De
onbegrepen wereld van de mystiek
Laatst gewijzigd:
30.10.2001
Inhoud:
Inleiding
Wat is mystiek?
De Joodse mystiek
De Kabbala
Christelijke
mystiek
Inleiding
Alle grote godsdiensten hebben hun mystiek.
We lezen over oosterse, Joodse en christelijke mystiek. Nu is het woord 'mystiek'
een mistig woord, dat gebruikt wordt om allerlei zaken te benoemen die men niet
kent of waarvoor men een zekere angst of afkeer heeft. Emoties, die opgeroepen
worden omdat mystici afgeschilderd werden, en nog steeds worden, als duivelskunstenaars
en geheimzinnige figuren die dingen deden die het daglicht niet konden verdragen.
Door de eeuwen heen zijn mystici, met welke (godsdienstige) achtergrond dan ook,
gruwelijk vervolgd en gedood. Nu nog bestaat in bepaalde delen van de christelijke
wereld een afkeer tegen alles wat, terecht of niet, 'mystiek' genoemd wordt, terwijl
men in het geheel niet weet wat mystiek eigenlijk is. Nu moet direct toegegeven
worden dat het niet eenvoudig is aan te duiden wat het is. Deze onduidelijkheid
komen we echter meer tegen in de christelijke wereld. We hoeven maar te denken
aan het woord 'occult', ook zo'n beladen woord. Mystiek wordt daarmee nogal eens
verbonden of verward. Volkomen onterecht. Het wordt gedaan uit verlegenheid
omdat men niet weet wat mystiek en occult nu eigenlijk zijn.
Alles waar geen verklaring voor te vinden is, wordt gemakshalve toegeschreven
aan boze geesten. Niet aan goéde geesten, nee, aan bóze geesten en niemand weet
waarom. Het is een gedrag dat overgeërfd is van de middeleeuwse mens met zijn
bijgeloof, zijn toverkollen, heksen, duivelaanbidders, en dergelijke.
Mystiek is niet te verklaren met ons verstand alléén en in plaats van te accepteren
dat het met God te maken kan hebben, schrijft men het vaak aan de duivel toe.
Daarmee geven we hem een macht die hij nooit bezeten heeft en ook nooit bezitten
zal en maken hem tot een god.
terug naar Inhoud
Wat is mystiek?
Het woord mystiek komt van het Griekse bijvoeglijke
naamwoord 'mustikos' en dat betekent: 'met de geheimen verbonden'. Het wordt in
verband gebracht met de werkwoorden 'muoo', sluiten van ogen en mond en 'mueoo',
inwijden in de mysteriën. Deze laatste betekenis komt overeen met de taak die
de apostel Paulus had: het bekendmaken van dingen die verborgen waren gebleven
aan degenen die navolgers van hem waren geworden, zoals hij dat was van Christus
(1Korinthe 11:1; Filippenzen 3:17; 1Thessalonicenzen 1:6). Zo zijn we allen navolgers
van God (Efeze 5:1). Als we in contact willen treden met God, sluiten we onze
ogen en mond voor gebed, de eerste betekenis van het woord 'mystiek'.
Mystiek is nauw verweven met 'spiritualiteit'. Dit woord heeft in het Nederlands
vele synoniemen (woorden van gelijke betekenis): geestelijk leven, innerlijk leven,
devoot, vroomheid (in positieve betekenis!) en geestelijke levenshouding. De oorspronkelijke
betekenis heeft te maken met 'geest', want spiritualiteit is een uit het Latijn
afkomstig, zelfstandig naamwoord dat als grondwoord 'spiritus' heeft, wat 'geest'
betekent en via het Griekse 'pneuma' en het Hebreeuwse 'ruach' in het Latijn is
gekomen. 'Pneuma' en 'ruach' zijn voor ons, bijbelonderzoekers, uiteraard niet
onbekend. We weten dat het OT en het NT veel over de menselijke geest en de goddelijke
Geest spreekt.
In de Middeleeuwen treedt de mystiek op als de tegenhanger van de scholastiek,
waarin het intellect, het verstand, het enige middel was om God te leren en kunnen
begrijpen. De scholastiek is een samengaan van theologie en filosofie, dat een
wetenschappelijk theologisch systeem opleverde, waarop onze huidige theologie
in al zijn vormen gebaseerd is. De mystiek wilde niet alléén geleid worden door
het verstand, maar ook door het hart, de emotie of het gevoel. Beide hebben we
nodig in ons streven God en Zijn woord, de Bijbel, beter te leren kennen.
