Laatst gewijzigd: 11.05.2001
Een beker is in de Bijbel
niet alleen een voorwerp waaruit men drinkt, vaak wordt een beker ook symbolisch
of figuurlijk gebruikt. In Psalm 16:5 zegt David: 'O,
Here, mijn erfdeel en mijn beker'
en in Psalm 116:13 is sprake van een beker van verlossing. Meestal is een beker of drinkbeker echter het symbool
van lijden. Bijvoorbeeld in Psalm 11:6 waar we lezen: 'Hij
regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel, schroeiende wind is het deel
van hun beker' en in Ezechiël 23:32 zegt de profeet tegen
Jeruzalem:
'Zo
zegt de Here Here: De beker van uw zuster zult gij drinken,
die diepe en wijde beker ‑ tot belaching en spot zult gij zijn ‑
boordevol. Met dronkenschap en kommer zult gij vervuld worden: een beker van
huivering en ontzetting is de beker van uw zuster Samaria'.
De Heilige Geest gebruikt
het bekersymbool soms als een aanduiding voor vreugde, maar meestal als een
aanduiding van lijden. Dat zien we ook in hetgeen Jezus overkomt in de Hof
van Getsemane. We lezen in Mattheüs
26:30, 36‑46:
'En
na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg.Toen ging
Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen:
Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. En Hij nam Petrus en
de twee zonen van Zebedeüs mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden.
Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft
hier en waakt m et mij. En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met
het aangezicht teraarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk
is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk
Gij wilt. En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide
tot Petrus: Waart gijlieden zo weinig bij macht uur met Mij te waken? Wederom,
ten tweede male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker
niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik hem drinke, uw wil geschiede! (...
) En Hij liet hen daar en ging wederom heen en bad ten derde male, opnieuw
dezelfde woorden sprekende. Toen kwam Hij bij de discipelen en zeide tot hen:
Slaapt nu maar en rust. Zie, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen
wordt overgeleverd in de handen van zondaren' (Zie ook: Markus 14:32‑42; Lukas 22:39‑46).
Lukas geeft meer
informatie over de geweldige strijd die Jezus daar gevoerd heeft: 'Hij werd
dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels,
die op de aarde vielen'. 'Hij werd dodelijk beangst', staat er. Waar was Jezus
zo verschrikkelijk bang voor?
De meeste uitleggers maken
er zich wat gemakkelijk van af door te verklaren dat Jezus bang was voor wat
er komen ging. Dat Hij bang was voor het lijden en de dood die Hem te wachten
stonden. Jezus wist echter wat er zou gebeuren toen Hij naar Jeruzalem ging.
Hij was daarover ingelicht tijdens de verheerlijking op de berg, zoals Lukas
zegt in Lukas 9:30, 31:
'En
zie, twee mannen spraken met Hem, en wel Mozes en Elia. Dezen, in heerlijkheid
verschenen, spraken over zijn uitgang, die Hij te Jeruzalem zou volbrengen'.
Jezus had zijn discipelen
verteld wat er met Hem zou gaan gebeuren als ze naar Jeruzalem zouden gaan.
In Mattheüs 20:18‑20 zegt Hij tot hen:
'Zie,
wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan
de overpriesters en schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood veroordelen.
En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen
en te kruisigen, en ten derde dage zal Hij opgewekt worden'.
Ook zijn discipelen zouden
vanwege hun geloof in Jezus vervolgd en gedood kunnen worden. Jezus zei tegen Johannes en Jacobus: 'De
beker, die Ik drink, zult gij drinken'. De
beker van vervolging en lijden was niet alleen beperkt tot Jezus, maar zou
ook aan zijn discipelen worden gegeven.
Dat was echter niet de beker waarvan Jezus zijn Vader vroeg om die weg te nemen. Wat was die beker dan wel? Het antwoord op deze toch wel zéér belangrijke vraag vinden we niet in de evangeliën, maar in de tweede brief van de apostel Paulus aan de Korinthiërs in hoofdstuk 5 vers 21. Hij schrijft:
'Hem
(dat is Jezus), die geen zonde gekend heeft, heeft Hij (God de Vader) voor
ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem'.
