Laatst
gewijzigd:
11.05.2001
In onze Bijbelvertalingen komen
we het begrip 'de dag des Heren'
vele malen tegen. Met deze term wordt in de Bijbel niet de sabbat of de zondag
bedoeld. Het is een dag die nog in de toekomst ligt en onder christenen de
'oordeelsdag' wordt genoemd.
De uitdrukking 'Dag des Heren' als oordeelsdag komt vele malen
voor in de Hebreeuwse Geschriften (Oude Testament). Omdat het een dag is die,
ook nu nog, in de toekomst ligt, vinden we de aankondiging van deze dag alleen
terug bij de profeten. God doet immers niets zonder dit eerst aan zijn knechten,
de profeten, bekend te hebben gemaakt (Amos 3:7).
De 'Dag des Heren', als oordeelsdag, wordt aangekondigd
in: Jesaja 2:12; 13:6,9; Jeremia 46:10; Ezechiël 13:5; 30:3; Joël 1:15;
2:1, 11; 3:14, 20; Amos 5:18-20; Obadja vers 15; Zefanja 1:7, 14, 15; Zacharia
14:1; Maleachi 4:5.
In de N.B.G.-vertaling staat in
die teksten het woord Here (kleine
hoofdletters). Nu komt dat woord vele malen voor in de Hebreeuwse Geschriften.
Het is de aanduiding voor de naam van God JHWH. Of deze letters, het zogenaamde
'tetragrammaton', uitgesproken moeten worden als 'Jehovah' of als 'Jahweh'
of op een andere manier, is een vraag die reeds vele gemoederen heeft bezig
gehouden en nog houdt. Volstaan kan worden met de constatering dat Here 'JHWH' is omdat overal waar in het
Hebreeuws de letters 'JHWH' staan, de N.B.G.-vertaling dit met Here heeft vertaald (1).
In de Griekse Geschriften (Nieuwe
Testament) treffen we de term 'Dag des Heren' eveneens aan, echter zonder
hoofdletters, dus Here in plaats van Here.
Soms is het een aanhaling uit de Hebreeuwse Geschriften zoals in Handelingen
2:20. Meestal is dat echter niet het geval en staat er 'dag des Heren' zoals
in 1Korinthe 5:5. De uitdrukking komt voor in: Handelingen 2:20; 1Korinthe
5:5; 1Thessalonicenzen 5:2; 2Thessalonicenzen
2:2; 2Petrus 3:10; Openbaring1:10.
In de brieven van Paulus komen we
niet alleen de term 'dag des Heren' tegen
(1Korinthe 5:5; 1Thessalonicenzen 5:2; 2Thessalonicenzen 2:2). We lezen
óók over de 'dag van Christus' (1Korinthe 1:8; 2Korinthe 1:14; Filippenzen
1:6,10; 2:14-16).Uit het tekstverband rond deze term blijkt dat het gaat om
de dag van de openbaring of wederkomst van de Here Jezus Christus. Zelfs in
de brief aan de Filippenzen, toen de wederkomst van Christus reeds uitgesteld
was, blijft de 'dag van Christus' verbonden met zijn wederkomst. Met dit gegeven
in gedachten kijken we naar de term 'dag des Heren' in de brieven van Paulus.
In 2Thessalonicenzen 2:2 verwijst
de Companion Bible naar vers 1 waar over de wederkomst van Christus wordt
gesproken. Gezien het tekstverband ligt het voor de hand hier de 'dag des
Heren' te zien als de 'dag van Christus'.
Ook de inhoudelijke gegevens pleiten
voor de betekenis 'dag van Christus' als Paulus de uitdrukking 'dag des Heren'
gebruikt. In 1Thessalonicenzen 5:2 wordt gezegd dat de 'dag des Heren' zal
komen 'als een dief in de nacht'. Uit de evangelieën weten we dat de 'dag
van Christus' als een dief in de nacht komt (Mattheüs 24:42-44; Lukas
12:39, 40). We mogen de conclusie trekken dat daar waar Paulus de term 'dag
des Heren' gebruikt dit hetzelfde is als de term 'dag van Christus'.
