Toerusting van de Heiligen door John Wimber Deel 1 - Door John Wimber 1 februari 2005
 
Door John Wimber


Introductie

Goedenavond. Ik heb er naar uitgezien om bij u te zijn. Ik had een wonderbaarlijke tijd vorig jaar toen we hier waren. En we hopen dat dat ook dit jaar zo zal zijn. Toen ik in Los Angeles in het vliegtuig stapte, zat mijn vriend Bob Schuller tegenover mij. We hadden elkaar al een poos niet gesproken. En hij herinnerde mij eraan dat wij in de tijd van vorig jaar hier waren en dat hij er ook was, namelijk in Amsterdam. En hij had een ongeluk gehad waarin hij bijna verongelukt was. En hij vroeg me waar ik naartoe ging, en ik zei Zwolle. En ik vertelde hem over de zaal. En ik zei we verkopen ook schapen in onze missie. Hij zei : niet echt toch ? Ik zei : nee niet echt, maar ze verkopen ze hier. En hij zei : oh, dat doen alleen Nederlanders. Ik denk dat hij de toestemming heeft om dat te zeggen, want hij is zelf ook Nederlands. Het spijt me dat ik hier niet eerder was vandaag, maar ik heb begrepen dat Rick het vandaag goed gedaan heeft. Ik wil een moment spreken over het doel van deze week-activiteit.

Onze roeping

In Efeze 4:11 en 12 daar gaat het over God die aan de kerk geeft : apostels, profeten, evangelisten, herders en onderwijzers. Het gaat verder over het doel van deze gave aan de kerk is om de heiligen toe te rusten. Als je die tekst goed leest dan houdt dat in : De heiligen hebben die bedieningen, en ze moeten daarvoor toegerust worden. Ik neem die tekst erg serieus, en ik geloof en nam er notie van dat elk lid in de gemeente van Christus kan bedienen. Sommigen van ons zullen meer begaafd en effectief zijn in een bepaald gebied dan een ander, maar we zijn allemaal geroepen in het bedienen, als een gevolg van onze bekering tot Christus. We zijn geroepen om discipelen te zijn. Een discipel is meer dan iemand die naar de kerk gaat, en gelooft in correcte doctrine. Het is niet minder dan dat. We moeten die dingen hebben, maar het is meer dan dat. We zijn geroepen om te bedienen in de Naam van Jezus. Om dat te kunnen doen moeten we oefenen in geloof, dus mijn thema vanavond is het beoefenen van geloof. Ik denk dat het belangrijk is om soms voordat je gaat vertellen wat je gaat zeggen, hen gaat vertellen wat je niet gaat zeggen. Zie je, in de geschriften zijn er verschillende categorieen in geloof. Er is bijvoorbeeld reddend geloof, geloof waardoor mannen en vrouwen in Christus vertrouwen. Het reddend geloof is dat geloof waardoor mannen en vrouwen henzelf aan Christus geven en op Hem vertrouwen voor de vergeving van hun zonden. Dit is hetgeen gebeurde in Handelingen het zestiende hoofdstuk, waar de gevangenbewaarder van Filippi vroeg : wat moet ik doen om behouden te worden. En Paulus, onder de druk van het moment en de Heilige Geest, gaf een beknopt antwoord en legde de basis uit wat een persoon moet doen. Hij zei : Geloof in de Heere Jezus Christus, en jij en je hele huishouding zal behouden worden. Dus ons reddend geloof is gebaseerd op een persoon, en de activiteit van een ander persoon, op de rechtvaardigheid van een ander persoon, op het volmaakte gedrag van een ander persoon. Zie je, omdat ik vertrouw op Jezus heb ik hoop op behoudenis. In hetzelfde boek van Efeze zegt Paulus in het tweede hoofdstuk vers acht en negen : Door genade bent u behouden, niet uit uzelf, het is een gave van God, opdat niemand roeme. Dus we zijn geroepen tot een relatie met God, en het is als een vrije gave gegeven. Er is niets wat we kunnen verdienen, niet iets dat we in onszelf kunnen genereren, maar net als de gevangenbewaarder van Filippi moeten we gewoon simpel geloven. Maar daar praat ik vanavond niet over. Ook praat ik vanavond niet over 'het' geloof, een lichaam van waarheid, een doctrine van waarheid, dat we moeten bewaren om aan de volgende generatie over te dragen. Het is die christelijke boodschap die overgedragen is van generatie tot generatie, van de zaken van het Nieuwe Testament tot aan vandaag. Dat lichaam van geloof dat we moeten geloven en moeten beoefenen, wat we moeten communiceren en verdedigen. Dit is absoluut centraal in alles wat we geloven en waar we voor staan, maar over dat soort geloof praat ik niet. Ook praat ik niet over trouw, die de natuurlijke respons is van de ernstige christen, als we het discipelschap van het kerk-leven op ons nemen. De geschriften zeggen dat dit het bewijs is van de Heilige Geest die een werk in ons leven heeft gedaan, als een voortgaand proces van heiliging. Dus door ons christelijk leven moeten we een voortgaande ervaring van trouw hebben, trouw zijn om uit te gaan in de dingen die ons in Christus gegeven zijn, getrouw om te onderwijzen, getrouw om te delen, getrouw om te geven, getrouw om om te zien naar de noden van anderen, getrouw in al onze uitingen in toewijding aan Christus.

