Eeuwig en Eeuwigheid door Jan van de Westelaken
Laatst gewijzigd: 07.08.2002
De betekenis van de leer der 'aionen'
In de christelijke wereld wordt op twee manieren over 'eeuwigheid' gesproken. Heeft men het over de 'eeuwige zaligheid', dan heeft die toestand geen einde maar wel een begin. Spreekt men echter over God, die eeuwig is, dan heeft díe eeuwigheid geen begin en geen einde. Reeds dit verschil in het spraakgebruik moet ons voorzichtig maken.
Het Griekse woord voor 'eeuwig' is 'aioon' en het betekent een lang, meestal niet te overzien, tijdperk. In het Nederlands wordt het onder andere vertaald met 'eeuwig', in de betekenis van 'eindeloos', 'datgene wat nimmer eindigt'.
In de Bijbel wordt vaak over 'eeuwigheid'
gesproken, waarbij in de meeste gevallen het begrip 'eindeloos' onmogelijk is.
Enkele voorbeelden:
Prediker 1:4: De aarde staat in der eeuwigheid.
Mattheüs 24:35: Hemel en aarde zullen voorbijgaan.
Jeremia 5:22: De zee en het strand als eeuwige inzettingen.
Openbaring 21:1: En de zee was niet meer.
Jeremia 51:39: Zij zullen een eeuwige slaap slapen
en niet opwaken.
Johannes 5:28: Allen die in de graven zijn, zullen
Zijn stem horen.
Judas:7: Sodom en Gomorra, de straf van het eeuwige
vuur.
Ezechiël 16:55: Sodom zal weerkeren tot haar vorige
staat.
We zien uit deze voorbeelden, dat als eeuwig eindeloos zou betekenen, de Bijbel zichzelf voortdurend tegenspreekt. Hier is slechts één 'eeuwige inzetting' genoemd; in de wet van Mozes staan er ruim twintig, vrijwel alle betrekking hebbend op ceremoniële wetten. Ook al zullen deze wetten in het Messiaanse rijk voor Israël misschien weer betekenis krijgen, hun toepassing is sinds de verwoesting van de tweede tempel in het jaar 70 opgehouden. De rabbijnen hebben verklaard dat de gehele tempeldienst met al zijn offeranden door de gebeden der gelovigen zijn vervangen. Al zou de tempel weer herbouwd worden, dan nog zal de offerdienst niet langer duren dan zolang als de oude aarde er is, want op de nieuwe aarde is er geen tempel (Openbaring 21:22).
Ook de uitdrukking eeuwig verbond kan geen eindeloosheid inhouden. In Genesis 17:13 is het houden van de besnijdenis een eeuwig verbond tussen God en het nageslacht van Abraham. Er zijn tijden geweest dat de besnijdenis in onbruik geraakt was (Exodus 4:25; Jozua 5:5), waardoor die 'eindeloosheid' onderbroken werd. Verder maakt de Bijbel melding van een aantal zaken en verhoudingen die inmiddels verdwenen zijn maar toch als 'eindeloos' waren aangemerkt. Te denken valt aan:
- een eeuwig priesterschap voor de zonen
van Aäron (Exodus 40:15);
- een eeuwige bezit van de Levieten (Leviticus 25:32-34);
- een eeuwige puinhoop (Deuteronomium 13:16, Jozua 8:28);
- een eeuwige dienstknecht (Deuteronomium 15:17).
Voorts is het zeer merkwaardig dat het
woord 'eeuwigheid' vaak in het meervoud voorkomt. Enkele voorbeelden:
Psalm 61:5: Ik zal in Uw hut verkeren in eeuwigheden
(Statenvertaling).
Openbaring 1:18: Zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden.
Openbaring 11:15: Hij zal koning zijn tot in alle eeuwigheden.
Psalm 90:2: Ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt
Gij God!
Wie dit alles afdoet met de opmerking: dichterlijke vrijheid, oosterse overdrijving of mythische taal, gaat er onbewust van uit dat 'eeuwig' eindeloos betekent. Wie niet met deze vooropgezette mening de schrift onderzoekt, zal al spoedig tot de conclusie komen, dat met 'eeuwig' en 'eeuwigheid' iets anders bedoeld wordt.
