Theologie voor 
    niet-theologen deel 1
 
  
  
Laatst gewijzigd: 
30.10.2001
Onder niet-theologen worden verstaan 
zij, die geen officiële wetenschappelijke en/of kerkelijke opleiding in de 
theologie hebben gevolgd. 
Inhoud:
Wat is theologie?
Wat is wetenschap?
De Bijbel
Is de Bijbel door 
God geïnspireerd?
Theopneustos
Godsbewijzen
Wat is theologie?
Er zijn vele definities en omschrijvingen 
van theologie in omloop. In deze artikelenserie is theologie 'een systematische 
bestudering van het ontstaan, de inhoud en de overlevering van de geschriften 
van de Bijbel'. Het geloofsaspect wordt hier buiten beschouwing gelaten. 
Bij die systematische bestudering wordt gebruik gemaakt van de wetenschappelijke 
inzichten op het gebied van de geschiedenis, de archeologie, de maatschappelijke 
en de sociale omstandigheden. Daarnaast worden de geschriften bestudeerd vanuit 
de literaire context. 
Letterlijk betekent 'theologie': 'leer over God'. 'Theos' betekent 'God' en 'logia' 
is 'leer' of 'verhandeling'. 'Logia' is een afleiding van 'logos', dat 'woord' 
betekent.
We stuiten nu al op een grote tegenstelling, die kenmerkend is voor de theologie. 
Voor vele christenen is theologie het spreken van God tot de mens via openbaring 
door middel van de Bijbel. Voor hen is de Bijbel het woord van God en niet van 
mensen. Deze christenen worden fundamentalisten genoemd, omdat zij erop 
voorhand vanuit gaan dat de Bijbel Gods woord is en er geen fouten, vergissingen 
of tegenstellingen in de Bijbel kunnen staan, omdat God uiteindelijk de Auteur 
is. God is volmaakt en kan geen fouten maken. 
Voor vele andere christenen is theologie het menselijk spreken over God. 
Het is niet aan te tonen dat God de Bijbel heeft geschreven. Mensen hebben, vanuit 
hun eigen tijd en omstandigheden, de geschriften van de Bijbel geschreven en het 
moet ons dus niet verwonderen dat er dingen in de Bijbel staan, die niet kloppen. 
In deze artikelenserie wordt uitgegaan van de visie dat de Bijbel een verzameling 
is van menselijke geschriften en niet bewezen kan worden dat deze geschriften 
door God Zelf zijn geschreven of gedicteerd.
terug naar inhoud
Wat is wetenschap?
In de Nederlandse taal betekent 'weten': 
'het bekend zijn met' of 'kennis dragen van'. Wetenschap is dan het geheel van 
kennis en inzicht van een onderwerp of vak van studie. De meest bekende indeling 
van de wetenschap is die in de natuur- en geestwetenschappen, ook wel cultuurwetenschappen 
genoemd. Er zijn echter ook andere indelingen mogelijk. De theologie valt onder 
de geestwetenschappen. 
In het boek Wetenschapsfilosofie voor geestwetenschappen, zeggen de schrijvers: 
'Volgens een wijdverbreide opvatting richten de natuurwetenschappen zich op de 
verklaring en op unieke correcte beschrijving van feiten, maar richten 
de geestwetenschappen zich op interpretatie van cultuurproducten. Terwijl 
in de natuurwetenschappen theorieën met elkaar concurreren en aanvaarding 
van de ene verwerping van de andere met zich meebrengt, zouden de interpretaties 
in de geestwetenschappen eventueel ook naast elkaar kunnen blijven staan. In deze 
opvatting hebben natuur- en geestwetenschappen dus onderscheiden kennisidealen: 
de natuurwetenschappen zouden gericht zijn op het vinden van waarheid, de geestwetenschappen 
op het vermeerderen van interpretaties'. *
* Michiel Leezenberg en Gerard de Vries, Wetenschapsfilisofie 
voor Geestwetenschappen, Amsterdam 2001, bladzijde 29/30.
