Laatst gewijzigd: 12.05.2001
'Want
de letter doodt, maar de Geest maakt levend' (2Korinthe 3:6b).
Al eeuwen lang hebben christenen
getracht, op grond van 2Korinthe 3:6b, diepe geestelijke betekenissen te halen
uit de letterlijke bijbeltekst. Soms noemen we die pogingen 'typologie' en
soms 'allegorie'. In de christelijke wereld zijn het, vooral onder de evan-gelische
christenen, geliefde praktijken om het Woord van God in de prediking en het
bijbelonderricht uit te leggen.
Typologie is 'de leer van de typen'.
Het woord is afkomstig van het Griekse woord 'tupos' en dat betekent (voor)beeld,
afbeelding, afdruk, model. Het komt 15 maal in het Nieuwe Testament voor in
diverse betekenissen. Meestal, 6 maal, betekent het een voorbeeld ter navolging.
Bijvoorbeeld in 1Thessalonicenzen 1:7 waar Paulus de plaatselijke christenen
prijst die een voorbeeld ('tupos') zijn voor de gelovigen in Macedonië en
Achaje. In Romeinen 6:17 treedt niet de mens, maar de leer op als voorbeeld
ter navolging.
Het Grieks heeft nog twee andere
woorden voor ons woord 'voorbeeld'. 'Hypodeigma' in Johannes 13:15 en 'hypogrammos'
in 1Petrus 2:21.
In Handelingen 7:44, Romeinen 5:14,
1Korinthe 10:6 en Hebreeën 8:5 heeft 'tupos' de specifieke betekenis
van een werkelijkheid uit het verleden als beeld of symbool voor iets wat
toen toekomstig was of nog is. Die werkelijkheden kunnen personen (Romeinen
5:14), voorwerpen (Handelingen 7:44; Hebreeën 8:5) of gebeurtenissen
(1Korinthe 10:6) zijn.
In 1Petrus 3:21 staat het woord
'tegenbeeld'. In het Grieks staat hier 'anti-tupon'. Ging het bij 'tupos'
om gelijksoortige grootheden, in 1Petrus 3:21 gaat het om ongelijksoortige
grootheden en vandaar het woord 'antitupon'. De daar genoemde doop is het
tegenbeeld, 'anti'-beeld, van de zondvloed.
Tot nu toe hebben we als voorbeelden
van typologie alleen de teksten genomen waar het woord 'tupos' voorkomt. Ook
als dat woord niet gebruikt wordt, kan er sprake zijn van typologie. Een bekend
voorbeeld is de koperen slang uit Numeri 21:6-9 als type van Jezus Christus.
Ter ondersteuning wordt Johannes 3:14 aangehaald waar Jezus in Zijn gesprek
met Nicodemus verwijst naar deze slang.
De koperen slang is een type van
Jezus Christus en wij moeten naar Hem opzien, in Hem geloven, om zowel lichamelijk
als geestelijk gezond te worden en deel te hebben aan het eeuwige leven. Degenen
die op deze wijze Numeri 21:6-9 uitleggen zijn niet met typologie bezig, maar
met allegorie. Zij geven aan een tekst een hogere, geestelijke betekenis,
die niet door de tekst zelf wordt aangegeven. Dat doet Jezus in Johannes 3:14
niet. Hij zegt: 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn
verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een
ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe'.
Hij zegt niet dat de slang een type
van Hem was. Dat zou erg moeilijk gaan, want doorgaans is de slang in de Bijbel
een type van satan. Het gaat er niet om wat de slang vóórstelt, maar
wat ermee gebeurt! Het gaat om de verhoging van die koperen
slang. Hij werd zodanig aan een paal vastgemaakt dat iedereen die omhoog keek
hem kon zien. Jezus verwees naar Zijn dood. Ook Hij werd aan een paal vastgemaakt
en iedereen kon Hem zien hangen. Opmerkelijk is ook dat Jezus niets zegt over
het doel van de slang: ' . . . ieder, die daar naar ziet, wanneer hij gebeten
is, zal in leven blijven'.
