Profielschets van de christelijke Gemeente op Kreta


terug naar Christendom

Laatst gewijzigd: 05.11.2001

 

(Bron: Brief van Paulus aan Titus)

 

Eén van de trouwste metgezellen van Paulus is Titus. We lezen meerdere malen over hem dat hij een metgezel van Paulus was en iemand die speciale opdrachten van Paulus kreeg (2Korinthe 8:23; Galaten 2:3; 2Timotheüs 4:10).

Hoe Paulus en Titus op Kreta zijn gekomen is onbekend. Het boek Handelingen zwijgt daarover.We lezen alleen in Titus 1:5 dat de apostel hem op Kreta heeft achtergelaten om een aantal zaken in de christelijke Gemeente te regelen.Waarschijnlijk gaat het om meerdere Gemeenten, want Titus moet in alle steden oudsten aanstellen (1:5).

Hoe die christelijke Gemeenten op Kreta zijn ontstaan is ook niet bekend. Mogelijk zijn ze gesticht door de Kretenzen die te Jeruzalem waren op het Pinksterfeest (Handelingen 2:11). In ieder geval zijn op Kreta christelijke Gemeenten waar nog structuur in moest worden aangebracht om te blijven bestaan.

De Kretenzen waren blijkbaar een apart soort volk dat slecht bekend stond (1:12). De christen geworden eilandbewoners schenen niet in staat te zijn afstand te nemen van hun volksaard.

De Gemeenten bestonden uit christenen uit de Joden en uit de heidenen, waarbij de Joodse christenen waarschijnlijk in de meerderheid waren en het hoogste woord voerden (1:10, 11). Zij hadden veel invloed, maar hun gedrag liet te wensen over (1:11, 16). Hoe christenen zich te gedragen hebben was de Kretenzen onvoldoende bekend en Titus kreeg als opdracht zo ongeveer iedereen de normen voor een christelijk gedrag voor te houden. Oude mannen en vrouwen, jonge mannen en vrouwen; allen moesten opnieuw worden onderwezen. Dat wilde niet zeggen dat de Kretenzen niets aan hun onderwijs deden maar zij hadden het veel te druk met het onderwijs over de verkeerde dingen (1:14; 3:9).

Daarnaast kenden de Gemeenten het sociale probleem van de slaven (2:9) en blijkbaar waren er ook problemen tussen christenen en de overheid, want Titus moest hen er aan herinneren dat zij de overheid moeten gehoorzamen (3:11).Scheuringen in de Gemeenten bleken eveneens voor te komen en Paulus geeft aan hoe dat tegen te gaan (3:10).

 

Het grootste probleem in de christelijke Gemeente lijkt de tucht en het gezag te zijn. Verschillende malen wordt daar in de brief op gewezen (1:6, 10; 3:1).

 

Uit de brief aan Titus is op te maken dat de christelijke Gemeenten op Kreta werden geteisterd door een dwaalleer die veel nadruk legde op de fabels (Grieks ‘mythoi’) en de geslachtsregisters (Grieks ’genealogia’). Sommige theologen menen hierin leringen van een bijzondere stroming van het Gnosticisme, onder leiding van de Egyptische gnosticus Valentius, te ontdekken. Voor hem waren fabels en geslachtsregisters uitermate belangrijke zaken. Het zijn juist deze dingen waar tegen Paulus een waarschuwing laat horen (1:4 en 3:9). Het is echter ook goed mogelijk dat het hier ging om een Joodse dwaalleer waarin geslachtsregisters een vooraanstaande rol vervulden (bijvoorbeeld in de Kabbala en in de huidige tijd in de leer van de Kerk van de Heilige der laatste dagen, de Mormonen).


Het feit dat Paulus nogal gespierde taal moest gebruiken om excessen in de Gemeenten te bestrijden, betekende dat de geestelijke situatie er slecht voorstond maar dat nog niet alles totaal verziekt was. Gelukkig waren er nog christenen in de Gemeenten die wel goed handelden, een christen waardig. In hoofdstuk 3 vers 8 lezen we:

 

Opdat zij, die hun vertrouwen op God gebouwd hebben, ervoor zorgen vooraan te staan in goede werken.

 

Blijkbaar waren nog niet alle christenen bezweken voor de verlokkingen van de dwaalleraars. In de algemene verloedering viel dat niet op en Paulus spoort hen aan vooraan te gaan staan in goede werken. Door hun gedrag konden zij laten zien dat zij werkelijk christenen waren en op Christus hun vertrouwen hadden gesteld.

Paulus had niet alleen Titus als versterking gestuurd. Zijn vertrouweling werd terzijde gestaan door Zenas en Apollos (3:13). Deze beiden waren doorkneed in de Joodse wet en van Apollos is bekend dat hij een onvermoeibare bestrijder van de Joden was en aan de hand van de Schriften kon aantonen dat Jezus de Christus was (Handelingen 18:24-28). Dat Paulus deze toegewijde mannen, geweldenaars op hun terrein, naar Kreta stuurde, geeft toch ook aan dat de situatie op Kreta zorgelijk was.         

 

      Jan van de Westelaken

 

Terug naar de top