De Gaven van de Geest

Maar vanavond praat ik over iets dat hieraan parallel loopt. Want als we komen tot de zaak van het beoefenen van geloof, dan is dat verstrengeld met en houdt verband met een voortgaande toewijding aan trouw. In I Korinthe hoofdstuk 12 daar gaat het over de diversiteiten en de gaven van de Geest. U weet dat wanneer je het elfde hoofdstuk leest, dan is Paulus aan het corrigeren en streng berispen op hetzelfde moment. De kerk van Korinthe is niet een voorbeeldige kerk in gedrag geweest. In het elfde hoofdstuk het zeventiende vers staat : in hetgeen ik u voorgeschreven heb prijs ik u niet, want uw bijeenkomsten doen meer kwaad dan goed. Hij zegt dat wanneer de kerk vergadert, dan is dat geen goede ervaring voor iedereen. Sommige leden misdragen zichzelf, ze zijn ruziezoekend, agressief in hun gedrag. Ze bevuilen het avondmaal des Heeren, en eten en drinken zichzelf tot dronkenschap. Ze misbruiken het sacrament wat God ons gegeven heeft. En dan gaat hij door in het twaalfde hoofdstuk om te spreken over de geestelijke gaven. Dit is een andere arena van vleselijk misbruik in de gemeente van Korinthe. Ze misbruiken hun gaven. Gedeeltelijk omdat zij de natuur van gaven niet begrijpen. Een ander deel omdat ze het lichaam van Christus niet begrijpen, en het belang van het elkaar hoger achten, om elkaar eer te betonen, voortdurend ook bewust te zijn van onze broeders en zusters, op een hele zachtaardige en zorgzame manier te opereren. In plaats daarvan waren ze begonnen de gaven te zien als een gelegenheid om uit te munten, een manier om zichzelf te vestigen en te verhogen. Ze zagen de geestelijke gaven meer als trofeeen. 'Ik heb deze gave. Ik heb die gave, en zie mij het eens uitoefenen.' En als resultaat trokken ze de aandacht naar zichzelf, en misbruikten ze elkaar simpelweg. En Paulus werkt hier op in en spreekt over het belang van het lichaam, en hoe het lichaam inter-afhankelijk is. En hoewel elk gedeelte van het lichaam anders is, zijn ze allemaal afhankelijk van elkaar. Dus we moeten niet bijvoorbeeld de voet boven het oog verheffen, en hij geeft vele, vele verschillende contrasten aan als hij door deze passage gaat. Maar voordat hij tot de voorbeelden van het lichaam komt, in het zevende vers spreekt hij over het geven van de gaven : Hij zegt : Maar een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Dat betekent : het doel van de gaven is voor het algemene goed. Het moet goed zijn voor iedereen wanneer we de gaven beoefenen. Het moet organisch zegenen. Het moet de hele kerk bemoedigen en versterken, wanneer we de gaven beoefenen. Hij gaat door met te zeggen dat elk van ons is gegeven zekere gaven, en hij noemt er verschillende op : de geest van de boodschap van wijsheid, de boodschap van kennis of woord van kennis, aan de ander de gave of, en, de beoefening van geloof. Sommigen zouden genezing hebben, anderen wonderwerkende krachten, anderen profetie, anderen de bekwaamheid te onderscheiden tussen geesten. Sommigen zouden tongen ontvangen, en anderen zouden tongen interpreteren. En dan in het elfde vers zegt hij een heel interessant ding : Dat al dezen zijn het werk van de Ene en Dezelfde Geest. En Hij geeft ze aan elk van hen zoals Hij besluit. En sommigen veronderstellen dat dit een blijvende installatie is, alsof de Geest langs de rij gaat om te zeggen : Jij krijgt dit, en jij krijgt dit, en jij krijgt dit, en jij krijgt dit. En ik denk dat daar wel een zekere waarheid in zit, want in een zekere bijeenkomst zullen mensen ontvangen en gezalfd worden met een gevende gave. Maar het is ook waar dat in een gegeven bijeenkomst en in die zalving niet iedereen dezelfde zalving wordt gegeven. Verder krijgt niet iedereen dezelfde zalving elke keer. En dus in één samenkomst kan de Heer je aanraken om een profetische boodschap door te geven. Sommigen van u denken : Mij niet. Dat is waarschijnlijk degene die Hij zal aanraken. Anderen van u zullen misschien de zalving voor Genezing ontvangen. Dit is niet iets wat je in je zak hebt, in je portemonaie of in je zakboekje. Het is een zalving die over je komt. En dat moment heb je genezing voor iemand anders. En als je dat beoefent in geloof, dan zal het gegeven worden. En als het niet beoefend wordt, dan zal het verloren zijn. Dus het heeft geloof nodig om uitgeoefend te worden.