Dáár, in Getsemane, werd
Jezus tot zonde gemaakt! Dáár heeft Hij alle zonden van de wereld op Zich
genomen. Daarmee werd de band met God doorgesneden. God kan geen gemeenschap.hebben
met de zonde. Op geen enkele wijze. De innige verhouding tussen Vader en Zoon
werd volkomen verbroken. Aan een, niet met menselijke woorden te beschrijven,
liefdevolle relatie tussen de Vader en de Zoon, kwam abrupt een einde. De
enorme zondenlast en het verlaten zijn door God had zo'n geweldig psychologisch
effect op Jezus dat zelfs Zijn lichaam abnormaal begon te reageren door bloed
te gaan zweten. Wat voor een gigantische strijd moet dat geweest zijn!
Zijn discipelen waren niet
in staat hem bij te staan. Zelfs de drie meest dierbare discipelen, Petrus,
Jacobus en Johannes, wisten niet wat voor een strijd Jezus op dat moment te
voeren had. Hij bleef verstoken van menselijke steun, maar ontving steun vanuit
de hemel. In Lukas 22:42 lezen we: 'En Hem verscheen
een engel uit de hemel om Hem kracht te geven', als een dienende
geest, die uitgezonden wordt ten dienste van hen, die het heil zullen beërven
(Hebreeën 1:14).
Uit de beschrijving die
Mattheüs geeft van Jezus' worsteling kunnen we de conclusie trekken dat Jezus
zich uiteindelijk neer heeft gelegd bij de wil van Zijn Vader en de lijdensweg
ten einde toe is gegaan. Het tweede gebed van Jezus wijst daar reeds op:
'Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan,
tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede'.
Jezus berust in de wil van zijn Vader en beladen met de zondelast van
de gehele mensheid en met het verlaten zijn door zijn Vader gaat Hij op weg
naar Golgotha. Jezus heeft de beker tot op de bodem leeggedronken. Het heeft
Hem ongelooflijk veel moeite gekost.
In Hebreeën 5:7 worden
wij aan de gebeurtenis in Getsemane herinnerd:
'Tijdens
zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep
en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord
uit zijn angst, en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid
geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had bereikt,
is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden,
door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchisedek'.
Jezus wist dat God Hem
uit de doden kón opwekken en Hij vertrouwde erop dat God dat ook werkelijk
zou doen. Maar vanaf het moment dat Jezus tot zonde gemaakt was tot het moment
van zijn sterven wees niets erop dat God Hem uit de dood zou redden. Vandaar
zijn wanhoopskreet aan het kruis: 'Mijn God, Mijn
God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mattheüs 27:46). De angst
van Jezus werd door God weggenomen en Hij wekte hem uit de doden op, zoals
Hebreeën 5:7 zegt.
Ondanks het feit dat we in de lijdensverhalen heel duidelijk kunnen lezen dat Jezus geweldige angsten heeft uitgestaan, staat in Hebreeën 5:7 toch iets geheel anders. God heeft Jezus niet vanwege die angst uit de doden opgewekt. Het hier gebruikte Griekse woord 'eulabeia' kán vertaald worden met 'angst'. Niet in de betekenis van 'bang zijn' maar in de betekenis van 'eerbied' (Hebreeën 11:7) en 'ontzag' (Hebreeën 12:28).
Een andere betekenis van 'eulabeia' is 'vroomheid' of 'godvrezend' en is afgeleid van het woord 'eulabes' dat 'vroom', 'godvrezend' en 'godsvruchtig' kan betekenen (Lukas 2:25; Handelingen 2:5; 8:2; 22:12). Uit het tekstverband in Hebreeën 5:7 kunnen we opmaken dat hier het woord ‘eulabeia' niet met 'angst' moet worden vertaald maar met 'vroomheid' of met 'godvrezendheid'. Jezus is door God uit de doden opgewekt vanwege Zijn eerbied en gehoorzaamheid aan zijn hemelse Vader. God heeft Jezus niet verhoord 'door de beker weg te nemen', maar door Jezus uit de doden op te wekken en Hem tot Hogepriester te maken in het hemelse heiligdom (Hebreeën 9:11, 12, 24; 10:11‑14).
Door het drinken van de beker in Getsemane en de weg naar Golgotha te gaan heeft Jezus de weg naar God opnieuw geopend. Ja, Hij Zčlf is die weg, zoals Hij zegt in Johannes 14:6: 'Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.
Jan
van de Westelaken