Laatste wijziging: 03.02.2002
Assyrië kwam als eerste aan de macht. Het wereldrijk zou vele eeuwen stand houden. Het wereldrijk van Babylonië kwam daarna en duurde nog geen eeuw. Toch spreekt Babylonië het meest tot de verbeelding. De hangende tuinen van Babylon behoren tot de zeven wereldwonderen en wie kent niet het bekende nummer 'By the rivers of Babylon' (Psalm 137) dat ons nog wekelijks via de radio wordt toegezongen?
Babylonië in het zuiden was één van de graanschuren uit de oudheid. Het klimaat en de bodemgesteldheid leende zich daar uitstekend voor. Assyrië was niet zo vruchtbaar en had bovendien te maken met een groot berggebied en het daarmee samenhangende klimaat. Het is te vergelijken met het klimaat dat we nu bijvoorbeeld in Frankrijk zien. Maar doordat de bevolking al wist hoe zij het land moest bevloeien, was ook Assyrië redelijk vruchtbaar. De bevolking van beide landen hield ook veel vee: schapen, geiten, runderen, ganzen, kippen en eenden. Varkens hield men nauwelijks maar er leefden veel wilde zwijnen in het gebied.
De bevolking van zowel
Assyrië als Babylonië bestond uit drie lagen: de vrijen, de tussenklasse
en de slaven. Van de tussenklasse is weinig bekend. Deze mensen waren waarschijnlijk
arm maar ze waren geen slaaf. Ze waren echter zeker niet van politieke betekenis.
Werd de armoede teveel
dan kon men zichzelf of zijn gezinsleden als slaaf verkopen. Slaaf was men
ook door geboorte of als krijgsgevangene. Het gedeporteerde volk Israël
had in beide landen de status van slaaf. Slaven mochten trouwen; gezinnen
werden meestal niet gescheiden. Slavinnen konden de bijvrouw worden van
hun meester. Zij en haar kinderen waren dan na de dood van die meester vrij.
Typisch is dat slaven in deze landen ook zelf slaven kunnen hebben b.v.
om hen te helpen met de zaak die ze leidden. Slaven waren overheersend op
de handelsmarkt. Er waren vele goede bankiers, veefokkers en dergelijke
bij. De meester moedigde dit vaak aan.
De oppergod was de
god Anu. Hij en zijn dochter Isjtar werden het meest vereerd maar dat nam
niet weg dat er nog ruimte genoeg was voor honderden andere goden. De goden
werden zowel qua gestalte als karakter afgebeeld als mensen. Dit hield dus
in dat de goden menselijke fouten konden maken. Behalve dat waren de goden
ook erg prikkelbaar en van mening dat de enige reden waarom de mens op aarde
is, was om hen te dienen. In vele steden waren dan ook flink wat tempels te
vinden en het dagelijks leven was aan vele regels gebonden.
De Assyriërs werkten
met een bepaalde strategie. Zo verplaatsten zij steeds hun hoofdstad naar
een plaats die strategisch was gelegen voor de vele veldtochten. Overwonnen
volken werden weggevoerd en vervangen door andere volken. Dit gebeurde ook
met Israël (2Koningen 17:6,24). Deze manier van ballingschap zou uiteindelijk
de ondergang van het rijk worden.
De koningen van Assyrië
die verantwoordelijk waren voor deze ballingschap van Israël tekenden hun
veroveringen op. Deze analen zijn later gevonden en geven een goed beeld van
de politiek van Assyrië.
De koningen van Assyrië
waren erg rijk. Ze lieten nieuwe steden bouwen of herbouwen. Ook paleizen
en tempels werden gebouwd. Zo bouwde koning Assurnasipal II (859-839 v. Chr.)
voor zichzelf een paleis aan de rivier de Zab. Toen het paleis klaar was,
gaf Assurnasipal een feest. Het feest duurde 10 dagen en er waren meer dan
69.000 mensen te gast.
Het leek allemaal
zo mooi: Dat Assyrische wereldrijk. In de praktijk viel het erg tegen. De
bevolking had niet zoveel voordelen van de expansiepolitiek. Bovendien hielden
de in ballingschap levende volken zich ook niet stil.
Na de dood van Sargon
II ging het al mis. Deze koning stierf in 705 v. Chr. en verschillende landen
maakten van de gelegenheid gebruik om in opstand te komen. De nieuwe koning
Sanherib (705-681 v. Chr.) sloeg die opstand echter zonder veel problemen
neer. De onderdrukte landen moesten nog een kleine honderd jaar wachten.
