Geheimenissen - verborgenheden door Jan van de Westelaken

terug naar Griekse geschriften


Laatst gewijzigd: 09.04.2002

'Al ware het, dat ik . . . alle geheimenissen . . . wist' (1Korinthe 13:2).

Inhoud:

Inleiding

'Musterion' in het Oude Testament

'Musterion' in het Nieuwe Testament

'Musterion' in de Evangeliën

'Musterion' in het boek Openbaring

Het geheimenis van de zeven sterren en de zeven gouden kandelaren

Het geheimenis van God voleindigd

Het geheimenis van het grote Babylon

'Musterion' bij Paulus

Het geheimenis van Israëls verharding

Het geheimenis van de verborgen wijsheid Gods

Het eeuwenlang verzwegen geheimenis

'Musterion' in de brief van Paulus aan de Efeziërs

'Musterion' in de brief van Paulus aan de Kolossenzen

Het geheimenis der wetteloosheid

'Musterion' in de brief van Paulus aan Timotheüs

De 'musterion' en de bedelingen

 

Inleiding

In het Nieuwe Testament van de Bijbel, de Griekse geschriften, komt, in de N.B.G.-vertaling, het woord geheimenissen zevenentwintig maal voor. Het is de vertaling van het Griekse woord 'musterion', dat in de Statenvertaling met verborgenheden wordt weergegeven. In de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta (LXX), komt het woord 'musterion' negenmaal voor. Het is de vertaling van het Hebreeuwse woord 'raz' en wordt in zowel de N.B.G.- als de Statenvertaling met verborgenheid vertaald.
Een 'musterion' is iets wat nog niet gekend kon of kan worden en waarvoor een goddelijke openbaring nodig is. Het is iets wat niet gemakkelijk te begrijpen is en het vereist een hoger inzicht in geestelijke zaken. Blijkbaar houdt God bepaalde waarheden soms lange tijd verborgen om ze dan op een bepaald moment te openbaren. We kunnen ons afvragen: 'Waarom doet God dat'? Het antwoord kan in vele gevallen zijn, dat God zijn plan tot verlossing van de mensheid en van de schepping (nog) niet geheel bekend wil maken. Satan is er sedert zijn val voortdurend op uit te voorkomen, dat de mens en de schepping aan Gods doel zullen beantwoorden. Herhaaldelijk komen wij in de geschiedenis momenten tegen, waarop het lijkt, alsof Gods plan op niets is uitgelopen. Dat zijn dan de momenten, waarop God als het ware onverwacht een nieuw plan blijkt te hebben, dat Hij tot dan toe verborgen had gehouden, zodat Satan, die niet alwetend is, daarmee geen rekening had kunnen houden.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in het Oude Testament

Het tweede hoofdstuk van het boek Daniël is voor ons onderwerp een zeer belangrijk hoofdstuk. Het handelt over de droom van Nebukadnessar die een beeld ziet. Dat beeld bevat een belangrijke onthulling van een plan van God. Daniël geeft de verklaring die hij van God ontvangt: 'Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden ('musterion') openbaart; Hij heeft de koning Nebukadnessar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen' (Daniël 2:28).

Israël had tot taak om aan het hoofd van de volken te staan: 'Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de HERE, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. . . . De HERE zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de HERE, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden' (Deuteronomium 28:1 en 13).
Israël faalde, ook onder de koningen, en het werd uiteindelijk geheel in ballingschap weggevoerd. Het land en de tempel werden verwoest. Gods plan om door middel van Israël de wereld en de mensheid tot Hem terug te voeren hadden schijnbaar gefaald. Op dat moment openbaart God Zijn nieuwe plan: Hij stelt heidense heersers aan, aan wie de volken, ook Israël, onderworpen zullen zijn: 'Gij o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft' (Daniel 2:37).
De heidense heerschappij, in het begin aangeduid met 'goud', degenereert tot 'ijzer gemengd met kleiachtig leem'. Dan zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan (Daniël 2:41-44).
Dit is de situatie, waarin voor het eerst melding wordt gemaakt van een verborgenheid.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament wordt over tenminste tien verschillende geheimenissen gesproken. Het Griekse woord, 'musterion', waarmee deze worden aangegeven komt 27 keer voor: 3 keer in de evangeliën, 4 keer in Openbaring en 20 keer in de brieven van Paulus, de apostel voor de onbesnedenen. Het woord komt niet voor in de brieven van de apostelen, die zich tot de Joden zouden wenden en ook niet in de brief aan de Hebreeën. Wij kennen dit woord, via het Engelse 'mystery' als 'mysterie'. 'Musterion' is echter niet iets geheimzinnigs, maar iets, dat slechts ingewijden kennen.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in de Evangeliën