Dat betekent dat de methodieken in de natuurwetenschappen 
anders zijn dan in de geestwetenschappen. De natuurwetenschappen vragen 'bewijs' 
door zintuiglijke waarneming, terwijl de geestwetenschappen zich proberen in te 
leven in gedachten en motieven, vooral daar waar het om de mens gaat. 
Toch kunnen de geestwetenschappen niet geheel zonder de methodieken van de natuurwetenschappen. 
Als we spreken over de geschriften van de Bijbel, hebben we het over zintuiglijk 
waarneembare producten van de menselijke geest. Deze geschriften hebben een 
ontstaan en een ontwikkeling doorgemaakt, die te bewijzen is. Vele gebeurtenissen 
uit die geschriften kunnen getoetst worden aan de geschiedenis, geografie en archeologie. 
Andere niet en komen dan volledig op het terrein van de interpretaties, 
het kenmerk van de geestwetenschappen en moeten als 'niet historisch gebeurd' 
worden aangemerkt. Dan zal de theologie moeten aangeven hoe dan met die vermeende 
gebeurtenissen moet worden omgegaan.
terug naar inhoud 
De Bijbel 
Theologie is het menselijk spreken over 
God. In de christelijke wereld begint dit spreken over God met de Bijbel. Deze 
verzameling van geschriften legt getuigenis af van menselijk denken over God vanuit 
het Joodse gedachtegoed, want de Bijbel bevat Joodse geschriften en is 
geheel Joods. Ook het zogenaamde 'Nieuwe Testament'. De zeer oude indeling in 
'Oude en Nieuwe Testament' is nogal ongelukkig en heeft geleid tot een tegenstelling. 
Het Oude Testament is voor de Joden en het Nieuwe Testament is voor de christenen. 
Tegenwoordig spreekt men in de theologie liever van 'Eerste' en 'Tweede Testament', 
maar daarmee wordt de tegenstelling niet opgeheven. 
terug naar inhoud
Is de Bijbel door 
God geïnspireerd?
Als bewijs voor de goddelijke inspiratie 
van de Bijbel worden al eeuwenlang enkele woorden uit de tweede brief van Paulus 
aan Timotheüs geciteerd. In de Griekse grondtekst staat er: 'pasa grapha 
theopneustos' en luidden in het Nederlands volgens de N.B.G-vertaling:  
Elk van God ingegeven schriftwoord en volgens de Statenvertaling: 
Al de Schrift is van God ingegeven (2Timotheüs 
3:16).
De Studiebijbel van 'In de Ruimte' * heeft bij deze 
tekst als aantekening: 'Door het ontbreken van het lidwoord na 'pasa' zullen we 
moeten vertalen met 'ieder geschrift' en niet met 'geheel de schrift'. Daarna 
wordt de neutrale bijbelonderzoeker op het verkeerde been gezet doordat de aantekening 
verder gaat met te zeggen: 'Met 'ieder geschrift' worden natuurlijk de boeken 
van het Oude Testament bedoeld'. Vooral het woord 'natuurlijk' is hier opvallend, 
maar niet verwonderlijk omdat de samenstellers van de Studiebijbel uitgaan van 
de gedachte dat elke verwijzing in het Nieuwe Testament naar andere geschriften, 
bedoeld is als een verwijzing naar geschriften uit het Oude Testament zoals wij 
dat nu kennen. 
* Deel 8, 
Galaten tot en met Filemon, bladzijde 805 
In de tijd van Paulus waren er de geschriften die in de Griekse vertaling van 
de Tenach, de Septuaginta (LXX) voorkwamen en geschriften die in de Palestijnse 
Tenach voorkwamen en die geschriften stemden niet overeen. De LXX had er méér 
dan de Palestijnse Tenach, die overigens toen nog in ontwikkeling was en pas rond 
100 na Christus zijn huidige vorm kreeg. Het ligt voor de hand dat Paulus in zijn 
arbeid de Griekse Septuaginta gebruikte omdat hij in de Diaspora werkzaam was, 
waar de Joden het Hebreeuws niet meer gebruikten en begrepen. Uit citaten uit 
het Oude Testament in de brieven van Paulus blijkt dat deze gedachte nog niet 
zo gek is, omdat de citaten uit de LXX schijnen te komen. 
