Laatst gewijzigd: 27.09.2003
Indien er één
woord is, waarvan de vertaling niet in orde is, dan is het dat van het Griekse
woord ‘aioon’. Daarvan hebben de vertalers eenvoudig gemaakt, wat
ze wilden, terwijl het toch een woord is, dat van de grootste betekenis is voor
het verstaan van de Schrift.
Men geeft als vertaling van ‘aioon’ het woord ‘eeuwigheid’
en ik wil voorlopig veronderstellen, dat die vertaling goed is. Het komt 125x
voor in het Nieuwe Testament, 65x in het enkelvoud en 60x in het meervoud. En
dat laatste doet vreemd aan.
‘Eeuwigheid’ betekent immers, volgens de algemene opvatting, ‘oneindigheid’,
zonder begin en zonder einde. Als dat inderdaad de betekenis is, dan is geen
meervoud mogelijk. Dan kan men niet spreken van ‘eeuwigheden’. Er
kan immers na de ‘oneindigheid’ geen andere ‘oneindigheid’
komen, want dan zou de eerste een einde hebben en de laatste een begin. Er kunnen
ook geen twee ‘oneindigheden’ naast elkaar bestaan, want dan zouden
zij dezelfde ‘oneindigheid’ zijn. Wanneer ‘eeuwigheid’
‘oneindigheid’ betekent, dan heeft het geen meervoud.
Maar het Nieuwe Testament gebruikt zestig maal ‘aioonen’ in het
meervoud. Men zou zo zeggen: wanneer de vertaling van ‘aioon’ ‘eeuwigheid’
is, dan is ‘eeuwigheden’ de vertaling van ‘aioonen’.
En wat nu wel vreemd is? Hot woord ‘eeuwigheden’ komt in ons Nieuwe
Testament niet voor, niet éénmaal. 60x in het Grieks en niet éénmaal
in het Nederlands.
Hoe het dan vertaald is in de Statenvertaling? 3x door ´wereld´
in het enkelvoud. 1Korinthe 2:7 luidt in het Grieks: ‘vóór
de aioonen’; in de Statenvertaling: ‘eer de wereld was’. Hebreeën
1:2 en 11:3 zeggen, ‘dat de aioonen door God zijn gemaakt en toebereid’;
de vertaling zegt het van de wereld. Daar had men moeten vertalen: ‘eeuwigheden’,
indien ‘eeuwigheid’ de vertaling is van ‘aioon’.
7x heeft men ‘aioonen’ vertaald door het enkelvoudige ‘eeuwigheid’,
in Lukas 1:33; Romeinen 1:25; 9:5; 11:36; 16:27; 2Korinthe 11:31 en Hebreeën
13:8. Daar had overal ‘eeuwigheden’ in het meervoud moe ten staan.
Eénmaal heeft men ‘aioonen’ vertaald door eeuwig, in Efeze
3:11. Daar heeft men vertaald ‘eeuwig voornemen´. In het Grieks
staat: ‘voornemen der aioonen’. Wie ‘aioon’ door ‘eeuwigheid’
vertaalt, had ‘voornemen der eeuwigheden’ moeten schrijven.
6x vertaalt men ‘aioonen’ door ‘eeuwen’ in het meervoud
in: 1Korinthe 10:11, Efeze 2:7; 3:9, Kolossenzen 1:26, 1Timotheüs 1:17
en Hebreeën 9:26.
Maar, zo weet een ieder, een eeuw
is een tijdperk van honderd jaren of in elk geval van lange duur. Wanneer ‘aioon’
‘eeuwigheid’ is, dus oneindig, dan mag men niet een woord gebruiken
van een geheel andere betekenis.
De uitdrukking ‘aioonen der aioonen’ komt 21x voor. Men zou verwachten,
dat men die vertalen zou door ‘eeuwigheden der eeuwigheden’, of
door ‘eeuwen der eeuwen’, maar nee, onze vertalers hebben er van
gemaakt ‘alle eeuwigheid’. ‘Alle eeuwigheid’ betekent:
‘elke eeuwigheid’, of anders: ‘heel de eeuwigheid, maar dat
is niet hetzelfde als ‘’ eeuwen der eeuwen’.
Wie in de Bijbel thuis is, weet wel, dat ‘eeuwen der eeuwen’ een
‘hebraïsme´ is, een eigenaardige Hebreeuwse uitdrukking. We
lezen in het Oude Testament van: ‘knecht der knechten’, ‘koning
der koningen’, ‘vorst der vorsten’, ‘heilige der heiligen’,
(in Hebreeën 9:25 in het Grieks in het meervoud: ‘heiligen der heiligen’,
vertaald door heiligdom!). Waarom maakte men daarvan: ‘alle eeuwigheid’?