In Mattheüs 13 vertelt de Here Jezus Christus acht gelijkenissen, waarvan vier buitenshuis tot de schare en vier binnenshuis tot de discipelen. Op de vraag 'Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?', luidt het antwoord: 'Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hen is dat niet gegeven' (Mattheüs 13:11).
Ook hier blijkt de achtergrond een falen te zijn. Dat zien we in Mattheüs 11:20: 'Toen begon Hij de steden, waarin de meeste krachten door Hem verricht waren, te verwijten, dat zij zich niet bekeerd hadden'. Jezus maakt bekend, dat Hij 'meer dan de tempel' (als priester), 'meer dan Jona (als profeet) en 'meer dan Salomo (als koning) is' (Mattheüs 12:6, 41, 42). Hij werd niet als zodanig erkend.

Het geheimenis staat hier in verband met het Koninkrijk der hemelen, niet met de Gemeente. Het Koninkrijk zal op aarde worden opgericht, doch zal een hemels karakter hebben. Israël was uitverkoren om op aarde het voorbeeld te zijn voor de volken (Deuteronomium 4:6,7). Nu zal deze waarheid niet meer openlijk verkondigd worden. Zij wordt in acht gelijkenissen verborgen. Een andere waarheid zal geopenbaard gaan worden, namelijk die van het komende lijden en sterven van de Messias. Markus 4:11 en Lukas 8:10 gaan over dezelfde geheimenis als Mattheüs 13:11.
terug naar de Inhoud

'Musterion' in het boek Openbaring

Het boek Openbaring is moeilijk te begrijpen, veel ervan is voor ons nog een geheim. Het is als het ware de voortzetting van het boek Daniël voor de 'eindtijd' (Daniël 12:9). Het is een Joods boek, geschreven door een Jood en bestemd voor het volk Israël. In de loop der eeuwen hebben christenen het boek geclaimd als bestemd voor de Kerk, maar gezien de inhoud moet deze claim worden afgewezen. Het boek staat vol terminologie en beelden uit het Oude Testament. Om de 'musterion' uit 1:20; 10:7 en 17:5, 7 te kunnen doorgronden moeten we ons wenden tot de Joodse leef- en denkwereld.

terug naar de Inhoud

Het geheimenis van de zeven sterren en de zeven gouden kandelaren

'Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten' (Openbaring 1:20).
De apostel Johannes schrijft dit aan zeven gemeenten, die in de landstreek Asia liggen (Openbaring 1:4). Dit zijn plaatsen waar een Joodse gemeenschap, een 'synagoge' was gevestigd. Zijn brieven uit de hoofdstukken 2 en 3 zijn niet gericht aan zeven christelijke gemeenten, maar aan Joodse synagogen. Dat blijkt uit het woordgebruik in de brieven (synagoge, boom des levens, paradijs, zuil in de tempel) en de verwijzingen naar het Oude Testament door de namen Bileam, Balak en Izebel. Aan het hoofd van de christelijke gemeente staat geen engel. De Joodse synagoge kende echter wel een engel. Het was de woordvoerder van de vergadering.
Het geheimenis van de sterren en de gouden kandelaren wordt in 1:20 verklaard: De zeven sterren zijn de afgezanten of boodschappers (engelen) van de gemeenschap en de gouden kandelaren zijn de gemeenschappen zelf.

terug naar de Inhoud

Het geheimenis van God voleindigd

In Openbaring 10:7 lezen we: 'maar in de dagen van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij Zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd'. We hebben hier te maken met een nog toekomstige gebeurtenis die reeds in Daniël 12:7 was aangekondigd: '. . . en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn'. Gods heilige volk, Israël, zal verlost zijn van de overheersing van de heidense volken en de eerste plaats onder de volken op aarde innemen zoals het steeds in Gods bedoeling heeft gelegen.