In de mystiek zijn drie stromingen te onderscheiden. Op de eerste plaats de stroming
die geen tegenstelling met de scholastiek wilde en de wetenschappelijke aspiraties
van de scholastiek probeert te combineren met een vorm van gemeenschap met God.
In deze vorm van mystiek komt alle kennis door goddelijke verlichting. Voor het
bereiken van de hoogste Gods beschouwing speelt het verstandswerk van de theologie
een grote rol.
De tweede vorm van mystiek wil volstrekt geen verbinding met de theologie en steunt
voornamelijk op de Godservaring van het individu. Kennis van de Schrift is in
deze vorm van mystiek niet van belang voor een ontmoeting, of een ervaring met
God. Het is ook de richting, die de zaligheid zoekt in het opgaan in een opperwezen.
Deze stroming vindt men vooral terug in 'New Age' en de oosterse mystiek.
De derde stroming is die van de 'moderne devotie', die een praktische vroomheid
en het terugkeren naar de eenvoud, van de Bijbel voorstaat. Geen ingewikkelde,
intellectuele, wetenschappelijke theologie, maar een eenvoudige, doch diepgaande
kennis van Gods Woord, die de basis moet vormen voor ons denken en doen, woord
en daad.
Mystiek in zijn eenvoudigste vorm is een zoeken van de mens naar de gemeenschap
met God. Het gaat om de God-mens relatie. Dat geeft meteen aan dat mystiek aan
de ene kant een puur persoonlijke aangelegenheid is, maar aan de andere kant iets
is dat een heel volk aangaat. Denk maar aan de relatie tussen God en Zijn volk
Israël, of aan Christus als Hoofd van Zijn Lichaam met de leden daarvan (Titus
2:13,14).
In zowel het Oude als het Nieuwe Testament komen we mystieke uitspraken tegen.
In Psalm 139:1-6 lezen we: HERE, Gij doorgrondt en kent
mij: Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten;
Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.
Want er is geen woord op mijn tong, of zie, HERE, Gij kent het volkomen; Gij omgeeft
mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Het begrijpen is mij
te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij.
Uit deze tekst zien we dat we God niet alleen kunnen benaderen door ons verstand,
vandaar het woord 'begrijpen', maar ook door iets wat daar boven uitgaat en waar
we met ons verstand niet bij kunnen.
Zo'n ervaring, waar hij met zijn verstand niet bij kon, had Paulus ook. Hij schreef
daarover in 2Korinthe 12:2-4 : Ik weet van een mens in
Christus, veertien jaar is het geleden, of het in het lichaam was, weet ik. niet,
of dat buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het, dat hij weggevoerd
werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een
mens niet geoorloofd is uit te spreken.
Paulus had een geestelijke ervaring. Zijn geest had een ontmoeting met Gods Geest.
Het was een puur persoonlijke ervaring, die hij met niemand kon delen. Hij kon
er alleen melding van maken en wijst er tevens op dat men alleen moest letten
op wat men van hem zag en hoorde (1Korinthe 12:6), niet op wat hij persoonlijk
had meegemaakt, want dat was een zaak die hem alleen aanging en waarop hij zich
niet wilde beroemen.
Tegenwoordig worden allerlei, vooral oosterse, technieken 'aan de man' gebracht
om tot mystieke ervaringen te kunnen komen. Te denken valt aan yoga en transcedente
meditatie. Christenen behoeven zich bepaald niet te bedienen van die technieken.
Het is de Geest van God die hen tot mystiek brengt. De Geest van God en de geest
van de mens zijn met elkaar verbonden vanaf het moment dat God Zijn Geest aan
de mens gaf. Dan kan er van alles gebeuren, zonder dat het verstand op 'nul' wordt
gezet, want de mens is in zijn totaliteit bij de mystieke ervaring betrokken.
Dat wil niet zeggen dat de mystieke ervaring altijd 'verklaard' kan worden. Paulus
kon ook niet verklaren wat hem overkwam. Tweemaal moest hij zeggen: 'Ik weet het
niet'!.
Eén van de grootste belemmeringen voor het werk van Gods Geest, en daarmee ook
voor de relatie tussen de mens en God, is het intellect van de mens. Voor álles
willen wij een rationele verklaring hebben en vergeten daarbij dat Gods gedachten
véél hoger zijn dan de onze (Jesaja 55:8,9). Alleen rationeel kunnen wij God nooit
bereiken. Hij wil niet alleen ons verstand, maar ook ons hart en onze geest bereiken.