Het Leven van Jezus

Ga met mij naar Lucas het zeventiende hoofdstuk. Herinner dat de apostelen in een voortgaande ervaring van leren waren in hun wandel met Jezus. Hij zette hun niet neer op de eerste dag waarop Hij hen ontmoette met een groot bord om alles neer te schrijven wat Hij wilde dat ze zouden weten. Hij zei niet : 'Luister jongens, laat mij het eens even uitleggen : Ik ben God, Ik ben de Zoon van God. Ik ben hier met een bedoeling. Ik heb wat dingen te doen, en Ik heb enorme gaven. En Ik ga de komende drie jaar dingen doen waarover jullie je absoluut gaan verbazen. Maar maak je geen zorgen, Ik zal jullie geen kwaad doen.' Zulke bemoedigingen hadden ze helemaal niet. Ze wisten helemaal niet wat deze man zou gaan doen. Vanaf het eerste moment dat ze Hem volgden waren ze bang maar ook voelden ze zich vereerd. Ze waren verwonderd en verward. En aan de ene kant zagen ze dingen waar ze nog nooit van gehoord of gedroomd hadden of voor mogelijk hadden gehouden. Aan de andere kant deed Hij dingen die hen verwarden in termen van prioriteiten en hoe dingen gedaan moeten worden. En bij de tijd van het zeventiende hoofdstuk waren ze verbaasd. Hij heeft zieken genezen, demonen uitgedreven, blinden het zicht gegeven, doven het gehoor. Op water heeft Hij gewandeld, vis en brood vermenigvuldigd. Hij heeft de farizeeen bestrafd, getantaliseerd en gemarteld. Hij heeft zoveel dingen gedaan dat elk van dezen was een nieuwe bladzijde en een nieuw begrip voor hen. Weet je : Dag na dag konden ze deze geweldige dingen zien. En ze hoorden Zijn geweldig onderwijs, en waren getuigen van de krachtige interacties tussen mensen. En hun hoofden zoemden, waren vaak verward. Ze voelden zich als mislukkelingen. Ze begrepen het onderwijs niet. Ze begrepen niet wat Hij aan het doen was, Zijn vele handelingen. Op een bepaald moment dachten ze dat ze het brood waren vergeten, en dan moest Hij hen uiteindelijk uitleggen dat Hij het niet over brood had, maar Hij had het over de trots en het onderwijs van de farizeeen. Maar ik denk dat we allemaal wel eens denken dat we het brood hebben vergeten. Vertel me niet dat je je nooit zo voelt in je wandel met de Heer. Ze zagen zoveel dingen dat het corruptie bracht in hun wezen. Ambitie begon hen in de grip te krijgen. Ze waren aan het argumenteren wie de grootste zou zijn. En een opdringere Joodse moeder begon gunsten te vragen voor haar zoon. Terwijl dat de anderen kwaad maakte. Ik denk dat ze wilden dat hun moeder dat zou doen. Dus er was veel verwarring en veel misverstand. Kunt u begrijpen dat er voortgaande openbaring was daar ? Ja, ze hadden wel een beetje een idee in het begin, maar de dingen werden groter en groter. En terwijl elke dag zich openvouwde kregen ze steeds meer een compleet begrip van wie Christus was, en waar het allemaal om ging, maar zelfs aan het einde waren ze nog verward over bepaalde zaken. Ze waren zo gezet op het idee dat Hij zou komen en dat Hij alles over zou nemen. Ze waren zo overtuigd dat als de Messias kwam dan zou Hij alles overnemen om te regeren. Zelfs na de opstanding en bij de hemelvaart kwamen ze bij de olijfberg tot Jezus en vroegen : Is dat dan het moment waarop U het koninkrijk zult herstellen ? Ze gingen totaal voorbij aan het feit dat Jezus gekomen was om het geestelijke rijk te vestigen. Dus u kunt door deze illustratie zien dat door iemands doctrine hij beheerst wordt in de dingen die hij wel of niet kan zien. Dit was ook het probleem van Johannes de Doper toen Jezus de mensen niet toestond om Hem koning te maken. Om u te herinneren : Johannes de Doper was gearresteerd, en hoorde wat Jezus allemaal aan het doen was. Hij stuurde wat van zijn mensen naar Jezus om te vragen : Bent u degene, of moeten we wachten op een andere. En ik kan me zo voorstellen : Johannes in de gevangenis. En dat hij dan denkt : ik dacht wel dat ik het hoorde, ik zag die duif wel neerdalen. Ik was ervan overtuigd dat hij het was. Ik heb hem gedoopt. Ik heb hem gezalfd. Toen voelde het goed. Hij doet veel goede dingen. Maar waarom is hij nog geen koning ? Waarom staat hij niet toe dat de mensen hem koning maken ?