In het voorgaande hebben we het steeds
gehad over de woorden 'eeuwig' en 'eeuwigheid'. De N.B.G.-vertaling gebruikt
soms het woord 'altoos'. Deze woorden zijn als regel vertalingen van het Griekse
'aionos', respectievelijk 'aion; in het Hebreeuws 'olam'. Het Hebreeuws kent
geen hiervan afgeleid bijvoeglijk naamwoord. Deze termen uit de grondtekst zijn
evenwel ook vaak door andere woorden weergegeven; met name is aioon/olam vaak
vertaald met eeuw. Vooral waar de grondtekst het meervoud gebruikt, heeft men
dit door 'eeuwen' vertaald. We geven enkele voorbeelden uit de N.B.G.-vertaling:
Psalm 145 :13: Uw koningschap is een Koningschap voor
alle eeuwen.
1Korinthe 10:11: Over wie het einde der eeuwen gekomen
is.
Efeze 3:9: Dat van eeuwen her verborgen is geweest.
Hebreeën 9:26: De voleinding der eeuwen.
Voorts enkele voorbeelden waarbij de
meervoudsvorm vrijer vertaald is:
1Koningen 8:13: Een vaste plaats om eeuwig te wonen
(letterlijk: 'woning der eeuwigheden').
Jesaja 26:4b: De HERE is een eeuwige rots
(letterlijk: 'rots der eeuwigheden').
Jesaja 51:9: Geslachten uit de voortijd
(letterlijk: 'geslachten der eeuwigheden')
Psalm 77:6: Ik overdenk de jaren van weleer
(letterlijk: 'jaren der eeuwigheden').
Prediker 1:10: Het was er al in verre tijden
(letterlijk: 'de eeuwigheden uit') die vóór
ons waren.
Mattheüs 6:13: In der eeuwigheid (letterlijk:
'de eeuwigheden door').
Lukas 1:33: Hij zal over het huis van Jacob heersen
tot in eeuwigheid (letterlijk: 'de eeuwigheden door').
Hebreeën 13:8: Jezus Christus is gisteren en heden
dezelfde en tot in eeuwigheid (letterlijk: 'de eeuwigheden door').
Uit dit alles blijkt dat er meer dan
één 'eeuwigheid' is. Ons begrip 'eeuwigheid' als nimmer eindigende
eindeloosheid is voort gekomen uit het abstracte Griekse denken, niet uit het
Bijbelse denken. We zullen daarom steeds spreken van één of meer
aionen, daarmee het Griekse woord onvertaald latend. Eenvoudigheidshalve wordt
ook het Hebreeuwse 'olam' met 'aioon' weergegeven. Er is in dit opzicht geen
verschil tussen het Oudtestamentische en het Nieuwtestamentische spraakgebruik.
terug naar de Inhoud
Tot nu toe hebben we slechts laten zien, wat aioon niet betekende. We willen ons thans verdiepen in de vraag wat het dan wel is. Het woord is afgeleid van 'aei'; letterlijk: 'niet-indien'. We vinden dit bijvoorbeeld in Markus 15:8 waar aan Pilatus wordt gevraagd te doen zoals hij altijd had gedaan. Dit 'altijd' is geen eindeloosheid. De gewoonte van Pilatus op het Paasfeest een gevangene los te laten heeft niet langer geduurd dan de tijd van zijn stadhouderschap. Maar in die tijd kon men er blijkbaar op rekenen; het was geen gril of willekeur. Zo ook 2Korinthe 6:10: Paulus is ondanks droefheid altijd blij zo lang als hij leeft.
Het woordje 'aei' komt verder nog voor
in Handelingen 7:51; 2Korinthe 4:11; Titus 1:12; Hebreeën 3:10; 1Petrus
3:15 en 2Petrus 1:12, maar altijd in de betekenis van een beperkte duur.