De vertaling elk 
van God ingegeven schriftwoord, geeft tevens aan dat er ook andere 
dan door God ingegeven schriftwoorden kunnen zijn. Maar deze gevolgtrekking zullen 
vele christenen verontwaardigd van de hand wijzen, gevangen als zij zijn in de 
gedachte dat de Schrift alléén Gods woorden bevat. Toch is het voor 
een neutrale, voor zover dat mogelijk is, bijbelstudent een optie, die niet zo 
maar van de hand gewezen kan worden. 
De woorden 'pasa grapha 
  theopneustos' komen in deze samenstelling slechts éénmaal voor 
  in de Bijbel. Dat geldt ook voor het woord 'theopneutos'. Dat moet ons tot voorzichtigheid 
  manen als we op grond van deze éne tekst menen de leer van de goddelijke 
  inspiratie van de Bijbel te kunnen baseren. 
  In het Nieuwe Testament komen we het principe tegen dat op grond van de verklaring 
  van twee of drie getuigen een zaak vaststaat (Mattheüs 18:16). Dat is ontleend 
  aan de Thora: 'Eén enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden 
  ter zake van enige ongerechtigheid of zonde, welke ook, die hij begaan mocht 
  hebben; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan' (Deuteronomium 
  19:15).
  Hoewel het in deze schriftplaatsen om geheel andere zaken gaat dan om de inspiratie 
  van de Schrift, lijkt het mij toch een goede zaak om het principe van twee of 
  drie getuigen ook toe te passen wanneer wij leringen, onderwijs of tekstverklaringen 
  willen staven met citaten uit de Schrift. Deze voorzichtigheid kan ons behoeden 
  voor al te snelle conclusies en voor verkeerde gevolgtrekkingen en onjuiste 
  exegese.
  terug naar inhoud 
Theopneustos
Dit Griekse woord betekent 'door God (in)geblazen 
of geïnspireerd', aldus de Studiebijbel. Theopneutos is afgeleid van 'theos', 
'(een) god, God' en 'pneo', 'blazen'. Bij de oude Grieken werd het toegepast op 
dichters en zieners, maar niet op woorden. Dat maakt het des te moeilijker om 
duidelijk te krijgen hoe dat proces van inspiratie verliep. De Bijbel vermeldt 
daar niets over en alles wat we ervan menen te weten, komt voort uit menselijke 
speculatie. Er is in de Bijbel geen zogenaamd 'referentiekader' waaraan we dat 
proces zouden kunnen toetsen. Volgens Réné Pache betekent het niet 
ingeblazen of geïnspireerd, maar 'van God uitgeblazen', voortgebracht door 
de levenwekkende adem van God, uit Hem afkomstig, door Hem gesproken' *1. 
B.B.Warfield gaat zelfs zover dat hij zegt dat de term 'inspiratie' als zodanig 
niet voorkomt. De schrijvers van de Bijbel werden gegrepen door het initiatief 
van de Here en gedragen door Zijn onweerstaanbare kracht, die niet de Schriften 
in iemand of iets inblies, maar die ze rechtstreeks uit zijn mond deed voortkomen' 
*2. Pache vervolgt door te zeggen: 'De schepping, 
dat andere grote 'boek' van God, kwam op dezelfde manier tot stand: 'Door het 
woord des HEREN zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer 
(Psalm 33:6). *3
 *1 en *3 Réné 
Pache, Inspiratie en het gezag van de Bijbel, Amsterdam 1977, bladzijde 
43 
*2 B.B.Warfield, The 
Inspiration and Authority of the Bible, bladzijde 299/300 
Pache en Warfield willen 
  de Schrift iets laten zeggen wat er niet staat. De adem van God schiep het heer 
  (leger, menigte) van de hemelen rechtstreeks, maar dat gebeurde niet met de 
  Tenach. Hier zien we een staaltje van oneigelijk bijbelgebruik om een onschriftuurlijke 
  visie aanvaardbaar te maken door het citeren van een bijbeltekst. God schreef 
  zelf niet, maar mensen schreven de Tenach. Warfield meent dat God de Schriften 
  rechtstreeks uit Zijn mond deed voortkomen. Het is te betreuren dat Pache deze 
  onzin klakkeloos overneemt.
