Is er verschil tussen de wil en een raadsbesluit van God? door Henk Vink

terug naar Theologie


Laatst gewijzigd: 07.04.2002

 

Ja, er is verschil en wel een heel groot verschil. Om te beginnen gebruikte de Heilige Geest twee verschillende woorden: 'theló' en 'boulomai'. Door beide met 'wil' te vertalen ontstaat de spraakverwarring die zich dan uit in de uitdrukkingen: 'onwederstandelijke' en 'wederstandelijke' wil. Terecht wordt daarvan gezegd dat er nergens in de Schrift aanwijzingen te vinden zijn dat God een tweedeling in Zijn wil heeft, Gods wil is één! Zo is ook het idee dat de 'wederstandelijke of afwijsbare wil' van God de betekenis van wens of verlangen heeft niet erg verhelderend, want verlangen past bij het Griekse woord epithumia en wensen hoort bij echomai. Bovendien zijn verlangen en wensen veel zwakker dan willen! Ik ben er van overtuigd dat Gods thelema (wil) even sterk is als Zijn boulema (raad).

Voordat het onderwerp verder kan worden uitgediept, moeten we eerst bepalen welke Nederlandse woorden voor de Griekse kunnen worden gebruikt, anders zal de spraakverwarring niet bestreden kunnen worden. Voor thele kunnen we willen gebruiken en voor thelema het zelfstandig naamwoord wil. Voor boulomai en boulema stel ik voor het gebruikelijker woord bedoelen respectievelijk bedoeling te gebruiken aangezien deze woorden het beste passen, terwijl ze niet voor andere Griekse woorden nodig zijn. Voor het woord boule kunnen we waarschijnlijk het beste het woord raad blijven gebruiken om het niet met boulema te verwarren, maar dan moeten we ons wel bedenken dat raad en bedoeling in het Grieks uit dezelfde woordfamilie komen en veel met elkaar te maken hebben. Algemeen gezegd: 'Raad is dat wat de bedoeling uitwerkt'. Nu kunnen we proberen het probleem, zoals dat in Romeinen 9:18,19 naar voren komt, te doorgronden: 'Hij ontfermt Zich dus over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil (thelei). Gij zult nu tot mij zeggen: Wat heeft Hij dan nog aan te merken (eigenlijk te verwijten)? Want wie wederstaat Zijn wil? (datief van boulema: bedoeling). Maar gij, o mens, wie zijt gij, dat gij God zoudt tegenspreken?'.

Hier komt de 'onwederstandelijke wil' vandaan, maar de grondtekst heeft hier boulema, bedoeling, staan. We zouden het beste deze term 'onwederstandelijke wil' geheel kunnen laten vallen. We kunnen beter over Gods bedoeling spreken en die als 'onwederstandelijk' zien, maar het onwederstandelijke zit niet in het woord 'bedoeling' want Handelingen 27:43 zegt: 'Maar de hoofdman die Paulus wilde (boulomai=bedoelde) sparen, verijdelde hun voornemen (boulema=bedoeling) en beval, dat wie zwemmen konden, het eerst over boord zouden springen'.
Hier wordt het bedoelen van de hoofdman uitgevoerd en de bedoeling van de soldaten verijdeld, kortom als Gods bedoeling niet te weerstaan is komt dat door het feit dat God God is en niet omdat het in de betekenis van het woord zelf zit. Dat Gods wil wel te weerstaan is, zou eigenlijk nauwelijks betoog behoeven, maar laten we toch enkele voorbeelden aanhalen. Farao kreeg via Mozes te horen: 'Laat mijn volk gaan!'. Voor Farao was dit Gods wil en hij wederstond deze vele malen.

De Jood kent Gods wil, door de Thora was hij daarvan op de hoogte: 'Indien gij u dan Jood laat noemen, steunt op de wet, en beroemt op God, Zijn Wil kent, weet te onderscheiden waarop het aankomt, daar gij onderricht in de wet geniet' (Romeinen 2:17), maar het houden van de wet en de wil van God vielen niet binnen zijn bereik. Hij kon de wet niet houden en Paulus vertelt ons dat die werd toegevoegd zodat de overtreding toenam (Romeinen 5:20). Nergens onthult de Schrift ons dat het Gods wil was dat de wet niet gehouden kon worden, maar het was blijkbaar wel de bedoeling, opdat de wet een tuchtmeester tot Christus kon zijn! (Galaten 3:24). Zo wijst de wet naar Gods rechtvaardigheid, terwijl een gehouden wet alleen naar menselijke rechtvaardigheid zou wijzen.