'Aei' geeft iets aan wat niet eindeloos of absoluut is, doch binnen gegeven
omstandigheden zonder uitzondering, afwijking of voorwaarde geldig is. Hiervan
is aioon afgeleid, het niet-indien-zijnde ofwel het altijd-zijnde, waarbij
het altijd begrensd wordt door de eigen gegeven omstandigheden. Het is geen
tijd zonder einde, maar wel een afgesloten, afgerond geheel, voortgaande zolang
er niet iets gebeurt dat de overgang blijkt te zijn tot een geheel nieuwe tijd.
De meest voorkomende tegenstelling is die van de nu-zijnde aioon en de toekomstige
(dat wil zeggen de eerstvolgende) aioon. Bijvoorbeeld:
Lukas 20:34,35: De kinderen van deze aioon trouwen
en worden ten huwelijk uitgegeven, maar die geacht zullen zijn die aioon en
de opstanding vanuit de doden te verwerven zullen noch trouwen, noch ten huwelijk
worden uitgegeven.
Mattheüs 12:32: Wie tegen de Heilige Geest gesproken
zal hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze aioon, noch in de
aanstaande aioon.
Efeze 1:21: Christus gaat uit boven alle naam, niet
alleen in deze aioon, maar ook in de aanstaande.
Toch is het niet juist te veronderstellen
dat er slechts 2 aionen zouden zijn, de huidige en de volgende. Er zijn in het
verleden aionen geweest die reeds zijn afgesloten. Mattheüs 13:49 spreekt
over het einde van deze aioon met de term: 'de voleinding der aionen'. 1Korinthe
10:11 heeft het over mensen over wie de 'einden der aionen' zijn gekomen en
Prediker 1:10 leert dat alles wat thans voor nieuw moet doorgaan er al lang
geweest is in de 'aionen die vóór ons waren'. Ook in de toekomst
is er meer dan één aioon. Efeze 2:7 zegt dat God uitnemende rijkdom
van Zijn genade zal betonen in de komende (letterlijk: 'over ons heen komende')
aionen. Judas vat ze alle samen in zijn lofzang (vers 25): Aan
de enige God zij heerlijkheid, majesteit, macht en zeggenschap, vóór
alle aion, en nu, en in alle aionen.
Op de meervoudigheid van de toekomst wijst ook de uitdrukking in de aioonen
der aioonen, meestal vertaald met 'in alle eeuwigheid'. Deze Hebreeuwse
zegswijze wijst, evenals bijvoorbeeld 'knecht der knechten' (laagste knecht),
'dag der dagen' (meest bijzondere dag) op een zeer specifieke aioon in de toekomst,
in het midden latend welke aioon dat zijn zal.
In Prediker 3:11 vinden we een aanwijzing voor de vraag, wat aioon nu eigenlijk betekent. Hij heeft de aioon (Hebreeuws: 'olam') in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk dat God gemaakt heeft kan uitvinden. Het woord 'olam' is afgeleid van het werkwoord 'alam', dat verbergen betekent (2Koningen 4:27; Job 28:21; Psalm 90:8). Gods heilsplan is een plan der aionen (Efeze 3:11), maar het geestelijk vermogen van de mens is niet in staat uit zichzelf de zin der aioonen, hun geschiedenis en ontwikkelingsgang uit te vinden. Hij die dit gaat zien, krijgt oog voor hetgeen God van Zijn plan der aionen heeft geopenbaard. In Prediker 3:11 staat dat God ieder ding schoon gemaakt heeft op zijn eigen tijd, maar na korte tijd is die schoonheid vergaan en wie kan uit het latere verval zien wat de eigenlijke bedoeling was? Ook dit is een verberging, die door de mens niet kan worden ontdekt. God is een God, Die Zich verborgen houdt en juist zó de Heiland is (Jesaja 45:15), maar dat is Hij als de God van Israël. Israël zal verlost worden met een 'verlossing der aionen' en niet te schande worden tijdens die aionen (vers 17). God verbergt Zijn heilsplan voor de wereld, door het eerst alleen aan Israël bekend te maken en Zijn zegen voor de wereld slechts te geven via dit heilskanaal. Israël wist niet alles, want ook voor Israël waren enkele wezenlijke dingen verborgen gebleven. Deze werden pas geopenbaard toen Israël terzijde gesteld was. Het is datgene waar Paulus in Efeze 3:5 over spreekt en dat volgens vers 11 alles te maken heeft met Gods plan der aionen.