Dus als dan die boodschappers bij Jezus komen, dan zegt Jezus : Ga terug naar Johannes en vertel hem wat jullie zien en horen. Aan de armen is het evangelie verkondigd. De blinden zien en de doven horen. De lammen lopen. En zo gingen ze terug naar Johannes en het bemoedigde Johannes. Dus Johannes had ook het idee dat Jezus koning moest worden. En dat was een hele goede leerstelling die uit het Oude Testament kwam, want aan de ene kant hadden de profeten erover gesproken dat er een messias zou komen die zou regeren. De profeten konden niet vooruitzien dat Jezus dit eerst geestelijk zou doen en daarna pas op aarde. Ze zagen niet het 'alreeds' en 'nog niet'. Ze zagen niet dat vanaf de Eerste Komst van Christus het nog zo lang zou duren tot de Tweede Komst van Christus, en dat wij nu in die tijd leefden. Wij leven in het Apostolische Tijdperk. Wij leven in het Bijbelse Tijdperk, het Tijdperk van de Kerk, het Tijdperk van het Koninkrijk. Maar het is nog niet allemaal geconsumeerd. Dus vandaag moeten we leven zoals de apostelen leefden, met gedeeltelijk inzicht, door geloof, lerende te wandelen in gehoorzaamheid. Voordat ik mezelf vooruitloop wil ik terugkeren naar het bijbelgedeelte. Dat was alleen maar een introductie. U mag gaan staan om rond te draaien, om dan weer te gaan zitten.

