Christus onder u bevestigd is, zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus (1Korinthe 1:5-7).
Het Griekse woord 'apokalupsis' betekent
'onthulling', 'openbaring'. Het is afgeleid van het werkwoord 'apokalupto' en
dat betekent, naast 'onthullen' en 'openbaren', ook 'de bedekking weghalen',
'ontsluieren'. De concrete, letterlijke, betekenis van 'het onthullen van een
standbeeld', komt in het Nieuwe Testament niet voor. De onthulling is niet bestemd
voor onze lichamelijke ogen, maar voor onze 'geestelijke' ogen. Dit proces van
onthullen vinden we onder andere in 2Korinthe 3:15,16:
Ja, tot op heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen
wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de
Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.
De 'apokalupsis' van Jezus is niet hetzelfde
als Zijn 'parousia', Zijn aanwezigheid in koninklijke waardigheid. Zover is
het nog niet, hoewel we wel kunnen zeggen dat Hij aanwezig is, omdat Hij ook
gezegd heeft: 'Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de wereld'
(Mattheüs 28:20). Dit 'Ik ben met u' is voor lichamelijk ogen, ook voor
de onze, onzichtbaar. Toch is Zijn 'bij ons zijn' reëel, want de bedekking,
die ons belemmerde Christus in geestelijk opzicht te zien, is weggenomen.
Onze onwetendheid ten aanzien van Christus is opgeheven door de kennis en het
daarmee gepaard gaande inzicht, die wij dankzij Paulus hebben kunnen verwerven.
De heidenapostel heeft ons Christus laten zien als het Hoofd van het Lichaam,
waarvan wij leden mogen zijn.
Dit was de openbaring waar de christenen uit Korinthe naar uitzagen en die enkele
jaren later ook werkelijk kwam, toen Paulus zijn brief aan de christenen te
Efeze schreef, waarin hij dit geheimenis openbaarde.
Nu kan 'openbaren' plotseling, in één moment plaatsvinden, maar
de Schrift geeft de indruk dat God Zijn wijsheid geleidelijk openbaart.
Het is een proces, waarvoor God de tijd neemt. Dat blijkt ook uit de 'apokalupsis'
van Christus.
De christenen in Korinthe waren niet onkundig van de 'verborgen wijsheid Gods'.
Paulus had hen daarover reeds geschreven (1Korinthe 2:6-8), maar door hun 'vleselijke
geaardheid' waren zij nog onmondigen in Christus (1Korinthe 3:1). Zij begrepen
toen nog niet dat Paulus het over diep geestelijke dingen had, die een totaal
andere, een op het geestelijke ingestelde, houding vereiste. Paulus' bede was
dat christenen tot 'alle rijkdom van een volledig inzicht' mochten komen, want
hij wist dat onze kennis nog onvolkomen is (Kolossenzen 2:3; 1Korinthe 13:9).
De apostel schreef zijn eerste brief
aan de Korinthiërs vanuit Efeze waarschijnlijk in het jaar 55. Of hij toen
al de kennis en het inzicht gekregen had over het geheimenis waarover hij later
spreekt in zijn brief aan de Efeziërs, die mogelijk geschreven is in 60,
is niet bekend. Tussen de beide brieven ligt een periode van ongeveer 5 jaar.
In ieder geval had hij in Korinthe reeds een begin gemaakt met het openbaren
van Christus en hij stuurt Timotheüs er naar toe om de christenen aldaar
zijn wegen in Christus indachtig te maken, zoals hij die in elke gemeente leert
(1Korinthe 4:17).
Niet alleen de christenen in Korinthe werden door Paulus in het openbaringsproces
van de Christus betrokken, ook die in Rome worden door hem klaar gemaakt voor
dat proces. Hij schrijft onder andere: '. . . .naar de openbaring van het geheimenis,
eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard . . . .' (Romeinen 16:25,26). De
brief aan de Romeinen is ± 2 jaar na zijn eerste brief aan de Korinthiërs
geschreven.
We moeten niet vergeten dat ook Paulus
zelf de 'apokalupsis' van Christus als een proces heeft ervaren. Het bleef niet
bij één openbaring, want hij schrijft: '. . . maar ik zal komen
op gezichten en openbaringen des Heren' (2Korinthe 12:1). Door die gezichten
en door die openbaringen kreeg Paulus de kennis van en het inzicht in de geheimenissen
van God waarover hij het beheer had gekregen (1Korinthe 4:1). Het is niet te
ver gezocht en ook niet onwaarschijnlijk dat Paulus, toen hij zijn brieven schreef
aan de christenen te Korinthe en te Rome, zelf nog niet geheel op de hoogte
was van de geheimenissen die hij in zijn brief aan de Efeziërs bekend maakt.
Hij wist wel dat het om de 'apokalupsis' van Christus ging, maar nog niet dat
er een hemelse Gemeente zou zijn waarvan Christus het Hoofd is. De 'apokalupsis'
van Christus is een stapsgewijze ontvouwing van de persoon, rol en plaats van
Christus in het goddelijk plan der eeuwen. Daarbij worden ook mensen betrokken:
'Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden ('apokalupsis')
van de zonen Gods (Romeinen 8:19). Het gaat ook om de vrijheid van de heerlijkheid
der kinderen Gods (Romeinen 8:21). Ook dat heeft te maken met de 'apokalupsis'
van Christus.