Uit verschillende schriftgegevens
is, zij het met enig voorbehoud, een overzicht samen te stellen van het aantal
en de volgorde der aionen, het goddelijk heilsplan. Dit schema is geen doel
op zichzelf. Gods werken kunnen we niet vastleggen in het opstellen van schema's.
Maar onze menselijke indelingen kunnen ons helpen om meer inzicht te krijgen,
verwarring van grote lijnen te voorkomen en versterkt te worden in ons geloofsleven
als het soms anders liep of loopt dan wij het zouden hebben gedaan.
Ons voorbehoud geldt ook de uitleg en de onderlinge verbondenheid van de schriftgegevens.
Er komen ook op dit terrein voortdurend nieuwe ontdekkingen. De definitieve
uitleg van de Schrift zal nooit geschreven worden!
Hierdoor is wel eens naderhand wijziging van opvatting mogelijk; de Heilige
Schrift wordt niet gebroken als een indeling door een betere moet worden vervangen,
dan wel achteraf niet met alle noodzakelijke nuanceringen blijkt rekening gehouden
te hebben. Dit neemt niet weg dat een niet volmaakt schema toch zeer bruikbaar
kan zijn voor ons inzicht.
We zagen reeds dat er naast de huidige aioon meerdere aionen zijn geweest (Prediker 1:10) en ook meerdere zullen volgen. We stellen dit meerdere aan beide zijden van onze huidige aioon op het minimum van 2 en komen dan tot een totaal van 5. Of er meer dan twee aionen reeds voorbij zijn, respectievelijk zullen volgen, is ons niet bekend. Alle schriftgegevens blijken in dit vijftal hun plaats te kunnen hebben. Behalve dat de Schrift aangeeft dat er vóór de aionen begonnen ook een tijd was dat God er was en werkte, zullen er geen aionen meer zijn als het heilsplan van God geheel is uitgevoerd. Of er daarna nog iets komt is mogelijk, maar niet geopenbaard.
In 2Timotheüs 1:9 is sprake van
Gods voornemen en genade, die ons is gegeven in Christus Jezus vóór
de aionische tijden. Zo ook Titus 1:2. God heeft de hoop van het aioonische
leven beloofd vóór de aionische tijden, doch in dagen van Paulus
nader geopenbaard. We kunnen dit het vóór-aionische noemen.
Het was de tijd van Johannes 1:1: 'In den beginne was het Woord'. In deze 'tijd'
werd het voornemen der aionen voorbereid door de wijsheid Gods (1Korinthe 2:7).
Het plan Gods nam een aanvang met het begin der schepping, waarvan Job 38:4-7
iets naders zegt. Ook Ezechiël 28:12-14 spreekt hiervan. Het zijn de voornaamste
teksten die handelen over de tijd dat Satan nog niet gevallen was. Het vervolg
van Ezechiël 28 gaat over Satans val, waarvan we de neerslag vinden in
Genesis 1:2: 'De aarde werd woest en ledig'. De aarde is niet woest en ledig
geschapen (Jesaja 45:18). Ze werd dit pas naderhand tengevolge van een grote
ramp. Over deze ramp spreekt Petrus (2Petrus 3:6). De toen-wereld is
vergaan door de oervloed (Grieks: 'kataklustheis').
Na deze ramp begon het herstelwerk, waarover
Genesis 1:3 spreekt. Op de herstelde aarde begon ook de mens zich te ontwikkelen.