Men vond die uitdrukking zeer treffend, want men schreef ze ook in Efeze 3:21,
waar het Grieks heeft ‘aioon der aioonen’ en in Hebreeën 1:8,
waar staat: ‘aioon der aioon’ en waar dus wel stellig een ‘aioon’
in het enkelvoud bedoeld is.
60x staat in het Grieks ‘aioonon’ in het meervoud; in de vertaling
staat niet éénmaal ‘eeuwigheden’ in het meervoud De
reden is niet ver te zoeken. De vertalers lieten zich beïnvloeden door
hun inzichten. Ze meenden dat ‘aioon’ ‘eeuwigheid’ betekende
in de zin van ‘oneindigheid’. Ze begrepen dat dit woord geen meervoud
kón hebben en konden dus géén ‘eeuwigheden’
schrijven en moesten ze er wel iets anders van maken.
Ze vertaalden verkeerd, omdat ze iets meenden. Hun filosofie en hun theologie
had hen overtuigd, dat eeuwigheid oneindig is, en nu hadden ze zich door de
Griekse tekst kunnen laten leren, die wél het meervoud gebruikt, en daarmee
laat zien, dat ‘aioon’ niet ‘oneindig’ betekent. Ze
hielden echter vast aan hun mening en deden alsof het Grieks met zijn meervoud
abuis was. Maar het Grieks van de apostelen is niet beïnvloed door latere
christelijke theologie. Het gebruikt de woorden, die de Heilige Geest leert.
We hebben dus alle 60x dat het meervoud gebruikt wordt, een meervoudig woord
te nemen en wel altijd hetzelfde woord. Dàt is vertalen. Welk woord,
dat zullen we straks zien.
Het enkelvoud ‘aioon’ komt 65x voor en is slechts zeven en dertig
maal vertaald door ‘eeuwigheid’. 18x heeft men het vertaald door
‘wereld’ en 10x door ‘eeuw’. Het is te zien, dat ook
dit weer geschied is onder den invloed van de theologie.
‘Eeuwigheid’ heeft geen begin en geen einde en van twee ‘eeuwigheden’
kan geen sprake zijn, zo had men eenmaal vastgesteld. Wanneer in het Grieks
dus gesproken werd van ‘deze en van die aioon’, ‘van het begin
en van het einde van de aioon’, dan betekende ‘aioon’ opeens
niet meer ‘eeuwigheid’, maar iets anders. Dan vertaalde men ‘wereld’,
bijvoorbeeld in Mattheüs 13:22: ‘de zorgvuldigheden dezer wereld’;
Mattheüs 13:39 en 40: ‘de voleinding der wereld’; Lukas 1:70:
‘het begin der wereld’; Galaten 1:4: ‘de tegenwoordige boze
wereld’; Efeze 1:21: ‘deze wereld en de toekomende’. Zie ook
Mattheüs 24:3; 28:20; Markus 4:19; Lukas 16:8; Romeinen 12:2; 1Korinthe
2:6-8; 1Korinthe 3:18; 1Timotheüs 6:17; 2Timotheüs 4:10; Titus 2:12.
Of wel men vertaalde ‘eeuw’, bijvoorbeeld in Mattheüs 12:32:
‘noch in deze eeuw, noch in de toekomende’; Lukas 20:34,35: ‘de
kinderen dezer eeuw trouwen maar die waardig zullen geacht worden die eeuw te
verwerven’; 2Korinthe 4:4: ‘de god dezer eeuw’. Zie ook Markus
10:30; Lukas 18:30; Johannes 9:32; Handelingen 3:21; 1Korinthe 1:20; Efeze 2:2.
Waarom vertaalde men in al deze teksten niet ‘eeuwigheid’?
Het ware te wensen dat men in de 60 gevallen, dat ‘aioon’ in het
Grieks meervoud is en in de 28 gevallen, dat het door eeuw en door wereld vertaald
is, óók het woord ‘eeuwigheid’ had gebruikt. Dan had
iedere lezer geweten dat een ‘aioon’ een begin heeft en een einde;
dat er méér dan één ‘aioon’ bestaat;
dat we nu in een ‘boze aioon’ zijn en dat er na deze nog andere,
toekomende ‘aioonen’ zijn. ‘Aioon’ is dus niet ‘eeuwigheid’
in den zin van ‘oneindigheid’.