Koning Assurbanipal (669-633 v. Chr.) had al grote moeite het rijk bijeen te houden. Hij breidde het rijk echter toch nog uit door Egypte te veroveren. Vooral Babylonië maakte het hem moeilijk maar pas na de dood van Assurbanipal ging het echt mis. In 614 vielen de Meden het rijk binnen en bracht Assur ten val. In 612 versloegen diezelfde Meden samen met de Babyloniërs de stad Nineve, de kern van het Assyrische rijk. In 609 tenslotte bracht Babylonië Assyrië de genadeslag toe. Assyrië verdween van het wereldtoneel.
terug
naar Inhoud
De koningen van Juda
en Israël hadden veel te lijden van Assyrië, in de Bijbel Assur genoemd. Zij
moesten veel belasting betalen aan de Assyrische koningen. Dit gebeurde bijvoorbeeld
koning Hosea (2Koningen 17:3), de laatste koning van Israël. In 2Koningen
17:7-23 wordt de ondergang van Israël beschreven. Tiglath-Pileser III (745-727
v. Chr.) voerde in 745 Israël in ballingschap en liet andere volken in het
land wonen. Juda werd een vazalstaat van Assyrië. Opstand werd afgestraft
zoals we zien bij koning Hizkia die in opstand kwam tegen Sanherib (2Koningen
18:13-15).
Door de verschillende
profeten in die tijd wordt Assyrië als straf gezien voor de vele zonden van
Israël. In de Bijbel komt Assyrië dan ook naar voren als een machtige, kwaadwillende
natie die elke vorm van opstand genadeloos afstraft. De expansiepolitiek van
het land was alles behalve vriendelijk, ook niet voor de eigen bevolking.
Het werd tenslotte het eind van het machtige rijk.
De opkomst van het
Babylonische rijk begon eigenlijk al met de dood van de Assyrische koning
Sargon II in 705 v.Chr. Babylonië was toen een ingelijfde provincie van
Assyrië, dat zoals we gezien hebben, een succesvolle expansiepolitiek had
gevolgd. Merodach-Baladan (2Koningen 20:12 en Jesaja 39:1), koning van Babel,
greep de dood van Sargon II aan om in opstand te komen. Veel ingelijfde
landen sloten zich bij Merodach-Baladan aan. Onder deze landen bevond zich
ook Juda. De koning van Juda, Hizkia, was een wijs en krachtig man en hij
had genoeg van Juda's slappe houding ten opzichte van Assyrië. Ondanks de
protesten van de profeet Jesaja (2Koningen 20:12-19), die toen al de Babylonische
opkomst voorspelde, sloot Hizkia zich bij Merodach-Baladan aan. De nieuwe
koning van Assyrië, Sanherib, versloeg de opstandelingen echter. Merodach-Baladan's
droom: een groot Babylonisch rijk, zou nog een eeuw op zich laten wachten.
In 609 v.Chr. was het gedaan met Assyrië dat samen met bondgenoot Egypte verpletterend verslagen werd door Babylonië. Aan het hoofd van het Babylonische leger stond hun kroonprins en toekomstige koning Nebukadnezar.
Niet lang na de ondergang
van Assyrië werd Nebukadnezar koning. Met hem begon de opbloei van het rijk
die nog geen eeuw zou duren. Hij liet in de hoofdstad Babylon door zijn architecten
drie prachtige paleizen bouwen. De stad werd een koninklijk en godsdienstig
middelpunt. De hangende tuinen, de hoogstaande bouwwerken, de geglazuurde
muren. Babylon moet een prachtige stad zijn geweest.
In 562 vóór Christus stierf Nebukadnezar na een regering van meer dan 40 jaar. De koningen volgden elkaar toen snel op. Omstreeks 550 v. Chr. begon het buurland Perzië zich te roeren. Deze vroegere bondgenoot van Babylonië veroverde het ene land na het andere. Koning Belsassar was net aan de macht toen Perzië werkelijk een vijand werd. Belsassars vader zat al 10 jaar in vrijwillige ballingschap in Arabië waar hij een veroverde stad tot zijn residentie had gemaakt. Hij zag het gevaar en kwam terug naar Babylonië. Toen was het al te laat. Cyrus, koning van Perzië, stond in 539 v. Chr. voor de landsgrenzen van Babylonië waar de interne wanorde het moeilijk maakte de slag te winnen. De hoofdstad Babylon gaf zich zonder slag of stoot over en Belsassar werd in zijn slaap gedood. Hiermee was het Babylonische rijk ten einde. De komende 200 jaar zouden de Perzen overheersen.
terug naar Inhoud (na lezing desgewenst terug naar Egypte)
Daniël 5:2 noemt als
opvolger van Nebukadnezar zijn zoon Belsassar. In werkelijkheid was Belsassar
Nebukadnezars kleinzoon. Belsassar leefde er vrolijk op los. Voor zijn feesten
gebruikte hij bekers uit de tempel van Jeruzalem. Hij kreeg letterlijk het
teken aan de wand op een van die feesten (Daniël 5).
Hoewel de Babyloniërs in de Bijbel als goddeloos en onbarmhartig naar voren komen, hadden de Joden in ballingschap het redelijk goed. Ze hadden bepaalde vrijheden en konden bijvoorbeeld hun eigen handelszaak opzetten.
Annamieke van de Westelaken