terug naar de Inhoud

Het geheimenis van het grote Babylon

In Openbaring 17:5, 7 wordt gesproken over de eindfase van de tijd, waarin de aardse koninkrijken heersen. Johannes ziet een vrouw, die het 'grote Babylon' wordt genoemd, die met de koningen der aarde gehoereerd heeft en van haar wijn zijn de bewoners der aarde dronken geworden (Openbaring 17:2).
Zij zit op 'vele wateren'. Dit zijn natiën, menigten, volken en talen (17:1,15). De vrouw wordt genoemd 'de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde' (17:18). Deze profetie wijst erop, dat Babylon in de toekomst weer als centrum van afgoderij zal gaan opereren.
In Zacharia 5:5-11 wordt een vrouw, zittend in een 'efa' (een kist met een inhoudsmaat van ongeveer 40 liter), naar het land Sinear (de vlakte rondom Babylon) gebracht 'om daar voor haar een huis te bouwen'. Dat wil zeggen: om daar te wonen; zich te vestigen. De vrouw is de personificatie van de goddeloosheid (vers 8). In deze profetie wordt voorzegd dat de goddeloosheid zich wederom meester zal maken van het toekomstige Babylon, de 'grote stad', de tegenhangster van Jeruzalem de stad van God.

terug naar de Inhoud

'Musterion' bij Paulus

Eén van de taken van Paulus was het beheer voeren over de geheimenissen van God (1Korinthe 4:1). Hij heeft dat voortreffelijk gedaan, want in zijn brieven onthult hij de van God ontvangen geheimenissen. Wanneer hij die geheimenissen heeft ontvangen is niet bekend. Het ligt voor de hand dat hij alle geheimenissen tegelijk heeft ontvangen. Hij was immers een beheerder van Gods geheimenissen (meervoud). Dat kan betekenen dat, op het moment dat hij dat schrijft, hij álle geheimenissen die God wilde openbaren, reeds kende en zelfstandig, zonder een aparte opdracht van God, kon bepalen wanneer hij een geheimenis kon aankondigen of bekend maken. Dat ligt in het werk van een beheerder besloten.
Deze gedachte sluit aan bij het gegeven dat God Paulus reeds vanaf de moederschoot had uitgekozen als verkondiger van Jezus Christus onder de heidenen (Galaten 1:15).

terug naar de Inhoud

Het geheimenis van Israëls verharding

'Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden . . .' (Romeinen 11:25).
De overheersing van de heidenen zal tot een bepaalde volheid komen. Eens zal ook Israël tot een volheid komen (11:12). De verwerping van Israël leidt tot de verzoening der wereld; de aanneming van Israël zal leiden tot leven uit de doden (11:15). Israël heeft een toekomst, waarin opstandingsleven zal zijn. Normaliter is Israël het kanaal van Gods handelen met de wereld. Zolang dit kanaal niet functioneert kan God het plan, dat Hij daarmee had niet ten uitvoer brengen. Israël zal een nieuw hart moeten krijgen. Dit is ook in het vooruitzicht gesteld. Het wordt genoemd het nieuwe verbond (Jeremia 31:31; Ezechiël 36:26).
De genadegave en de roeping Gods zijn onveranderlijk. God riep Israël en gaf genadegaven aan dit volk. Hij zal ervoor zorgen dat Zijn beloften gerealiseerd worden (Romeinen 11:29). Hierover mag geen enkele twijfel bestaan. Als God Zijn genade-gaven en roeping definitief van Israël zou wegnemen, hoe zouden wij er dan zeker van kunnen zijn, dat God zich ten opzichte van ons wel aan Zijn Woord zal houden?
Wij kunnen er echter zeker van zijn dat God Zijn beloften voor Israël niet laat varen. Hij blijft trouw aan zijn beloften (Psalm 98:3).Het feit dat Israël in deze bedeling slechts tijdelijk 'verhard' is, is voor velen verborgen. Alleen 'ingewijden', namelijk degenen, die door wedergeboorte een geopend verstand hebben gekregen, zodat zij inzicht in de Schriften hebben (Lukas 24:45), begrijpen wat dit geheimenis inhoudt.

terug naar de Inhoud

Het geheimenis van de verborgen wijsheid Gods

In 1Korinthe 1:24 en 2:7 schrijft Paulus: '. . . maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods'. '. . . maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid' (1Korinthe 2:7). Dat Christus de Wijsheid Gods (Spreuken 8:1, 22-36) is, was in God verborgen en is door Paulus geopenbaard.
Dit geheimenis is niet te doorgronden met menselijke wijsheid maar kan alleen worden begrepen door degenen die 'door God geleerd zijn'(1Korinthe 2:13).Datzelfde geldt ook voor hetgeen in vers acht staat: 'En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben'. God kon het geheim van Zijn verborgen Wijsheid niet eerder openbaren dan na de dood van Jezus. Had Hij dat wel gedaan dan had Zijn plan met Christus, als verzoening voor de zonde, niet door kunnen gaan omdat Jezus dan niet gekruisigd zou zijn. Hier is heel wat geestelijk onderscheidingsvermogen voor nodig om dat te kunnen begrijpen. We moeten 'geestelijke mensen' zijn om oog te kunnen hebben voor deze aspecten van Gods plan (1Korinthe 2:12-16).