In preken wordt dit gedeelte van
Numeri 21:6-9 maar al te graag aangegrepen om Jezus voor te stellen als Degene
die leven geeft aan hen die 'door de zonde, de echte slangen in de woestijn,
gebeten zijn en Hem als Heiland aanvaarden'. Op zich is dat natuurlijk allemaal
waar. We mogen dat echter niet in Numeri 21:6-9 en Johannes 3:14 inlezen,
want dan laten we de tekst buikspreken en zijn we op een onzorgvuldige en
onverantwoorde manier bezig.
Uit dit voorbeeld moge duidelijk
zijn dat het bepalen van wanneer er in de bijbeltekst van typologie sprake kan
zijn, geen eenvoudige zaak is. Uiterste voorzichtigheid en zorgvuldigheid is
geboden.
Typologie is nauw verwant aan allegorie.
Het onderscheid tussen beide is moeilijk aan te geven. Het woord 'allegorie'is
eveneens aan de Griekse taal ontleend. Het komt slechts éénmaal in de Bijbel
voor. Paulus schrijft in Galaten 4:24, wanneer hij het over Sara en Hagar
heeft: 'Dit is iets waarin een diepere zin ('allegoreo') zit'. Op grond van
deze ene tekst menen vele christenen te mogen concluderen dat achter de letterlijke
tekst van de Bijbel diepere, geestelijke waarheden verborgen zijn.
Een bekende theoloog (
[1]
) schreef: 'Kent het Nieuwe Testament allegorische
duidingen van Oudtestamentische teksten? Alleen zeer aan de rand! Men kan
Paulus alleen op een echt allegorische verklaring betrappen in 1Korinthe 9:9.
Hij schrijft: Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende
os niet muilbanden. Bemoeit God zich soms met ossen? Of zegt hij dit in elk
geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven. Intussen is het
onmiskenbaar, dat het geciteerde woord in Deuteronomium 25:4 zondermeer slaat
op ossen en tot uitdrukking brengt, dat God wil, dat wij niet hardvochtig
omgaan met ossen. Daar is niet gedacht aan hen, die werken in dienst van het
evangelie en dan ook recht op onderhoud hebben.
Een allegorische verklaring wordt
ook nog gevonden in Hebreeën 7:23, waar uit het feit, dat in Genesis
14-17-20 geen vader of moeder van Melchizedek wordt genoemd, wordt uitgelegd
als aanduiding van het feit, dat hij zonder begin van dagen en einde des levens
zou zijn’. (Einde citaat).
Allegorie is een uitleg die inhoudt
dat een tekst, naast de letterlijke betekenis, een verborgen, geestelijke
betekenis heeft. Deze verborgen betekenis heeft méér waarde dan de letterlijke.
De allegorische verklaring is altijd willekeurig. Men heeft een diepere betekenis
van een tekst nodig en die hoort men er dan ook in. Het is in wezen een filosofische
aanpak die voor het eerst is toegepast door de Griekse Jood Philo van Alexandrië
(ongeveer 30 na Christus), die zijn Helleense medegeleerden tot het Joodse
geloof trachtte te bekeren door aan te tonen dat de diepere geestelijke waarheden
van het Oude Testament veel overeenkomst vertoonden met de wijsgerige ideeën
van Plato en Stoa.
De omstreden kerkvader Origenes
heeft de allegorische uitleg van de Schriften in de Kerk ingevoerd. Hij meende
dat de Schrift uit verschillende lagen bestond: 'De Schriften zijn opgesteld
door de Geest van God en hebben zowel een voor de hand liggende betekenis als
een betekenis die voor de meeste lezers verborgen blijft. Want de woorden van
de Schrift vormen de uitwendige vorm van goddelijke mysteries . . . De gehele
wet is geestelijk, maar de geïnspireerde betekenis wordt niet door allen
herkend, alleen door hen die in wijsheid en kennis begenadigd zijn met de gave
van de Heilige Geest ([2])'.