In 88 van de 125 gevallen erkennen de Statenvertalers zèlf, dat ze met
hun vertaling ‘eeuwigheid’ abuis zijn, 60x waar ze het meervoud
ontwijken en 28x waar ze in het enkelvoud ‘eeuw’ of ‘wereld’
vertalen. Dan zou het wel zeer vreemd zijn, wanneer ‘aioon’ in de
overige 37 gevallen ‘oneindigheid’ betekende.
De vertaling ‘eeuwigheid’ is beslist fout, zolang men bij ‘eeuwigheid’
aan ‘oneindigheid’ denkt. Er is maar één goede vertaling.
In tien gevallen in het enkelvoud en in zes gevallen in het meervoud hebben
de Statenvertalers het gebruikt: het woord ‘EEUW’. Wanneer de vertalers
altijd ‘eeuwigheid’ en ‘eeuwigheden’ hadden geschreven,
was er geen verwarring gekomen. Dan hadden we aan de bij gevoegde woorden en
aan het meervoud kunnen zien, dat altijd een tijdperk bedoeld was. Nu dat woord
echter in het gebruik een verkeerde betekenis gekregen heeft, doen we er beter
aan altijd het woord ‘eeuw’ te gebruiken: de ‘eeuw’,
de ‘eeuwen’, de ‘eeuwen der eeuwen’. Dan gaven we nauwkeurig
en letterlijk weer, wat er in het Grieks staat.
Maar wanneer een ‘aioon’ een tijdperk is en niet de oneindigheid
zonder begin en zonder einde, dan betekent ook het woord ‘aioonios´
niet eindeloos, maar ‘tijdperkig’. Dat woord bestaat in het Nederlands
niet en we moeten dus voor ‘aioonios’ een andere vertaling zoeken.
‘Eeuwig’ deugt niet, want daarbij denken de mensen aan ‘eindeloos’.
Ik gebruik het woord ‘eeuws’, dat overigens óók niet
in het woordenboek staat, maar dat uitdrukt, dat iets behoort ‘tot de
eeuwen’. Weet iemand een beter woord, hij zegge het mij; ik zal er hem
dankbaar voor zijn.
Het ‘eeuwse leven’ is het leven van de toekomende eeuw; de ‘eeuwse
heerlijkheid’ is de heerlijkheid der toekomende eeuw; het ‘eeuwse
koninkrijk’, het ‘eeuwse oordeel’, het ‘eeuwse vuur’.
Het is allemaal iets, wat zijn zal in de toekomende eeuw of de toekomende eeuwen,
maar bij niets daarvan hebben we te denken aan een toestand, dat de tijd heeft
opgehouden te bestaan en er niets anders is dan de ‘nooit begonnen eeuwigheid’.
Over de ‘oneindigheid’ heeft God ons in de Schriften niets medegedeeld.
Hij spreekt in Zijn woord over wat Hij gedaan heeft en doet en doen zal gedurende
de eeuwen, volgens een ‘plan der eeuwen, dat Hij in Christus heeft gemaakt’
(Efeze 3:11). Vóór de tijden der eeuwen, vóór de
‘eeuwse tijden’, staat er letterlijk, is Gods genade ons gegeven
in Christus Jezus (2Timotheüs 1:9). Vóór de ‘eeuwse
tijden’ heeft God het ‘eeuwse leven’ beloofd (Titus 1:2).
Méér weten we niet van wat vóór de eeuwen geweest
is. De Schrift zegt ook, dat er aan de eeuwen een einde komt; ze spreekt over
de ‘voleinding der eeuwen’ in 1Korinthe 10:11 en Hebreeën 9:26.
Wat daarna zijn zal, weten we niet. Wij, mensen van de tijd, van de eeuwen,
zouden het toch niet kunnen verstaan, evenmin al hetgeen vóór
de ‘eeuwse tijden’ was. Eén ding weten we: dat God alles
zal zijn in allen. Dàt te weten is ons genoeg.
De ‘eeuwige God’ (Romeinen 16:26) is de God van de eeuwen, de Koning
van de eeuwen, van de tijdperken. (1Timotheüs 1:17). Zeggen we daarmee
dat Hij buiten die tijdperken niet bestaat? Men zou even goed kunnen zeggen
dat de God van Israël alleen de God van de Joden is en niet van de volken,
maar dat zegt Paulus ons wel anders in Romeinen 3:29,30. De ‘God der eeuwen’
is de ‘God van de oneindigheid, maar Hij maakt ons bekend wat in de eeuwen
is’.
A. Lukkien
Uit: ‘Onnaspeurlijke Rijkdom’,
2e jaargang, nummer 8, juni 1939.
terug naar de top