Wanneer we in onze eigen taal wil en bedoeling, willen en bedoelen vergelijken, kunnen we opmerken wat de verschillen zijn. De wil is direct, verschilt in andere omstandigheden en is relatief. Hiermee bedoel ik dat hij tegelijkertijd voor de ene persoon anders kan zijn dan voor een andere persoon, zoals God tot Farao zei: 'Laat Mijn volk gaan!', maar Mozes al vertelde dat Farao het volk niet zou laten gaan en hem verder instrueerde.
De bedoeling is vager, minder direct, verandert minder met de omstandigheden en wordt meestal niet relatief gebruikt, maar in abstracte zin, wijzend naar het eindresultaat. Bovendien wordt de bedoeling meestal niet uitgesproken.
In ideale omstandigheden hoeft er nauwelijks verschil te bestaan tussen de wil en de bedoeling van iemand, maar vooral in situaties waarin vijandschap en tegenstand spelen wordt het verschil duidelijk. Dan kunnen wil en bedoeling zelfs tegenover elkaar komen te staan. Stel dat de overheidsinstanties een bende smokkelaars willen oprollen, dan zouden ze, zuiver en alleen afgaand op hun wil. Natuurlijk kunnen ze proberen ze gewoon een voor een op te pakken, maar hoever komen ze dan? Maar wanneer ze de bedoeling hebben datzelfde te doen dan zouden ze hen waarschijnlijk hun gang laten gaan om hen op het juiste moment allemaal tegelijk, met het bewijsmateriaal te kunnen inrekenen. Dan moet de wil worden onderdrukt totdat het goede moment gekomen is.
Een ander facet van het verschil tussen Gods wil en Gods bedoeling is, het feit dat wanneer God iets van ons vraagt of wil dat dit nooit zonde kan zijn, dat zou Zijn heiligheid aantasten. Maar God rekent wel met de zonde in Zijn bedoeling. Het dooreenhalen van Gods wil en Gods bedoeling kan tot de meest vreemde excessen leiden. Met aan de ene kant een afzwakken van de ernst van zonde, alsof God de overtreding heeft gewild en de mens daarom vrij te pleiten zou zijn. Aan de andere kant kan een schijnbare verharding van Gods karakter ontstaan, omdat God de dingen die Hij zou willen, ook nog eens als zonde zal aanwrijven en ons daarop zal veroordelen. Het ene onderschat de ernst van de zonde die onze Heer het kruis bracht, het andere is een aantijging van Gods karakter die in Zijn grote liefde Zijn Zoon voor ons gaf. Wanneer God die kant van Zichzelf wil tonen heeft Hij geen medewerking van mensen nodig, integendeel: Zijn toorn en kracht toont Hij op hen die tegen Hem zijn.
Zo bestaat er een theorie die zegt dat Judas van de Here een bediening heeft gekregen om Hem te verraden en over te leveren. Deze theorie kan echter niet vanuit de grondtekst van de Schrift worden onderbouwd, maar stoelt op een onjuiste interpretatie van tekst. Zou die theorie waar zijn, dan betekent het dat of Judas de wil van de Here heeft uitgevoerd en daarom niet veroordeeld zou kunnen worden, tenzij dat op onterechte wijze zou geschieden, wat een smet op Gods karakter zou zijn. Of, wanneer wordt verdedigd dat hij op terechte wijze wordt veroordeeld, moet dit betekenen dat er in de bediening, die hij gekregen had, afkeurenswaardige zaken zouden bevinden die nog rechtgezet moeten worden, wat zou inhouden dat hij tijdens deze bediening moest zondigen in opdracht van God, wat eveneens een smet op Zijn karakter is.
In Mattheüs 2:16-18 hebben we de geschiedenis van de kindermoord in Bethlehem, Herodes vervulde zo hetgeen Jeremia gesproken had, hij zal erom geoordeeld worden. Het vervullen van profetie valt binnen Gods bedoeling, waarmee Hij aantoont waartoe de mens in staat is. Zo ook met Judas, God wilde van Hem dat hij dezelfde bediening vervulde die de andere apostelen hadden en de Here waarschuwde hem nog dat een gezant (apostel) niet boven zijn Zender stond (Johannes 13:16,17). Judas hield zich er niet aan en liet met het overleveren zien dat hij zich wel boven zijn Zender plaatste, met alle gevolgen van dien. Hij stapte buiten de wil van de Here voor hem. Toch vervulde Judas zo Gods bedoeling. Dat hij degene was die onze Heer zou verraden was voor onze Heer geen geheim (Johannes 6:64). Hij hoefde het hem niet te vragen en kon Judas aan het overleveren tegengestelde opdrachten geven. Hiermee liet Hij zien dat het niet Zijn wil was. Dit brengt ons bij de diepere beschouwingen dat God Zijn bedoeling kan uitwerken met behulp van de tegenstand aan Zijn wil.