In deze benadering van het uitleggen
van de Bijbel wordt het grootste deel van de bijbellezers afhankelijk gemaakt
van 'hen die in wijsheid en kennis begenadigd zijn'. Ongewild is dit één van
de grootste pijlers van sektevorming geworden.
Noch typologie, noch allegorie
schijnen aan regels,voorwaarden of condities gebonden te zijn. Te pas, maar
vaak te onpas, wordt aan letterlijke teksten een hogere, geestelijke waarde
toegekend. Personen, voorwerpen, situaties uit het verleden, vooral uit de
Oud-Testamentische profetieën, worden van toepassing verklaard op het heden,
schijnbaar zonder enige reden of verband of naar aanleiding van de tekst.
Het is niet uit te sluiten dat in
vroegere werkelijkheden een (hogere) geestelijke waarde kan zitten (Galaten
4:24). De moeilijkheid is echter dat we niet weten hoe dat te bepalen. Voor
zover ik kan bezien geeft de Bijbel geen richtlijnen om vast te stellen wanneer
van typologie sprake is en wanneer een letterlijke tekst een diepere geestelijke
betekenis heeft.
Paulus adviseerde de christenen
in Thessalonica alle dingen te toetsen (1Thessalonicenzen 5:19). Waarmee
zullen we toetsen? Het is een dooddoener te zeggen: 'Met de Bijbel natuurlijk,
want die is ons toetsinstrument!'. Daar kun je echter niets mee omdat de Schrift
voor vele interpretaties vatbaar is. Op het terrein van de typologie wil ik
daarvan twee voorbeelden geven. In Leviticus 16:2-22 is sprake van een 'bok
voor Azazel' die de woestijn ingezonden wordt, nadat alle ongerechtigheden
van het volk symbolisch op hem gelegd zijn. Sommige christenen zien die bok
als een type voor Jezus Christus, anderen daarentegen zien in hetzelfde dier
een demon (
[4]
).
In Openbenbaring 6:1-4 ziet Johannes
vier paarden met hun berijders. Het gaat om de berijder van het eerste, het
witte paard. Sommige christenen zien in hem Jezus Christus, maar anderen wijzen
dat volstrekt af (
[5]
).
Noch uit Leviticus 16:2-22, noch
uit Openbenbaring 6:1-4 is uit de tekst op te maken of er sprake is van typologie
en waarom. Het moge duidelijk zijn dat hier van menselijke interpretatie sprake
is. Nu moeten we dat niet meteen afwijzen omdat ze van een mens afkomstig
is. Menselijk wil niet zeggen: verkeerd. Wat gemist wordt is een duidelijke
maatstaf voor het bepalen of iets typologie is of niet en hoe dat dan moet
worden uitgelegd. In de praktijk komt het erop neer dat eenieder zèlf bepaalt
in welke teksten en op welke manier er sprake is van typologie. Zo kan men
elke typologie bedenken die men maar wilt.
Wat typologie wordt genoemd is vaak
een allegorische verklaring of invulling van een bijbelgedeelte,
waardoor aan de letterlijke tekst een geestelijke betekenis wordt gegeven die
niet in de tekst zelf ligt opgesloten. Die geestelijke betekenis wordt er door
de uitlegger ingelegd. Daarmee wordt ook de typologie, naast de allegorie, een
hachelijke manier van bijbeluitleg. Het beste is je vast te houden aan de
letterlijke tekst van de Bijbel, behalve daar waar het uit de tekst zelf blijkt
dat we met symboliek te maken hebben. De letterlijke betekenis van de tekst
moet uitgangspunt zijn en blijven.