Buiten de brieven van Paulus komt
de 'dag des Heren' nog voor in Handelingen 2:20; 2 Petrus 3:10 en Openbenbaring
1:10.Voor de volledigheid kan daar ook nog aan worden toegevoegd Openbenbaring
16:14 waar sprake is van 'de grote dag van God de Almachtige'.
Noch in de Statenvertaling, noch
in de N.B.G.-vertaling komt het woord He(e)re
(met hoofdletters) voor in de Griekse Geschriften. Wel wordt het woord Here
(zonder hoofdletters) gebruikt. De Here in de Griekse Geschriften is Jezus.
Toch kunnen we niet overal waar het woord Here staat, Jezus lezen. Er staan
in de Griekse Geschriften vele aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften en
in sommige daarvan staat in het Hebreeuws JHWH (= Here) en niet Jezus (= Here). Vergelijk onder andere Handelingen
2:20 met Joël 2:32 en Handelingen 2:34, 35 met Psalm 110:1, 2.
Handelingen 2:20, 34, 35 zijn aanhalingen
uit de Hebreeuwse Geschriften en daar behoort te staan 'dag des Heren' (met hoofdletters). In Openbenbaring
1:8; 16:14 en 21:22 wordt gesproken over 'God de Almachtige'. Wie kan dit
anders zijn dan de Here uit
de Hebreeuwse Geschriften?
Vele christenen zijn van mening
dat de Here uit het Oude Testament
Jezus is. Dat is niet zo verwonderlijk, want de profeet Jesaja ziet de heerlijkheid
van de Here en Johannes zegt
dat dit de heerlijkheid van Jezus is. Vergelijk Jesaja 6:1-13 met Johannes
12:39-41. Zowel de Here als
Jezus worden de Alpha en de Omega genoemd (Jesaja 44:6; Openbenbaring 1:8;
21:6; 22:13). Jezus zegt zelf: 'Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien
(Johannes 14:9).
Toch gaat het te ver te beweren dat overal waar in de Hebreeuwse Geschriften Here staat, Jezus bedoeld wordt. In het algemeen is de Here de aanduiding voor JHWH. In Jeremia 23:5, 6 lezen we: Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid.
Hoewel deze 'Spruit' ook iemand
anders kan zijn, zien vele christenen in de hier genoemde 'Spruit'
Jezus Christus. Hij wordt in deze tekst niet 'Here' genoemd, maar 'de Here
onze gerechtigheid'. Daarin ligt de naam 'Here'
wel besloten, maar het is toch een andere naam. Dat is bijvoorbeeld
ook het geval met de naam Jozua. Deze naam betekent 'JHWH is redding'. Toch
zegt niemand dat Jozua de Here
is.
In de Psalmen wordt de Vader Here genoemd: Ik
wil gewagen van het besluit des Heren:
Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij. Ik heb u heden verwekt (Psalm
2:7; zie ook Hebreeën 1:5, 6). 'Aldus luidt
het woord des Heren tot mijn
Here: Zet u aan mijn rechterhand . . .'. 'De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester
voor eeuwig, naar de wijze van Melchizedek. De Here is aan uw rechterhand' (Psalm 110:1,4,5; Hebreeën
5:5, 6).
Hier is Here, net als elders, de vertaling van JHWH, de naam van de Vader
en duidt Here, de Zoon, Jezus Christus, aan. Het meest voor de hand liggend
is om daar waar in de Hebreeuwse Geschriften Here staat, te lezen JHWH, de Vader van Jezus Christus.
Het is voor mensen onmogelijk het
wezen van God te doorgronden zoals het ook onmogelijk is de relatie tussen
de Vader en Jezus op menselijke wijze te verklaren. Gods wegen zijn immers
hoger dan de wegen van mensen (Jesaja 55:8; Romeinen 11:33).
De oude kerkvaders hebben dat onvoldoende
onderkend en getracht God te verklaren in de formule van de Drieëenheid en
vast te leggen in een leer (2) die nog steeds als een molensteen om de halzen
van christenen hangt. De gebrekkige en onduidelijke formulering van dit dogma
roept vele vragen op, desondanks rust er een levensgroot taboe op.
Ook S.van Mierlo ging uit van de
gedachte dat de Here in het
Oude Testament de Here Jezus Christus uit het Nieuwe Testament is (3) en heeft
dat nooit verder onderzocht noch daar vraagtekens bijgezet.