U mag weer gaan zitten. Ik heb niet gezegd dat u mag beginnen te praten. Hier in hoofdstuk 17 van Lucas, zien we Jezus in Zijn omgang met de discipelen. En Jezus zei tegen Zijn discipelen : De dingen die mensen tot zonde misleiden staan op het punt te komen, maar wee degene door wie ze komen. Het zou voor hem beter zijn dat er een molensteen om z'n nek gebonden zou worden en dat hij in de zee geworpen zou worden, dan dat hij één van deze kleinen tot zonde zou verleiden. En dan waarschuwt Hij hen : Zie toe op uzelf. Maar dan zegt u : Dat klinkt helemaal niet zo erg. Maar je moet het in z'n context begrijpen. Zie je, Hij vertelde hen net in een vorig hoofdstuk het verhaal over de rijke man en Lazarus. En door dit te doen vernieuwde hij heel duidelijk het zicht op zaken als hel en eeuwige verdoemenis. Hij vertelde hen dat er geen bepaalde verdienste aan verbonden als je een kind van Abraham bent. Hij heeft heel duidelijk laten zien dat door Hem te missen in dit leven zou een grote vergissing zijn. Dus Hij maakte ze eigenlijk bang. Hij maakte ze bang met de mogelijkheid dat ze de Messias, dat ze Jezus zouden missen, en dat dat tot gevolg zou hebben een eeuwigheid te moeten doorbrengen op de plaats waar de man van het vorige hoofdstuk is. Dus na de introductie van een eeuwigheid in verdoemenis draait hij het thema om tot hun relatie met mensen. En dan spreekt Hij over de onvermijdelijkheid van zonde. Hij zegt : Zonde komt. Dat is een feit. Zonde zal komen. Maar : Zorg ervoor dat u niet de drager bent, degene die het veroorzaakt. Breng geen zonde naar iemand anders, om op die manier een struikelblok te zijn. Dat is niet verstandig om dat te doen. En als je dat doet, dan kun je beter op jezelf toezien, want dan ben je in serieuze problemen. Wanneer de Heere Jezus zegt : Let op jezelf, je bent in serieuze problemen, kun je beter opletten dat je niet in die serieuze problemen komt. Ze hadden alreeds gezien dat Hij geen woorden verspilde. Ze hadden alreeds de wijsheid van Zijn onderwijzing ervaren. Ze waren getuigen toen Hij de wind en de golven aansprak en gezien hoe ze kalmeerden. En ze liepen daar vandaan en zeiden : Wat voor een man is dit ? Hij spreekt zelfs tot de wind en de golven, en zij gehoorzamen Hem. In andere gelegenheden dreef hij demonen uit. Ze zeiden : Wat voor een onderwijs is dit ? Een nieuw onderwijs, met kracht. Ze waren getuigen hoe hij de verlamde man genas, in Mattheus 9. Ze liepen daarvan weg en zeiden : Wat voor een onderwijs is dit ? God geeft zulk een kracht aan de mensen. Ze wisten dat wanneer Hij dingen zei het heel belangrijk was. Nu hadden ze geleerd om te luisteren. En Hij heeft ze gewaarschuwd hier in het derde vers, met hele sterke taal in het Grieks : Dus zie op jezelf toe. En ik weet zeker dat ze toen dachten : Wat heb ik gedaan om anderen tot zonde te verleiden, wat heb ik gedaan om iemand te laten struikelen. Maar voordat ze daar ver mee komen introduceert hij een ander probleem, en hij maakt hun paniek nog groter. Hij zegt : Als uw broeder zondigt, bestraf hem. En dat woord 'bestraffen' betekent : vertel hem te stoppen. Heb je ooit iemand die zondigt geprobeerd te vertellen om het te stoppen ? Als je dat weleens gezegd hebt, dan weet je hoe hard die woorden zijn. Dit is waarom de apostel Paulus ook later onder de zalving van de Geest Galaten 6:1 geschreven : Jullie die geestelijk zijn, ga en herstel zo iemand. Het is een hele moeilijke zaak om iemand in zonde te confronteren. De apostelen wisten daar genoeg van, en waren nog banger. En Jezus gaat nog verder door te zeggen : Als uw broeder zondigt, bestraf hem, maar als hij berouw heeft : vergeef hem. Het is één ding om iemand te vergeven die zich van zonde bekeert als het zonde tegen anderen was. Het is een ander ding als ze tegen jou gezondigd hebben. Ik hoef geen hand te zien van degenen die dat weleens hebben meegemaakt. Maar als u meer dan vijf minuten christen bent, dan zult u dat waarschijnlijk wel hebben.