terug naar de Inhoud

Het eeuwenlang verzwegen geheimenis

'Hem nu, die bij machte is u te versterken - naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door de profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekend gemaakt onder alle volken - Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid!' (Romeinen 16:25-27).Over dit eeuwenlang verzwegen geheimenis bestaan verschillende versies.

E.W. Bullinger is van mening dat Paulus dit slot aan het einde van zijn leven aan de brief heeft toegevoegd toen het geheimenis uit brief aan de Efeziërs reeds aan hem bekend gemaakt was. In dat geval gaat het om hetzelfde geheimenis als in de Efeze-brief. Op bladzijde 1694 van The Companion Bible (uitgave 1990) voert hij daarvoor argumenten aan.
G.J. Pauptit is, in navolging van C.H. Welch, van mening dat dit geheimenis in de Romeinenbrief zelf te vinden moet zijn en het Romeinen 5:12-8:39 betreft waar het gaat over de wet der zonde (enkelvoud) met betrekking tot Adam (G.J. Pauptit, 'De brief aan de Romeinen', bladzijde 5).
Het belangrijkste argument dat aangevoerd kan worden tégen de overeenkomst tussen Romeinen 16:25-27 en het geheimenis in de Efeze-brief is de vraag hoe Paulus reeds in het jaar 58 in een naschrift over een geheimenis kan spreken, dat hem eerst in 62 is geopenbaard (A. Keizer, 'De grote toekomst van Israël, de Kerk en de Volken', bladzijde 285).
Het feit dat Paulus in 62 in de brief aan de Efeziërs een geheimenis onthult, wil niet zeggen dat hij dat geheimenis pas in datzelfde jaar heeft ontvangen. Dat kan reeds gebeurd zijn bij de aanvang van zijn bediening en het moet ons niet verbazen dat als hij de brief aan de Romeinen schrijft, kennis heeft van het geheimenis dat hij in de Efeze-brief onthult.
Er is een duidelijke verwijzing naar of een 'link' met de brief aan de Efeziërs. In de brief aan de Romeinen kondigde Paulus het geheimenis aan dat Joden en heidenen in één Gemeente, het 'Lichaam van Christus', bijeen zouden worden gebracht en in de brief aan de Efeziërs werkte hij dat verder uit. Wanneer die bijeenbrenging daadwerkelijk plaatsvond of wanneer er een begin mee werd gemaakt, is niet precies aan te duiden. Voor sommigen ligt het begin van die bijeenbrenging kort na Handelingen 9. Voor anderen bij Handelingen 13:46-48 of bij Handelingen 18:5, 6 en tenslotte zijn er christenen die menen dat het beginpunt van dit geheimenis ligt kort na Handelingen 28:28.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in de brief van Paulus aan de Efeziërs

De brief van Paulus aan de Efeziërs wordt tot de zogenaamde 'Verborgenheidsbrieven' gerekend, dat wil zeggen dat het één van de brieven is waarin Paulus de Grote Verborgenheid (Statenvertaling) of het grote geheimenis (N.B.G.-vertaling) bekend maakt dat Jezus Christus het Hoofd van de Gemeente is die zijn 'Lichaam' wordt genoemd en waarvan Joden én heidenen deel uitmaken. Paulus schrijft: '. . . door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen . . . al wat in de hemelen en op aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten' (1:9,10). '. . . dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort schreef. Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus . . . dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus . . .' (3:3, 4). ' . . . en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, . . . '(3:9). 'Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente' (5:32). '. . . om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken . . .' (6:19).
Een korte analyse van de Efeze-brief in verband met 'musterion' maakt ons duidelijk dat het geheimenis is: Jezus Christus is het Hoofd van de Gemeente die zijn 'Lichaam' wordt genoemd en waar zowel christenen uit de Joden als christenen uit de heidenen deel van uitmaken.
In 5:32 wordt deze geheimenis 'groot' genoemd. Dat heeft niets te maken met de omvang, maar 'groot' zegt hier iets over de belangrijkheid. Het geheimenis dat er een Gemeente is, die 'Lichaam van Christus' wordt genoemd en waarvan Jezus zélf het Hoofd is, is de meest belangrijke geheimenis die Paulus bekend kon maken. Deze geheimenis was van eeuwen her verborgen in God en eeuwenlang verzwegen (Efeze 3:9; Romeinen 16:25). Het 'van eeuwen her verborgen in God' en het 'eeuwenlang verzwegen' is niet met elkaar in tegenspraak en hoeft niet tot de conclusie te leiden dat het niet om dezelfde geheimenis gaat, zoals G.J. Pauptit meent in zijn boek 'De brief aan de Romeinen' op bladzijde 5.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in de brief van Paulus aan de Kolossenzen