Ons verstand moet gevoed worden met Gods wijsheid en wil, ons hart met de liefde
van God en onze geest met 'de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn' (Kolossenzen
3:2). Op die wijze zijn wij op een innige manier met God verbonden en zo'n verbondenheid
kan 'mystiek' worden genoemd.
terug naar Inhoud
De Joodse mystiek
De gedachte dat er in het Jodendom een mystieke
en een niet-mystieke vorm van godsdienst zou bestaan is eigenlijk onjuist. Dit
onderscheid is dáár niet te maken. Als de mystiek een poging is zo dicht mogelijk
bij God te komen, dan is het Jodendom per definitie mystiek. Het Joodse volk is
immers door God Zelf uitgekozen, uit alle andere volken, als Zijn Volk. In Deuteronomium
7:6,7 lezen we: Want gij zijt een volk, dat de HERE uw
God, heilig is; u heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren
om zijn eigen volk te zijn. Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk,
heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste
van alle volken. Maar, omdat de HERE u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen
gezworen had.
De HERE heeft Zich aan het Joodse volk verbonden en daardoor is een aparte vorm
van godsdienst, die een verbinding met God tot stand zou moeten brengen, niet
nodig.
In de Joodse mystiek gaat het ook om de verandering van het ik, zoals dat door
rabbi Jochanan onder woorden wordt gebracht: 'De woorden van de Torah schieten
alleen wortel in iemand die zichzelf maakt alsof hij er niet was. Er staat immers
geschreven: En de wijsheid wordt uit niets gevonden (Job 28:12).*
* Uit: De Babylonische Talmoed, geschrift Sota, 21b.
Het citaat uit Job 28:12 is, zoals vaak in de Bijbel, voor meerdere uitleg vatbaar.
Meestal wordt het vertaald als: Maar de wijsheid - waar wordt zij gevonden?.
Het Hebreeuwse me'ajin kan zowel 'uit niets' als 'waar' betekenen.
Voor het Jodendom is de Torah eigenlijk een levend organisme en wordt er een vergelijking
getrokken met de mens. Het lichaam van de Torah bestaat uit de geboden; haar kleren
zijn de verhalen, alles wat bij een oppervlakkige beschouwing zichtbaar is en
haar ziel, het ware fundament van de hele Torah, is de mystieke betekenis, die
alleen in een diepgaande ontmoeting zichtbaar kan worden.*
* Zohar 111, 152a. Het boek Zohar is het
heilige boek van de Kabbala, één van de stromingen in de Joodse mystiek.
De Joodse mystiek kent drie grote stromingen: de Kabbala, de Merkawa en het Chassidisme.
Het voert te ver om deze stromingen geheel uit te werken. Ik volsta met iets te
zeggen over de Kabbala vanwege de verbinding met de getallensymboliek.
terug naar Inhoud
De Kabbala
Volgens het Verklarend Handwoordenboek
der Nederlandse Taal van M.J. Koenen en J.B. Drewes betekent 'Kabbala': 'Joodse
geheimleer, geheime wijsheid' en de samenstellers laten daarmee zien volstrekt
niet begrepen te hebben wat Kabbala is. Het is een Hebreeuws woord dat afgeleid
is van een werkwoord dat 'ontvangen' betekent. Het gaat dan om het 'ontvangen'
van leringen van een leraar, zoals Paulus die aan de voeten van Gamaliël onderricht
ontving (Handelingen 22:3). Het is dan ook niet verwonderlijk dat Kabbala tevens
'overlevering', 'traditie' betekent.
Dat de Kabbala wordt gezien als een geheimleer wordt veroorzaakt door de terughoudendheid
in Joodse kringen om dingen publiekelijk te leren, die mensen in verwarring kunnen
brengen, want de leringen van de Kabbala vragen om een groot kritisch inzicht
en een sterk inlevingsvermogen. Het gevaar is groot dat leerlingen met niet goed
begrepen leringen aan de haal gaan, die dan een eigen leven gaan leiden en oorzaak
zijn van allerlei verwarring en 'winden van leer'.