Voor deze laatste 'stelling' verwijs
ik graag naar Lukas 10:26 waar Jezus in een gesprek met een wetgeleerde vraagt:
'Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij?'. Kort en bondig zegt Jezus:
'Wat staat er?' en niet: 'Wat denk je dat er staat?'. Hij verwijst simpelweg
naar de letterlijke tekst (
[6]
). Ook Paulus is wat de letterlijkheid van zijn schrijven
betreft heel duidelijk: 'Want wij schrijven u niets anders dan wat
gij leest of ook begrijpt' (2Korinthe 1:13).
Wanneer een tekst een hogere, geestelijke
waarde in zich had, dan vermeldde Paulus dat, zoals we kunnen zien in zijn
'typologische' uitleg van Sara en Hagar (Galaten 4:24). Zo'n mededeling van
Paulus, of van een ander, komt echter maar zéér zelden voor in de Schriften.
In sommige gevallen wordt uit de tekst duidelijk dat er van typologie sprake
kan zijn (
[7]
), maar dit is dan alléén van toepassing in die tekst
en we begaan een grote vergissing als we het ‘type’ zonder meer gaan toepassen
op andere teksten. We mogen geen typologische betekenissen toekennen aan de
letterlijke tekst van de Schrift, als dat niet uitdrukkelijk uit de tekst
blijkt. We gaan daarmee bóven de Schrift uit! De Bijbel zelf geeft de grens
aan en die grens is de letterlijke tekst. Het is zinvoller ons in te
spannen om te leren wat er precies staat, en dat is al moeilijk genoeg, dan
om vermeende geestelijke waarheden in een tekst te gaan zoeken, die de één
wel ziet en de ander niet.
1 Prof. dr. P.J. Roscam Abbing, 'Inleiding
in de bijbelse theologie', uitgeverij Ton Bolland, Amsterdam, 1983, blz.
166.
2 'Handboek van de geschiedenis van het
christendom', blz.102.
3 H. Bultema, 'De typologie der Schrift',
Bereeër Publ. Comm., Muskegon, Mich., 1925, blz. 11 t/m 15.
P.A.
Slagter, 'Typologie in de Bijbel', blz. 10-13, Brochurereeks 'Het
Morgenrood', Oudewater, 1994.
4 H. Bultema, 'De typologie der Schrift',
Bereeër Publ. Comm. Muskegon, Mich., 1925, blz. 143.
5 'Bijbel met kanttekeningen', Handelingen
t/m Openbaring, blz. 437, Bosch & Keuning N.V., Baarn, 1954. W. Malgo, 'Openbaring
van Jezus Christus', hoofdstuk 1-11, Middernachtsroep, Leiden.
6 Zie ook: Matth.12:3,5; 19:4; 22:31;
Mark.12:10; e.a. Overal wordt verwezen naar de letterlijke tekst.
7 Bijv. 1 Kor.3:16; 10:4; Hebr. 10:1; 1
Petr.2:4-6; 3:20,21; e.a.
Jan van de Westelaken
1 Prof. dr. P.J. Roscam Abbing, 'Inleiding in de bijbelse
theologie', uitgeverij Ton Bolland, Amsterdam, 1983, blz. 166.
3 H. Bultema, 'De typologie der Schrift', Bereeër Publ. Comm., Muskegon,
Mich., 1925, blz. 11 t/m 15.
P.A. Slagter, 'Typologie
in de Bijbel', blz. 10-13, Brochurereeks 'Het Morgenrood', Oudewater, 1994.
4 H. Bultema, 'De typologie der Schrift', Bereeër Publ.
Comm. Muskegon, Mich., 1925, blz. 143.
5 'Bijbel met kanttekeningen', Handelingen t/m Openbaring,
blz. 437, Bosch & Keuning N.V., Baarn, 1954. W. Malgo, 'Openbaring van Jezus Christus',
hoofdstuk 1-11, Middernachtsroep, Leiden.