Opmerkelijk is hier ook 
  dat er, zoals zo vaak als het gaat om het verklaren van teksten uit de Bijbel, 
  verschil van inzicht bestaat over het woord 'theopneustos'. Dat is mogelijk 
  te verklaren als we weten welk standpunt Pache en Warfield innemen ten opzichte 
  van de inspiratie van de Schrift. Voor zover ik heb kunnen vaststellen zijn 
  zij beiden verdedigers van de 'mechanische inspiratie', terwijl de vertalers 
  van de Studiebijbel wellicht een wat genuanceerder standpunt innemen. Maar dat 
  maakt het voor de bijbelstudent, die zelf geen Grieks kent, er niet gemakkelijker 
  op te beoordelen hoe dat precies zit met het woord 'theopneutos'. Natuurlijk 
  kunnen we andere taaldeskundigen raadplegen, maar het is de vraag of ons dat 
  iets verder zal helpen. Omdat de Schrift ons geen informatie geeft over de bemoeienis 
  van God met de Bijbel, kan alle discussie over de inspiratie van de Bijbel gevoeglijk 
  achterwege blijven. 
Als afsluiting van het 'inspiratieprobleem' 
laten we de theoloog C.J. Labuschagne nog even aan het woord: 
'De Bijbel bevat niet de door God gesproken 
woorden, maar de door mensen gesproken woorden over en namens God. De gedachte 
als zou God bijbelboeken geciteerd hebben, moeten we uit ons hoofd zetten. Hetzelfde 
geldt met betrekking tot de idee dat de bijbelboeken door de Heilige Geest geïnspireerd 
zijn. Deze grieks-hellenistische opvatting is vreemd aan het Oude Testament, waar 
wel sprake is van door God geroepen mensen, de profeten, die namens Hem spraken, 
maar niet van geïnspireerde boeken. Het inspiratiebegrip houdt het gevaar 
in dat niet voldoende rekening gehouden wordt met de menselijke factor in de Bijbel. 
Daardoor dreigt het feilbaar menselijke vergoddelijkt te worden. De Bijbel is 
geen door de Geest geïnspireerd boek, maar bevat de schriftelijke neerslag 
van de uitspraken van mensen die, in mindere of meerdere mate door de Geest geïnspireerd, 
uiting hebben gegeven aan hun geloofsopvattingen.
Dit houdt onder meer in dat wij onderscheid moeten maken tussen de geschriften 
van de profeten en de andere boeken. Indien ergens sprake is van inspiratie, dan 
is het wel rondom het optreden van de grote profeten. Met de profetische geschriften 
verkeren we het dichtst bij de mensen die, door de Geest geleid, namens God spraken. 
Bij de profeten, en in de Psalmen, klopt voor mij het hart van het oudtestamentische 
geloofsgetuigenis. De auteurs en de bewerkers van de Thora bevinden zich veel 
verder weg. Daarom ben ik van mening dat wij als christenen, evenals de Joden, 
onderscheid moeten maken tussen de verschillende bijbelboeken onderling, in die 
zin dat bepaalde boeken hoger in aanzien staan dan andere, maar dat wij dan niet 
zoals de Joden de Thora bovenaan stellen, maar de profetische boeken en de Psalmen.
Het is een kapitale vergissing alle bijbelboeken als gelijkwaardig en als van 
hetzelfde niveau te beschouwen, en een even grote vergissing ze allemaal in gelijke 
mate de kwalificatie 'Woord van God' toe te kennen. Wie er echter behoefte aan 
heeft de Bijbel 'Gods onfeilbaar Woord' te noemen, die mag en wil ik niet in de 
weg staan. Waar het mij om gaat, is, dat men beseft wat de implicaties van een 
dergelijke uitspraak zijn.