De Kabbala is echter niet alleen een leer, het is méér. Iemand * schrijft daarover:
Het is een wijze van leven en een wijze van beleven. Het heeft alles te maken
met hoe men in de werkelijkheid staat. Dat heeft weer met het fenomeen taal te
maken. De Kabbala is ondenkbaar zonder de talen Hebreeuws en Aramees, de talen
van de Kabbala. Maar deze talen zijn anders gestructureerd dan de Westeuropese
talen. Dat zijn talen waarvan de harde kern het zelfstandig naamwoord is. De Semitische
talen denken vanuit het werkwoord. Veruit het grootste deel van de woorden is
een vorm van of is afgeleid van een werkwoord. Dat is de uitdrukking van een werkelijkheidsbeleving,
maar schept ook een specifieke werkelijkheidsbeleving: de werkelijkheid wordt
beleefd als in beweging. Men heeft de werkelijkheid niet in zijn macht, maar men
kan wel leren ermee om te gaan. Als men dan ook nog bedenkt dat het Hebreeuws
en het Aramees niet over getallen beschikken, maar dat het alfabet tegelijk aanduiding
was voor bepaalde getalswaarden, zodat een woord ook een getalswaarde kan hebben
en het interessant wordt om zich af te gaan vragen of twee woorden met dezelfde
getalswaarde ook iets met elkaar te maken hebben, dan komt de getallenmystiek
van de Kabbala in zicht.
* Willem Zuidema in een voorwoord in:
'Lucht, Water, Vuur'. Kabbala: twee traktaten en een catechismus, Ten Have, Baarn, 1996, blz.9 en 10.
De getallenmystiek of -symboliek is ouder dan de Kabbala, omdat de getallen in
het Hebreeuws en het Aramees onderdeel zijn van de taal en verbonden zijn met
de letters. De Kaballa, als poging om de Torah goed te begrijpen en in praktijk
te brengen, is gaandeweg ontstaan en overgeleverd in de mondelinge traditie, van
leraar op leerling en eeuwen later op schrift gesteld, met als voornaamste bron
het boek Zohar, dat vooral uitspraken en uitleggingen over de schepping
bevat. De Kabbala heeft eeuwenoude geschriften, waarvan het ontstaan niet of nauwelijks
meer te achterhalen is, maar ook in onze tijd verschijnen er 'kabbalistische'
teksten, zoals De Kabbala van het vuur, door Adolphe D. Grad uit 1974.
De Kabbala is in de christelijke wereld vooral bekend, of moet ik zeggen: 'berucht',
door de getallensymboliek, die er slechts één onderdeel van is. Hier gebeurde
waarvoor de Joden zo bevreesd waren: mensen gingen aan de haal met niet goed begrepen
leringen, die een eigen leven gingen leiden.
Professor F. Weinreb waarschuwt voor een overdreven nadruk op getallen.
Hij zegt: 'Zo moet u ook het hele verhaal van de bijbel mede kunnen zien als bestaande
in een wereld die wij kunnen noemen de wereld van het getal, het heelal van het
getal. Daar bestaat het dus ook. Je kunt dan natuurlijk zeggen: 'Goed, laat dat
bestaan, ik heb er verder niet mee te maken, want ik heb alleen met het woord
te maken, met het beeld van het woord'. Maar dat is niet helemaal juist, want
de mens handelt en denkt ook via kwantitatieve indrukken. Ik heb u al verteld:
u vindt iets mooi omdat de verhoudingen u prettig aandoen en u vindt het niet
mooi als het omgekeerde het geval is. Uw reacties zijn al voor een belangrijk
deel afhankelijk van uw gevoelens, die van kwantitatieve aard zijn.
Het getal behoort nog net tot de sfeer van het menselijke. U denkt niet in getallen
en dat is ook inderdaad niet juist. We weten: als er afwijkingen bestaan bij de
mens, dan is hij op een bepaalde manier zeer sterk aan getallen gebonden. Het
zijn niet altijd 'normale' mensen die sterke bindingen aan het getal hebben. U
hebt bijvoorbeeld wel gehoord van 'rekenwonders', die grote getallen met elkaar
kunnen vermenigvuldigen, enzovoort. Dat zijn meestal geen snuggere, normale mensen.
Niet dat zij persé gek moeten zijn, maar het is niet het normale beeld van de
mens; het is wat ziekelijk. Dat laat ons zien dat ons contact met de wereld van
de getallen niet zo moet zijn, dat wij eigenlijk overstappen naar die andere wereld.