In de kringen van het vrije Bijbelonderzoek
zijn het vooral A. Oosterhuis en A. Manussen sr. geweest die gezien hebben
dat de Here uit het OT en de
Here uit het NT niet dezelfde Persoon zijn (4).
In verband met de 'dag des Heren'
is het heel belangrijk te weten over welke 'Here' en welke 'dag' we het dan
hebben. Is het te gewaagd te veronderstellen dat de 'dag des Heren', de dag van JHWH, vooral, maar niet
uitsluitend, betrekking heeft op Israël en dat de 'dag des Heren', de dag
van Christus, vooral, maar ook weer niet uitsluitend, te maken heeft met de
Gemeente, die Zijn Lichaam is?
Wanneer we bijvoorbeeld in Zacharia
14 lezen over de openbaring van de Here
op de Olijfberg dan gaat het over de strijd van JHWH tegen de volken ten gunste
van Zijn volk Israël. De voeten die op de Olijfberg staan, zijn de voeten
van JHWH en niet van Jezus Christus, zoals vele christenen menen (5), want
Híj strijdt daar niet. In dit hoofdstuk van Zacharia gaat het over het koningschap
van JHWH over de gehele aarde (vers 12), niet alleen over Israël. Dat
het Hebreeuwse woord voor 'aarde' (gè) hier niet vertaald mag worden met 'land',
wat óók zou kunnen, wordt aangegeven door Openbenbaring 11:15,17 en 19:6 waar
we de (toekomstige) vervulling van Zacharia 14:9 zien, want de Here die daar
genoemd wordt is JHWH en de Gezalfde is Zijn Zoon Jezus. In de tekst wordt
gesproken over 'de wereld' (Grieks: 'kosmos').
We weten uit 1Korinthe 15:23-28
dat Jezus Christus óók Koning zal zijn en dat Hij Zijn koningschap zal overdragen
aan Zijn Vader. Na Zijn aardse loopbaan ging Jezus terug naar Zijn Vader om
het koningschap in ontvangst te nemen (Lukas 19:12,15; 2Timotheüs 4:1)
en als Koning te heersen totdat Hij al zijn vijanden, zélfs de dood, 'onder
Zijn voeten heeft gelegd' (1Korinthe 15:25, 26).
'De dag des Heren' of, de dag van
Christsus, is de dag waarop de wederkomst van Christus zal plaatsvinden. Eén
van de dingen die Hij dan op aarde zal doen is het op Zich nemen van het koningschap,
terwijl Hij in de hemel tevens het Hoofd van Zijn Gemeente is.
Uit het voorgaande mogen we misschien
ook, zij het uiterst voorzichtig, de conclusie trekken dat in de tijdsvolgorde
'de dag des Heren, de dag van Christus', komt vóórdat 'de dag des Heren',
de dag van JHWH aanbreekt.
Het moge duidelijk zijn dat het
van groot belang is te onderscheiden wie de Here
en wie de Here is en wat 'de dag des Heren'en
'de dag des Heren' is.
1.Voor een uitgebreide bespreking
wordt verwezen naar de Companion Bible, appendix 4.
2. De leer van de Drieeënheid is
o.a. gebaseerd op de geloofsbelijdenis genoemd naar Athanasius. Een deel van
de tekst luidt: ‘Het Katholieke geloof nu is, dat wij één God in de drieheid
en de drieheid in de eenheid aanbidden . . . Zo is de Vader God, de Zoon God
en de Heilige Geest God. En toch zijn zij niet drie Goden, maar één God. Zo
is de Vader Heer, de Zoon Heer en de Heilige Geest Heer. En toch zijn zij
niet drie Heren, maar één Heer. . . Wie derhalve behouden wil worden, moet
aldus over de Drieeënheid denken’.
3. S.v. Mierlo 'Het begrip gemeenschap
met Christus bij Johannes en Paulus', blz. 31/32.
4. A. Oosterhuis 'De leer der Drieeënheid getoetst aan de H. Schrift
en A. Manussen, sr. 'Jezus Christus, de Zoon van God'.
Jan van de Westelaken