De tweede brief van de zogenaamde 'Verborgenheidsbrieven' is de brief aan de Kolossenzen. Tussen deze brief en de brief aan de Efeziërs bestaan veel overeenkomsten. Ook in de Kolossenzen-brief gaat het om de Gemeente die het 'Lichaam van Christus' is en waarvan Christus het Hoofd is (1:18).
Paulus schrijft: '. . . het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen. Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid (1:26, 27).
'. . . en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn' (2:2). '. . . om te spreken van het geheimenis van Christus . . . (4:3).
Paulus spreekt in deze brief over twee geheimenissen. Het eerste geheimenis in 1:26, 27 gaat over Christus als de hoop der heerlijkheid voor de heidenen. Dat kan alleen betrekking hebben op Christus als Hoofd van de Gemeente waarvan ook heidenen deel uitmaken, zoals we in de Efeze-brief hebben gezien.

Het tweede geheimenis in 2:2 en 4:3 betreft Christus als de Wijsheid Gods en komt overeen met 1Korinthe 1:24 en 2:7. Hier ligt een duidelijk herkenbare verbinding tussen de brief aan de Kolossenzen en de eerste brief aan de Korinthiërs.
terug naar de Inhoud

Het geheimenis der wetteloosheid

'Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is' (2Thessalonicenzen 2:7).Over deze tekst is in de loop der tijd heel wat geschreven in de christelijke wereld. Vooral over wie degene is die 'nog weerhoudt'. Over wat in deze tekst het 'geheimenis' is, is veel minder geschreven. Er valt ook weinig over te zeggen. Mogelijk gaat het om iets wat voor heel veel mensen moeilijk te accepteren is, namelijk dat het God is die dwalingen zendt (2:11). Vele christenen hebben een beeld van God waarin zulke dingen niet passen evenmin als teksten zoals Jesaja 45:7; 54:16 waarin God de schepper van het onheil en de verderver wordt genoemd. Dat is een kant van God die voor hen nog 'geheim' is.

terug naar de Inhoud

'Musterion' in de brief van Paulus aan Timotheüs

Timotheüs is, samen met Titus, één van de meeste geliefde leerlingen van Paulus geweest. Al op jonge leeftijd krijgt hij belangrijke opdrachten van Paulus. Het valt hem niet altijd gemakkelijk het opgedragen werk uit te voeren en Paulus blijft hem daarom ook steeds aanmoedigen. Hij blijft steeds met hem in contact door het schrijven van brieven. In de eerste brief aan Timotheüs maakt Paulus melding van twee geheimenissen:
'. . . maar het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten' (3:9). 'En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht . . . '(3:16).
Ongetwijfeld wist Timotheüs welke geheimenissen Paulus hier bedoelde. Voor ons is dat wat minder duidelijk, maar er zijn genoeg aanwijzingen om te kunnen weten wat deze geheimenissen zijn. Zonder enige twijfel komt het 'geheimenis des geloofs' overeen met het geloof in de Here Jezus van de Efeziërs (Efeze 1:15). Zowel Timotheüs als de christenen te Efeze hadden hetzelfde geloof in Jezus Christus, zoals Paulus hen verkondigd had. Het geheim van het geloof voor hen allen was Jezus Christus! Ook hier vinden we een 'link' naar één van de 'Verborgenheidsbrieven'.
Dat het geheimenis van de godsvrucht óók met Jezus Christus te maken heeft, ligt voor de hand omdat in het vervolg van 1Timotheüs 3:16 over iemand gesproken wordt die alleen Jezus kan zijn. Wat Paulus dan met godsvrucht bedoeld heeft, wordt beschreven in 1Timotheüs 4:3-12. In het kort komt het erop neer dat we dienen te leven naar de 'gezonde woorden van onze Here Jezus' en net als Hij tevreden dienen te zijn met voldoende middelen voor '(levens)onderhoud en onderdak' (vers 3 en 8).