De profetieën moeten zich noodzakelijkerwijze ook op het terrein van Zijn bedoeling bevinden, op dat gebied is God de Pottenbakker en wij mensen zijn het klei. Hij kan de mensheid zo vormen dat Zijn bedoeling wordt uitgewerkt, de profetieën vervuld worden en het geheel weer een stapje dichter bij het einddoel komt, waar Hij alles in allen zal zijn. De boom van kennis van goed en kwaad, het overtreden van Adam, het kruis van Golgotha en ook ons leven in een chaotische wereld, passen allemaal in Zijn bedoeling. Maar we kunnen niet zeggen dat het overtreden van Adam naar Gods 'onwederstandelijke wil' was, integendeel. Dit was tegen het uitdrukkelijke gebod van God. Ook staat er nergens een opdracht aan de mensheid om het beloofde zaad van de vrouw, de Messias van de Joden, te kruisigen en zodoende met de zonde der zonde onze zonde te rechtvaardigen, maar dat het Gods bedoeling is geweest staat vast. Het Oude Testament bevat verwijzingen naar de lijdende knecht des HEREN. Het Nieuwe Testament zegt ons dat het lam geslacht is sedert de 'grondlegging van de wereld' (Openbaring 13:8). Zijn bloed was al bekend vóór de 'grondlegging' (1Petrus 1:20).
Welk een wijsheid moet God hebben om zelfs de tegenstand aan Zijn wil voor Zijn bedoeling te kunnen aanwenden. Toen Adam overtrad en at van de boom van kennis van goed en kwaad, begon voor de mensheid een periode waarin zij deze les in het kennen van goed en kwaad tot het bittere einde zal moeten leren. Maar wanneer deze les eenmaal geleerd is, zal het God onthullen als de Gever van alle goed. De tijdelijke les van zonde zal een eeuwige realisering van Gods liefde teweegbrengen. Zijn wegen zijn hoger dan die van de mensen.
Wanneer Gods toorn zich eens zal openbaren zal dat tegen alle goddeloosheid en ongerechtigheid zijn (Romeinen 1:18). In Romeinen 9:22 worden mensen die niet leven naar Zijn wil, voorwerpen des toorns genoemd, die ten verderve zijn toebereid en met veel lankmoedigheid worden verdragen. God maakt daarmee Zijn kracht bekend, óók een les die de mensheid moet leren. Wij, die voorwerpen van ontferming mogen zijn, worden gebruikt om iets anders van God te tonen, namelijk Zijn heerlijkheid (vers 23), Zijn veelkleurige wijsheid (Efeze 3:10) en Zijn gerechtigheid (2Korinthe 5:21).
Een moeilijk aspect van Gods wil is het relatieve. Niemand kreeg de opdracht Christus te kruisigen. Het was niet Gods wil voor ons! Toch was het Gods wil voor Christus dat Hij Zich liet kruisigen! Deze gehoorzaamheid tot dit sterven (niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede) is uitermate beloond. God heeft Hem 'alles aan Zijn voeten onderworpen' (1Korinthe 15:25) niet alleen de levenden maar ook de doden (Romeinen 14:9). Hij is niet alleen Hoofd van deze schepping (1Korinthe 1:15); Hij zal het ook zijn van de nieuwe schepping (Efeze 1:10).

Samenvattend mogen we zeggen dat wanneer we Gods wil doen, we niet zondigen, maar wel degelijk kunnen zondigen wanneer we Gods bedoeling vervullen. Het vervullen van Gods bedoeling door te zondigen rechtvaardigt ons niet van die zonde, God verwijt ons die nog steeds, merkt deze nog steeds aan (Romeinen 9:19). Rechtvaardiging geschied op geheel andere gronden! Gods wil kunnen we kennen door het Woord, maar Zijn bedoeling blijft meestal verborgen. Gods wil voor ons is heil en zegen, met Zijn bedoeling toont Hij de zinloosheid van een bestaan zonder Hem aan en bewijst Hij de nutteloosheid van het verzet tegen Zijn heerlijke plannen. Efeze 1:11 vertelt ons dat God alles werkt naar de raad van Zijn wil. Hij bestuurt het heelal vanuit dat punt waar Zijn wil en Zijn bedoelen samenkomen. Het is Zijn wil de mensen te redden (1Timotheüs 2:4). Het is Zijn bedoeling aan te tonen dat de mensen niet zonder Hem kunnen. Wanneer Hij uiteindelijk beide tot een goed eind zal brengen, zal Hij alles in allen zijn!

terug naar de top