De 'apokalupsis' van Christus is een daad van God, die alles wat er in het verleden
gebeurd is in de schaduw stelt. Er komt een dag, dat alle eigenschappen van
de Zoon van God zichtbaar zullen worden in alle zonen Gods, die tot het
Lichaam van Christus behoren. Paulus schreef daar al over in Romeinen 8:29,30:
Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren
bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoon, opdat Hij de eerstgeborene
zou zijn onder vele broederen; en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft
Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd;
en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Paulus wist dat hij in ieder geval tot
de geroepenen behoorde en dat Christus in hem geopenbaard was:
Toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan
afgezonderd en door Zijn genade geroepen heeft, behaagd had Zijn Zoon in mij
te openbaren (Grieks: 'apokalupsai'), opdat ik
Hem onder de heidenen verkondigen zou . . . (Galaten 1:15).
Onze gelijkvormigheid aan het beeld van
Christus is nu nog niet te zien, want ons nieuwe leven is verborgen met Christus
in God (Kolossenzen 3:3,4). Dat komt wat merkwaardig over, maar dat doet niets
af van het bijbelse gegeven dat God Zich het recht voorbehoudt een zaak, al
of niet tijdelijk, te verbergen. De spreukendichter zei al: 'Het is Gods eer
een zaak te verbergen . . . .' (Spreuken 25:2). God Zelf is óók
verborgen (Job 23:8-10).
God speelt geen spelletje met de mens. Hij wil de mens bewegen Hem te zoeken
en dan zal Hij Zich laten vinden (Handelingen 17:27; Jesaja 55:6,7; Spreuken
8:17).
Omdat ons nieuwe leven met Christus in God verborgen is, moeten we dus niet
verwachten dat wij dit nieuwe leven overal en altijd ten toon kunnen spreiden.
Omdat we dat nu nog niet kunnen, zullen we daarmee moeten wachten tot de verschijning
van Jezus Christus (Kolossenzen 3:3,4). Intussen kunnen we wel allerlei onreinheid
en verkeerde gewoonten uit ons leven wegdoen, zoals Paulus de christenen te
Kolosse adviseert en streven naar een gedrag dat bij het nieuwe leven past (Kolossenzen
3:5-17).
De tijd komt dat de volheid van het nieuwe leven, dat achter het vlees schuil gaat en dat met Christus verborgen is in God, openbaar wordt. Menigeen durft dat nauwelijks te geloven. Anderen zouden best nu reeds voor de ogen van de wereld in heerlijkheid willen verschijnen. Dat zou wat zijn! Ze zouden wel eens laten zien, hoe geestelijk ze waren. Wat zou het machtig zijn als zij Gods kracht en glorie aan de wereld konden laten zien. Iedereen zou tot de erkenning komen dat God wel degelijk in hen woonde. Ondanks alle goede bedoelingen is zo'n denkwijze een bewijs dat nog niet álle menselijke trots en hoogmoed verdwenen is.
Het boek Openbaring en de 'apokalupsis'
van Jezus Christus
We hebben gezien dat 'apokalupsis' onder andere 'ontsluiering' betekent. Wil
iets ontsluierd worden, dan moet het aanwezig zijn, anders is het onmogelijk
om van ontsluiering te spreken. Als het boek Openbaring, met, door ons niet
of nauwelijks te begrijpen symboliek, een 'apokalupsis', een ontsluiering, van
Christus is, dan moet Hij aanwezig zijn, óók ten tijde dat het
boek geschreven werd.
'De openbaring van Jezus Christus . . .'. Dit zijn de beginwoorden van
het boek en deze woorden zijn tevens de sleutel tot de inhoud. Het boek beschrijft
géén gebeurtenissen uit het verleden of toekomstige gebeurtenissen
in de eindtijd. Het gaat over de ontsluiering van een Persoon, van Jezus Christus
in al Zijn volheid en glorie.
De meeste christenen zijn ervan overtuigd dat het boek Openbaring toekomstige gebeurtenissen in de eindtijd beschrijft. Ik denk dat het boek Openbaring noch gebeurtenissen uit het verleden, noch toekomstige gebeurtenissen beschrijft. In apocaliptische literatuur gaat het, in symbolische taal, om de tijd waarin de gebeurtenissen plaatsvinden. Toch is het boek Openbaringen geen 'apokalupsis' van gebeurtenissen, maar een 'apokalupsis' van een Persóón, Jezus Christus. Het gaat om de openbaring van Jezus Christus. We zien Jezus als het Lam en we zien de voltooiing van Gods plan met de aarde en de mensheid. Géén eindtijdberekeningen, géén ingenieuze uitleg van getallen en van beesten, niets van dat alles. Christus als het Lam, dáár gaat het in het boek Openbaringen om!
Jan van de Westelaken