terug naar de Inhoud

De 'musterion' en de bedelingen

Nu alle in de brieven van Paulus voorkomende 'musterion' de revue zijn gepasseerd kunnen we aandacht besteden aan de plaats en de betekenis van de geheimenissen in de bedelingen of huishoudingen. Dit zijn afgebakende (tijds)perioden waarin God een bepaald plan of voornemen bekend maakt wat specifiek bij die bedeling hoort. In de kringen van het zogenaamde 'ultra-dispensationalisme' wordt een schema van twaalf bedelingen gehanteerd. Dit zijn:

1. Onschuld Adam, Paradijs Genesis 1:3-31
2. Geweten Seth, vloek Genesis 3:22
3. Regering Noach, volmacht Genesis 9:5,6
4. Belofte Abraham, verwachting Genesis 12:2,3
5. Wet Mozes, de Wet Exodus 20
6. Leven van Jezus Jezus, kruis Mattheüs 27:35-54
7. Pinksteren Petrus, Heilige Geest Handelingen 2:38
8. Overgang Paulus, Jood/heiden Romeinen t/m Galaten
9. Geheimenis Paulus, Gemeente Efeze 3:1-11
10. Gericht Mens der zonde, toorn 2Thessalonicenzen 2:3
11. Koninkrijk Zoon des mensen, recht Openbaring 11:15
12. Volkomenheid Christus, God alles in allen Efeze 1:21, 1Korinthe 15:28

Sommige christenen zijn van mening dat er nog een bedeling is die gelijktijdig en naast de bedelingen Pinksteren, Overgang en Geheimenis, loopt. Die bedeling wordt de bedeling van het Algemene geloof genoemd ter onderscheiding van het specifieke geloof in Jezus Christus als Hoofd van de Gemeente die zijn 'Lichaam' wordt genoemd. Daaronder vallen alle christenen die wel in Christus geloven als Heiland voor de wereld en/of lid zijn van een christelijke kerk of gemeente, maar (nog) geen weet hebben van het behoren tot het 'Lichaam van Christus', de hemelse Gemeente.

Nu zijn er over de indeling van de bedelingen, de inhoud en de grenzen ervan vele meningen in omloop. Eén ervan is dat een bedeling een strak afgebakende grens en een eigen specifieke inhoud heeft die in geen enkele andere bedeling voorkomt. Een andere mening is dat verschillende instellingen (bijvoorbeeld doop en avondmaal) die in één specifieke bedeling voorkomen ook in andere bedelingen kunnen voorkomen. Er is geen enkele reden om in de bedeling van de genade, onze huidige bedeling, doop en avondmaal achterwege te laten omdat die kenmerkend zijn voor de twee voorgaande bedelingen. Gods Woord geeft zelf aan wanneer gebruiken en instellingen ten einde lopen (Romeinen 10:4).

Sommige geheimenissen van God overstijgen de grenzen van de bedelingen. In het voorgaande hebben we daar al iets van gezien. Het geheimenis dat Paulus noemt in Romeinen 16:25-27, uit de bedeling van de Overgang, is hetzelfde geheimenis dat hij noemt in de Efeze-brief in de bedeling van de Genade. Het geheimenis 'Christus als de Wijsheid Gods' treffen we aan in de bedeling van de Overgang (1Korinthe 1:24; 2:7) maar ook in de bedeling van de Genade (Kolossenzen 2:2; 4:3).
Het geheimenis van de wetteloosheid (2Thessalonicenzen 2:7) is door Paulus reeds aangekondigd in de bedeling van de Overgang, maar zal ten volle worden geopenbaard in de bedeling van het Gericht, die nog toekomstig is.

(*) De schriftplaatsen zijn: Daniël 2:18, 19, 22, 27-30, 47; 4:9; Mattheüs 13:11; Markus 4:11; Lukas 8:10; Romeinen 11:25; 16:25; 1Korinthe 2:7; 4:1;13:2; 14:2; 15:51; Efeze 1:9; 3:3, 4, 9; 5:32; 6:19; Kolossenzen 1:26, 27; 2:2; 4:3; 2Thessalonicenzen 2:7; 1Timotheüs 3:9, 16; Openbaring 1:20; 10:7; 17:5, 7.
terug naar de top