Pasen, garantie voor de toekomst
Laatst gewijzigd: 29.05.2001
Indien
nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe komen
sommigen onder u ertoe te zeggen, dat er geen opstanding is? Indien er geen
opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt, dan is immers onze
prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.
(1Korinthe 15:12-14).
Het christelijke geloof
heeft als basis de opstanding uit de doden van Jezus Christus. Deze van levensbelang
zijnde gebeurtenis vormde de kern van de prediking van de eerste christenen.
Zowel Petrus als Paulus hebben de opstanding van Christus tot het voornaamste
thema in hun prediking gemaakt (Handelingen 2:32; 3:15; 13:30; 17:2,3,31; 25:19;
26:22,23). Voor het geloof in de opstanding der doden moest Paulus terechtstaan
(Handelingen 23:6; 24:21). In die tijd werden degenen die in de opstanding geloofden
voor gek verklaard (Handelingen 26:8,24). Dat dit ongeloof voorkomt onder de
niet-christenen is te verwachten, maar dat zelfs christenen de opstanding van
Christus uit de doden ontkennen, is een klap in het gezicht van Hem, die de
dood overwon.
Prediker heeft al eens gezegd dat er niets nieuws onder de zon is (Prediker
1:9) en ook in onze tijd zien we dat het geloof in de opstanding der doden met
een schouderophalen wordt afgedaan. De verslagen van de evangelisten over de
opstanding van Christus worden, ook in christelijke kringen, beschouwd als verhalen
en niet als werkelijk gebeurde feiten.
De vraag die boven komt
is dan toch: Kan een christen die de opstanding van Christus ontkent, als een
christen beschouwd worden? Een volgeling van Christus op dat punt is hij niet,
want Deze geloofde rotsvast in een opstanding uit de doden. Hij zei immers:
Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen
zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden en zij zullen
Hem ter dood veroordelen. En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem
te bespotten en te geselen en te kruisigen, en ten derden dage zal Hij opgewekt
worden (Mattheüs 20:18,19; en andere).
Ook ná Handelingen 28:28 bleef
Paulus het goede nieuws van de opstanding van Jezus verkondigen. Daarbij ging
het niet alleen om het feit van de opstanding op zich, maar veel meer om het
doel van de opstanding van Christus. God heeft Hem uit de doden opgewekt opdat
Hij boven alle krachten en machten gesteld zou worden en kon gaan functioneren
als Hoofd van de gemeente, die zijn lichaam is (Efeze 1:19-23). Daarmee kreeg
het vooruitzicht of de hoop van de opstanding er een dimensie bij. Het ging
niet alleen meer om een leven op aarde, bestemd voor alle mensen, maar nu zouden
een aantal mensen uit de doden worden opgewekt om, samen met het Hoofd Christus,
een Gemeente te vormen die een plaats en taak in de hemel kreeg.
In 1Korinthe 15:19 schrijft
Paulus iets merkwaardigs: Indien wij alleen voor dit
leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste
van alle mensen. Een leven in Christus zonder toekomst, omdat er
geen opstanding uit de doden zou zijn, zoals in Korinthe beweerd werd, was te
beklagen, want het leven in Christus is niet bepaald gemakkelijk. Christenen
staan aan allerlei vervolgingen bloot en als dan het vooruitzicht toch hetzelfde
is als voor degenen die er maar op los leefden, dan had het dagelijkse leven
als een christen totaal geen zin. Paulus geeft aan dat de opstanding uit de
doden een garantie is voor een toekomstig leven, al zijn we gestorven.
In dat opzicht is Paulus een tegenpool van de pessimistische Prediker, die eens
schreef: Want het lot der mensenkinderen is gelijk
het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven
genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven
de dieren; want alles is ijdelheid, alles gaat naar één plaats,
alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. Zo heb ik ingezien,
dat er niets beters is dan dat de mens zich verheugt in zijn werken, want dat
is zijn deel: wie zal hem ertoe brengen zich te verlustigen in wat na hem zijn
zal? (Prediker 3:19-22).
De opstanding van Christus is een garantie voor de toekomst. Hij geeft ons reden
om ons te verlustigen in wat we mogen verwachten na ons tegenwoordige leven
op aarde. Die verwachting zal niet voor iedereen dezelfde zijn, maar elke hoop
heeft als basis de opstanding van Christus.
De opstanding uit de doden is van kracht voor de gehele mensheid. Niemand uitgezonderd.
In dat opzicht zijn alle mensen gelijk. Het verschil zit hem vooral in het tijdstip,
het doel van de opstanding en de weg naar dat doel voor elke individuele mens.
Pesach is voor de Joden een herdenking van de verlossing uit Egypte en een terug zien op de grote daden Gods die Hij voor Zijn volk verricht heeft. Het van Pesach afgeleide christelijke Pasen is een herdenking van de opstanding van Christus uit de doden en een vooruit zien naar de totale overwinning over de dood en het dodenrijk (1Korinthe 15:54-57; 2Timotheüs 1:10; Openbaring 20:14).
Jan van de Westelaken
Terug naar de top