We weten dat hier al spoedig de zonde, die in de 1e aioon de engelenwereld verstoorde,
eveneens in de 2e aioon binnendrong. Niet alleen dat dientengevolge Adam faalde
in zijn Messiaanse taak ook de mensheid na Adam verviel van kwaad tot erger,
zo erg dat de aarde onbewoonbaar werd en mede daardoor de komst van de Messias
onmogelijk maakte. Weer greep God in, zij het op veel kleinere schaal, namelijk
de zondvloed. (Grieks: 'kataklusmos'). Ook hierover spreekt Petrus (2Petrus
2:5): God heeft de oude aioon niet gespaard, toen hij de zondvloed deed
komen. Hieruit blijkt dat de 2e aioon begint bij de grote oervloed van Genesis
1:2 en eindigt met de zondvloed tijdens Noach.
De tegenwoordige aioon begint met de zondvloed en eindigt met de wederkomst
van Jezus Christus. Nergens wordt er gesproken over een verandering van aioon
in de tijd tussen die 2 tijdstippen. Wel kenmerkt zich deze aioon door talrijke
verschillen tussen te onderscheiden tijdperken, maar deze worden dan met 'bedeling'
aangeduid. Deze verschillen zijn zeer belangrijk, maar vallen binnen één
aioon. Deze aioon wordt ook wel de boze aioon genoemd (Galaten 1:4).
De 1e aioon was goed begonnen, zowel in de hemel als op aarde. De 2e aioon was
op aarde goed begonnen, maar beide eindigde met de gevolgen van een zondeval.
Bij de 3e aioon maakt God zich bij wijze van spreken geen illusies meer. Reeds
bij het begin wordt met de zonde rekening gehouden (Genesis 9:5,6), maar tevens
wordt de garantie gegeven dat die zonde niet meer nog eens een zondvloed zal
veroorzaken (Genesis 8:21,22). Dit neemt niet weg dat ook deze aioon op een
oordeel van God uitloopt (2Petrus 3:7). In het middelpunt van deze aioon staan
het kruis en de opstanding. De 3e aioon is niet alleen de middelste, ze is om
die reden ook de belangrijkste.
Het einde van deze aioon kenmerkt zich weer door allerlei wereldrampen, die
haar einde bespoedigen. De eindstrijd tussen God en Satan wordt daar gestreden.
In Mattheüs 13:39 en 49 wordt hiervoor een merkwaardige uitdrukking gebruikt:
de 'sunteleia' der aionen, letterlijk te vertalen met 'samen-doelbereiken'.
De vertaling 'voleinding' is dus te zwak; het gaat over de concentratie van
alle machten op één punt.
Met de wederkomst van Jezus begint de
4e aioon, ook wel de toekomende aioon genaamd (Mattheüs 12:32).
Het belangrijkste deel daarvan wordt ingenomen door het Messiaanse rijk, op
grond van Openbaring 20:1-6 ook wel het duizendjarig rijk genoemd. De 4e aioon
omvat evenwel nog iets meer, namelijk de oordelen over de volken daaraan voorafgaande
en de korte tijd van loslating van Satan, die laat zien dat het Messiaanse rijk,
hoe heerlijk ook, niet het uiteindelijke doel van God met de schepping is, omdat
de uitwerking van de zonde nog niet is geëindigd. Als ondanks de stoffelijke
en geestelijke zegeningen blijkt, dat ze bij de eerste de beste gelegenheid
weer allemaal Satan achterna gaan en hun dienen van God in die 1000 jaren slechts
uiterlijk of niet diepgaand was, blijft er slechts het definitieve oordeel van
God over en is er voor Zijn geduld geen reden meer.
Na het laatste oordeel breekt de laatste of 5e aioon aan: de nieuwe hemel
en de nieuwe aarde, zoals die beschreven staan in Openbaring 21 en 22. Over
een einde van die 5e aioon wordt daar niet gesproken. Als we over het uiteindelijke
doel van Gods heilsplan niet meer wisten dan hetgeen het boek Openbaring leert,
dan zouden we moeten aannemen dat de 5e aioon inderdaad eindeloos was. Want
in elk geval wordt over een einde van deze aioon nergens gesproken en nog minder
dat dit einde gepaard zou gaan met een oordeel van God en de daarbij behorende
rampen, zoals met de vorige 4 aionen het geval was.