Zo bestaan er ook mensen die overal geesten zien en met allerlei andere krachten
contact hebben. Ook die mensen zijn niet altijd gezond. Je zou zeggen dat het
zielig is, dat zij zo leven en zo bestaan.
Als er dus een wereld van getallen bestaat en ook nog andere werelden, dan wil
dat niet zeggen dat de mens daar dan in moet leven. Dat niet, maar hij moet er
wel zoveel contact mee hebben, dat hij weet dat het bestaat en dat er een overgang,
een grensgebied is, waar hij vanuit hier naartoe kan kijken en waarvan hij weet
dat dit grensgebied grenst aan het verborgene. Dat dit verborgene verborgen is
heeft zijn zin. Dat kan men niet met zijn zintuigen, zijn leven hier benaderen,
het is verborgen. Maar er is aan de mens een brug, een uitkijkpost gegeven om
van dat andere kennis te nemen'. * De 'uitkijkpost' waar Weinreb over spreekt is
de getallensymboliek of de 'gematria'.
* F.Weinreb,
'Het Hebreeuwse Alfabet', les 6, bladzijde 1, 2, uitgave Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse taal, Veere, 1993.
Een goed voorbeeld van 'gezond' gebruik van getallen vinden we bij E.W. Bullinger
in zijn boek Number in scripture. Daarin besteed hij aandacht aan alle
getallen van het Hebreeuwse alfabet en aan enkele bijzondere getallen die in de
Schrift worden genoemd.
terug naar Inhoud
Christelijke mystiek
Vele boekenkasten zijn te vullen met boeken
en geschriften over de christelijke mystiek. Er is in de loop der tijd heel wat
over geschreven en ook in onze tijd verschijnen er regelmatig nieuwe publicaties
over dit onderwerp. De waardering ervoor varieert van een totale afwijzing tot
niet meer met de werkelijkheid rekening houdende visies. Tussen deze twee uitersten
in is een breed scala aan zienswijzen te ontwaren, die ertoe bijdragen dat mystiek
nu een onderwerp is, waarvan gezegd kan worden: 'Er is veel kaf onder het koren'.
Menige publicatie kan bestempeld worden als complete onzin en ontsproten aan een
verwarde geest. Dat is één van de redenen waarom er onder christenen hier en daar
een geweldige aversie is ontstaan tegen alles wat ook maar met mystiek te maken
zou kunnen hebben. Het noemen van het woord alléén al doet de haren te berge te
rijzen, gooit deuren dicht en verbreekt de communicatie.
De ook onder onze lezers bekende prof. dr. W.J. Ouweneel gaat zelfs zover te zeggen
dat mystiek wezensvreemd is aan het christendom. Hij vergeet echter dat het christendom
is voortgekomen uit het Jodendom, dat een rijke mystieke traditie heeft. Overigens
schijnt Ouweneel blijkbaar niet zo goed raad te weten met de mystiek, want hij
schrijft in de 'Bode Expres': 'De mystiek is zoals gezegd al vroeg het christendom
binnengedrongen. Het kan niet ontkend worden dat het daar op zichzelf soms ook
best een heilzame uitwerking heeft gehad, namelijk als tegengif tegen rationalisme
en verwereldlijking of tegen een droog en kil geestelijk leven, een dode orthodoxie.
Toch is en blijft mystiek altijd gevaarlijk, omdat de bron ervan niet deugt. Het
is niet het juiste tegengif omdat het zelf giftig is'.
Let vooral op de formuleringen: 'Het kan niet ontkent worden', 'ook best' en:
'tegengif'. Eigenlijk zou hij het liefst willen zeggen dat mystiek uit de duivel
is, maar dat kan hij niet gezien de heilzame werking die de mystiek heeft. Had
Jezus niet gezegd dat satan niet tegen zichzelf verdeeld kan zijn (Mattheüs 12:25)
en dat een slechte boom alleen maar slechte vruchten kan voortbrengen (Mattheüs
7:17)? Satan is er beslist niet op uit om heilzame dingen voor de mens te doen.
Mystiek verwijzen naar het rijk van de boze geesten is dan ook niet goed mogelijk.
Dat wil niet zeggen dat alle vormen van mystiek aanvaardbaar zijn. Helaas vinden
we, óók in de christelijke mystiek, allerlei uitwassen die door mensen
worden veroorzaakt. De christelijke gemeente heeft vanaf het begin bloot gestaan
aan allerlei vormen van Joodse en heidense mystiek, maar kende ook een eigen mystiek,
die grond vond in uitspraken van de apostelen. Vooral Paulus kan genoemd worden
als degene, die de basis heeft gelegd voor de 'Christusmystiek' als hij schrijft:
Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat
is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij (Galaten 2:20).