De vaak aan de Bijbel toegekende eigenschap van 'onfeilbaar', waarmee uitdrukking 
wordt gegeven aan de betrouwbaarheid van bijbelse uitspraken, kan beter vermeden 
worden, omdat deze term de onjuiste suggestie wekt als zou niet alleen iedere 
uitspraak in de Bijbel, maar ook de tekst foutloos zijn' (einde citaat). *
* C.J.Labuschange, 
Gods oude plakboek, Den Haag, 1978, bladzijde 150/151
terug naar inhoud 
Godsbewijzen
  Vanuit de natuurwetenschappen 
    is het bestaan van God niet te 'bewijzen'. We kunnen niet zeggen: dáár 
    woont God! Met onze zintuigen kunnen we God niet waarnemen. Vanuit de theologie 
    zijn een aantal zogenaamde 'Godsbewijzen', bekend. Dat zijn het kosmologische, 
    het teleologische en het morele Godsbewijs. Het Handboek voor het christelijk 
    geloof zegt onder andere op bladzijde 140/141:
   'Het kosmologisch bewijs 
    (kosmos is orde, wereld, heelal) gaat uit van een Eerste Oorzaak van alle 
    dingen. Niets van wat we zien, is zijn eigen oorzaak. Al wat wij ervaren, 
    heeft oorzaken, die buiten zichzelf liggen en aan zichzelf voorafgaan. Maar 
    deze kunnen niet eindeloos op weer andere oorzaken teruggaan. Als er geen 
    Eerste Oorzaak zou zijn, die zijn eigen oorzaak was en uiteindelijk de oorzaak 
    van alle volgende oorzaken, zou het hele causale proces nooit op gang gekomen 
    zijn. Daarom is er een Eerste Oorzaak, die wij 'God' noemen.
  Het teleologische bewijs 
    (van het Griekse 'telos', doel, bestemming) volgt eenzelfde redenering. Maar 
    terwijl het kosmologische bewijs zich richt op oorzaken, neemt het teleologische 
    bewijs de kennelijke planmatigheid en doelgerichtheid van de dingen in de 
    wereld in ogenschouw, met name van de levenloze voorwerpen die zelf geen intelligentie 
    bezitten. Levenloze dingen dienen een doel buiten zichzelf, en zoals een horloge 
    een horlogemaker veronderstelt, zo verwijst de klaarblijkelijkheid van ontwerp 
    en doel van de dingen naar een doelbewuste Schepper.
  Het morele bewijs vraagt 
    naar de bron van onze zedelijke waarden. Hoe komen wij aan ons onderscheidingsvermogen 
    met betrekking tot goed en kwaad? Ook atheïsten en agnostici komen op 
    voor eerlijkheid en recht. Maar de materie kent geen moraliteit. In een zuiver 
    materialistische wereld zijn er geen normen. Zij die over de macht beschikken, 
    bepalen wat goed en fout is.
    Het morele bewijs beroept zich op het gevoel voor zedelijke waarden waar de 
    mensen blijk van geven en dat, of zij dit nu erkennen of niet, wijst op het 
    bestaan van een persoonlijke, zedelijke Schepper, die in onze zedelijke natuur 
    gevoel voor recht en voor plicht tegenover anderen heeft ingeplant.
  Noch het kosmologische, 
    het teleologische en het morele bewijs zijn doorslaggevend voor het bewijzen 
    van het bestaan van God. Maar alle drie vestigen zij onze aandacht op hetzelfde 
    feit: dat wij als mensen niet volstrekt onafhankelijk zijn. Ons bestaan in 
    de wereld roept vragen op, waar deze wereld zelf geen antwoord op heeft. Jezus 
    heeft nooit geprobeerd te bewijzen dat God bestaat, maar zijn leer vooronderstelt 
    bij zijn hoorders een zintuig voor God. Dit gevoel voor God is iets wat alle 
    mensen eigen is.
    Het kosmologische, het teleologische en het morele bewijs schieten te kort 
    als het erom gaat de God van het christelijke geloof te bewijzen volgens de 
    natuurwetenschappelijke methodiek. Rationele bewijsvoering kan dat uiteindelijk 
    niet. Maar zij attenderen ons op enkele van de meest fundamentele vragen die 
    ons bestaan in de wereld oproept' (Einde aanhaling). 
  terug naar inhoud 
  Jan van de Westelaken
  terug 
    naar de top