Aan de andere kant hebben zowel Paulus als Johannes opmerkingen gemaakt die
laten zien dat de situatie beschreven in Openbaring 21 en 22 niet het slot vormt
van de heilsgeschiedenis. Volgens 1Korinthe 15:24-28 moet eenmaal de Zoon het
koningschap weer aan de Vader overdragen, moet de dood als laatste vijand te
niet gedaan zijn en moet God alles zijn in allen. Openbaring vermeldt die laatste
heilshandeling van de Zoon niet en zegt alleen dat het Lam een troon heeft,
spreekt over een poel die van vuur en zwavel brandt, zijnde de tweede dood en
eindigt de beschrijving met het wijzen op allerlei zondaren die buiten blijven.
Niet alleen Paulus, maar ook Johannes
in zijn evangelie en zijn brieven, duidt op een verzoeningswerk, dat de gehele
kosmos omvat. Hij laat Johannes de Doper wijzen op het Lam Gods, dat de zonde
der kosmos wegdraagt (Johannes 1:29). De Zoon heeft macht verkregen over alle
vlees, opdat Hij hun het eeuwige leven geve, dat wil zeggen dat allen God in
Christus zullen leren kennen (17:2-3). Want Hij is een verzoening voor onze
zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele kosmos (1Johannes
2:2). Dit alles wijst er op dat er, wat de loop der gebeurtenissen betreft,
na Openbaring 21 en 22 nog iets komt, dat nergens in de Schrift systematisch
is beschreven, maar wel op vele plaatsen aangeduid. Deze eindtoestand zouden
we het na-aionische willen noemen.
Of er daarna nog iets komt, of het na-aioonische een statische eindtoestand
is, ofwel een dynamisch nieuw begin, weten we niet. Hiervan is niets geopenbaard
en ons denk- en voorstellingsvermogen schiet tekort om hierover ook maar iets
zinnigs op te kunnen merken. De Bijbel geeft ons inzicht in het Goddelijk voornemen
der aionen, niet minder maar ook niet meer.
De uitdrukking 'het eeuwige
leven' komt in het Nieuw Testament ruim 40 maal voor. Ter wille van een helder
inzicht kunnen we beter spreken van aionisch leven. Het kan twee dingen
aanduiden: het leven in de toekomende, 4e aioon, ofwel de kwaliteit van dat
leven. Van deze aioon weten we, dat gedurende de tijd dat aan Israël het
Messiaanse rijk is opgericht (mede tot zegen van de levende volken) ook de voordien
reeds gestorven gelovigen tot nieuw leven zullen worden opgewekt. 'Zalig is
hij die deel heeft aan de eerste opstanding, maar de overigen der doden herleefden
niet vóórdat de duizend jaren voleindigd waren' (Openbaring 20:6,5).
Voor Israël betekende het aionische leven het deel hebben aan het Messiaanse
rijk. De openbaring aan Israël ging niet verder dan het Messiaanse rijk,
zij het dat eigenlijk de 4e en 5e aioon in één beeld werden gezien.
Men kan dit zien in Jesaja 65:17, waarover de nieuwe hemel en de aarde wordt
gesproken, maar waar een zondaar, honderd jaar oud zijnde vervloekt zal worden.
Op de nieuwe aarde van Openbaring 22:3 zal echter geen vervloeking meer zijn.
Over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde worden bij Jesaja allerlei dingen gezegd,
die de ene keer slaan op de 4e aioon (beter dan de 3e, maar minder volmaakt
dan de 5e), dan weer op de laatste aioon.
Op de grens van de 4e en 5e aioon ligt het grote witte troongericht (Openbaring
20:11-15) alwaar alle levenden en doden zullen worden gericht, voorzover dit
nog niet eerder is geschied (Johannes 5:24,25). Alle doden staan dan op; dit
is de 2e opstanding. Aionisch leven is leven gedurende de 4e aioon, terwijl
zij die dit leven niet verkrijgen nog een volle aioon moeten wachten en zelfs
daarna nog niet zeker zijn van de uitslag van het gericht. Want dat is nog iets
wat er ook nog bijkomt: de zekerheid van het heil. Wie in het geloof
aan God toebehoort is zo verzekerd van zijn opstanding bij de wederkomst van
Christus en het leven gedurende de aioon van de Christusheerschappij dat Johannes
3:36 kan zeggen: 'Die in de Zoon gelooft die heeft het aionische leven'.