En wat te denken van zijn uitspraak: Opdat God zij alles
in allen (1Korinthe 15:28)? Deze uitspraak staat haaks op de oosterse
mystiek waar alles opgaat in de godheid of de grote geest of het totale niets.
Het beeld van de Gemeente en haar Hoofd Jezus Christus, in de brieven aan de Efeziërs
en de Kolossenzen is een mystieke uitdrukking van eenheid tussen de mens
en een goddelijk Wezen om op te komen tot 'God alles in allen'.
Mystiek was in het verleden iets wat alleen achter kloostermuren of in de woestijn
plaatsvond, want de mysticus meende zichzelf terug te moeten trekken uit de maatschappij,
uit de wereld waarvoor hij toch geen belangstelling had. In deze houding is vooral
in onze eeuw verandering gekomen doordat men ging inzien dat mystiek niet louter
en alleen een godsdienstige zaak was. Menselijke elementen kunnen nu eenmaal niet
uitgesloten worden, omdat de mens in zijn geheel inclusief zijn omgeving, bij
de mystiek betrokken is. Ware mystiek is, volgens F.von Hügel, mystiek die naast
de ervaring ook de andere religieuze en niet-religieuze gebieden van het leven
vasthoudt. Zonder band met de wereld en de gemeenschap kan de mysticus zijn overdenkingen
niet tot hun recht doen komen. Volgens hem is mystiek een onderdeel in het totale
groeiproces van de menselijke persoonlijkheid.*
* Otger Steggink/Kees Waaijman, Spiritualiteil en mystiek,
Nijmegen, 1985, blz. 57.
Evelyn Underhill komt tot de conclusie dat echte mystiek niet passief en theoretisch is,
maar actief en praktisch. Het is een organisch levensproces, waarbij de gehele mens betrokken is. Volgens haar
is de mystieke mens op God gericht en uit, dien hoofde niet bijzonder geïnteresseerd
in de wereld, maar hij trekt zich daaruit niet terug en is niet van zijn medemensen
vervreemd. Voor de mysticus is God een levend en persoonlijk object van liefde.*
* Otger Steggink/Kees Waaijman, Spiritualiteil en mystiek,
Nijmegen, 1985, blz. 55.
Zowel Von Hügel als Underhill geven goede uitgangspunten voor een christelijke,
op de Schrift gebaseerde, mystiek.
Eén ding moeten we echter héél goed beseffen en blijven onthouden: Mystiek mag
dan een menselijke poging zijn gemeenschap met God te zoeken, de mogelijkheid
daartoe is door God Zèlf geopend. Hij zag om naar de mens in zijn zondige toestand
en gaf Zijn Zoon om de weg naar Hem te openen. Het is God, Die Zich láát vinden
(Psalm 32:6). Het initiatief is van God uitgegaan en daarom zal ons zoeken naar
gemeenschap met God niet tevergeefs zijn. De weg die we daarbij moeten gaan is
Jezus Christus, Hij is immers de weg naar God (Johannes 14:6). Vandaar dat Paulus
zoveel nadruk legt op het 'in Christus zijn' in zijn brieven aan de Efeziërs en
de Kolossenzen. Dit betekent niet dat we ons uit de maatschappij moeten terugtrekken.
Jezus heeft ons de wereld ingezonden, hoewel wij er geen deel vanuit maken. Hij
bad Zijn Vader niet om zijn discipelen te beschermen tegen de wereld, maar tegen
de (het) boze (Johannes 17:13-16). De christen staat midden in de maatschappij
en laat door woord, en daad zien dat hij door Christus met God verbonden is. Hij
dient dezelfde liefde voor de wereld te hebben als die God heeft (Johannes 3:16).
Hij kan niet, zoals God, de gehele wereld overzien, maar hij kan beginnen in zijn
directe omgeving. Niet voor niets zei Jezus dat we onze naasten, degenen die dichtbij
ons zijn, moeten liefhebben als onszelf. Dat is al een grote opgave en door die
te vervullen, zien mensen aan ons dat wij met God verbonden zijn, dat er een 'mystieke'
band is tussen God en ons.
Jan van de Westelaken
terug naar de top