Niet in die zin, dat hij niet sterven kan, ook niet dat dit aionische leven
begint onmiddellijk na het sterven. Een volstrekt onbijbelse gedachte, al was
het alleen al hierom dat er staat dat men dit aionische leven heeft (1Johannes
5:11,12). Al is het een hebben in stellige hoop (Titus 1:2); het bezit is zeker,
de vervulling daarvan toekomstig. Dit aionische leven is vooral een kwaliteit:
het kennen van God in Christus (Johannes 17:3). Nu ten dele, na onze opstanding
ten volle. Eindeloosheid wordt er niet mee bedoeld, zelfs al zal er op onze
opstanding geen dood meer volgen.
De betekenis van de leer der 'aionen'
We zagen dat de 1e aioon
goed begon zowel in hemel als op aarde; de 2e aioon was op aarde goed begonnen
(Genesis 1:31a). De 3e aioon begint met boosheid (zondvloed, dreiging met bloedvergieten,
Noachs dronkenschap en vervloeking van Kanaän) en eindigt er mee (de dagen
van de Antichrist). De 4e aioon is al weer hoopvoller. Er is weer gerechtigheid
en de boze is gebonden, zijn loslating aan het einde betekent een laatste, hevige
doch korte strijd, waarbij Satan al bij voorbaat kansloos is. De 5e aioon gaat
van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het begint met de definitieve overwinning
op de boze, en gaat voort tot een overwinning van het boze en
de dood is niet slechts verslagen, maar uiteindelijk verslonden in de overwinning.
Hij bestaat gewoon niet meer!
In het midden van dit alles staan kruis en opstanding. Dat is Gods wijze van
handelen. Het kruis is niet een ontsnappingsmogelijkheid uit een wereld, die
slechts bestemd is om eenmaal eindeloos aan het verderf te zijn overgeleverd.
In de opstanding van Christus is de opstanding van de gehele wereld begrepen.
God had de wereld, die Hij zeer goed gemaakt had, zo lief dat Hij haar tot haar
eindbestemming wilde voeren, om in al Zijn schepselen alles te wezen. De zonde
van de mens gaf aan de geschiedenis wel een andere loop dan aanvankelijk in
de bedoeling had gelegen. Het berouwde God dat Hij de mens had gemaakt (Genesis
6:6). Toen besloot Hij de aionen opnieuw in orde te brengen. In Hebreeën
11:3 hetzelfde werkwoord als in Markus 1:19 en Galaten 6:1. Eigenlijk slaat
het op de eerste herordening der aionen tengevolge van de val van Satan, maar
bij de noodzaak tot een zondvloed herhaalde zich dit. Men zou kunnen zeggen,
dat er een aioon werd tussen geschoven, met nog groter diepgang. Het verklaart
tevens dat er tussen de tweede en de vierde aioon veel overeenstemming is. Het
paradijs was een stukje Messiaanse werkelijkheid.
Dit herordenen kan slechts in het geloof worden begrepen. De gang van de wereldgeschiedenis
wordt uiteindelijk bepaald door Gods voornemen der aionen, Gods heilsplan met
de schepping. Het wordt echter niet alleen volvoerd in de wereld als geheel;
het moet ook tot zijn volle recht komen in een ieder van ons. Gods Woord, zowel
Zijn roepstem in ons hart als Zijn roepstem in de Schrift, wekt ons voortdurend
op om dáár te komen waar Hij ons hebben wil. Voor wie hieraan
gehoor geeft, is God reeds thans veel, zelfs meer, ja alles. Het heilsplan wordt
in de gelovige als het ware kortgesloten, als in de schakelkast van een elektrische
trein, waar met het toenemen van de snelheid steeds meer weerstanden worden
uitgeschakeld. Dat is wat Paulus bedoelt in 1Korinthe 10:11 waar hij zegt dat
in de gelovige het doeleinde (Grieks: 'telos') der aionen bereikt is.