De realiteit is dat we eigenlijk niet zo gemakkelijk in de omgang zijn. Is het u niet opgevallen dat het lichaam van Christus bijt en verslindt, vergeet om lief te hebben, en vaak ongehoorzaam is aan de geboden van Jezus, argumenterend en beschuldigend ? Natuurlijk, niemand in Holland zou ooit argumenterend worden .... Alleen maar om u te laten weten dat ik u ken. Dus : Wanneer uw broeder zondigt, dan bestraft u hem, en als hij zich bekeert dan vergeeft u hem. En aan de oppervlakte klinkt dit als een makkelijk ding om te doen, maar in practische uiting is dat moeilijk. Dit uitwerkende dag na dag is moeilijk. En daar gaat Jezus dan nog op voort door het volgende te zeggen : Als als hij zeven keer per dag tot u zondigt, en zeven keer terugkomt om zich te bekeren : vergeef hem. Als ik tegen mijn broeder zondig, als ik naar hem toeloop om op zijn tenen te stappen, en terwijl het nog steeds pijn doet, zeg ik : alsjeblieft, vergeef me, en ik deed het weer. Denk je dat het voor hem moeilijker zal zijn mij de tweede keer te vergeven ? En dan de zevende keer ? Krijgt u het beeld ? Natuurlijk begrijpt u dat het zevenmaal figuurlijk wordt bedoeld. Hij zegt : Het maakt niet uit hoe vaak hij het doet, maar vergeef hem. Ik had onlangs een probleem met een van onze voorgangers. Hij had nogal wat rommel gemaakt van dingen. Hij had twee of drie mannen verwond met z'n tong. En hij kwam naar me toe, want ik was één van hen, en hij vroeg : Wil je me vergeven ? En ik zei : ja, en ik vergaf hem. En dat was goed tussen hem en mij. Maar de andere twee die hij had verwond, die waren in paniek over het feit dat ik hem vergeven had, want hij was niet naar hen gegaan. Zie je, het kwaad en de pijn was daar nog steeds. Dus ze schreven mij lange brieven : Hoe durf je hem te vergeven. Dus ik ben naar het copieer-apparaat gegaan om dit vers te copieren en te omcirkelen en daarna naar hen toegestuurd. En ik zei : Ik begrijp wel dat er een probleem is, maar deze dingen moeten practisch uitgevoerd worden. We moeten leven in een oneindige voortgang van vergeving. Het moet ons bestaan karakteriseren. Krijgt u het beeld ?

In hoofdstuk 16 heeft Jezus verteld over een eeuwigheid van verdoemenis. In hoofdstuk 17 zegt Hij dat zonde onvermijdelijk is : Let erop dat jij niet de persoon zal zijn die iemand anders tot zonde zal brengen. Het zal beter zijn dat je een molensteen om je nek krijgt en dat je in de diepste zee geworpen zou worden. Let op jezelf. Als je broeder zondigt, vertel hem daarmee te stoppen. Als je broeder om vergeving vraagt : vergeef hem, hoe vaak hij het ook doet. Dit is hard, dit is moeilijk. De apostelen kijken naar Hem en verslikken zich, en zeggen het enige logische : Vergroot ons geloof. Geef ons meer middelen. Het veroorzaakt dat we in staat zijn om dit te doen. Stel ons in staat het te doen. Help ons om zo te kunnen zijn. Wij willen niet de oorzaak zijn van iemands zonde. We willen niet iemand voor een eeuwigheid naar de hel sturen. We willen niet onvergevingsgezind zijn. We willen niet zondigen tegen iemand. We willen ook niet dat iemand tegen ons zondigt. We willen gehoorzaam zijn. Dit is iets verschrikkelijks waar U ons in heeft geplaatst. Dit zijn harde woorden. Geef ons de mogelijkheden dit te doen. Veroorzaak en leer ons te geloven, geef ons geloof.

Een christen te zijn is meer dan gewoon een goed idee. Het is meer dan een doctrine van waarheid. Het moet uitgewerkt worden in practische uiting, in het dagelijks leven. Begrijpt u dat de kerk de grootste hulp is en de grootste hinderpaal om mensen tot God te brengen ? Soms zijn we een brug, en soms zijn we een barriere. Ik bedien al voor zessentwintig jaar, en ik kan u niet vertellen hoe vaak ik sprak met mensen die verwond waren en de kerk verlieten. Er was een woordentwist, een misvatting, een kind dat niet goed behandeld werd, iemand zei iets verschrikkelijks tegen iemand, iemand was indiscreet en vertelde de geheimen van iemands persoonlijke leven. En dat had zo'n verschrikkelijk negatieve invloed op zoiemand dat ze de kerk uitgingen voor vijftien of twintig jaren. Als ik mensen zie die jaren in de kerk zijn dan eer ik hen daarvoor. Pas kwam een vrouw waar ik een grote bewondering voor heb naar onze kerk. Ze is zessentachtig jaar oud en heeft de Heere getrouw gediend sinds ze zes jaar was. Tachtig jaren in de kerk zitten. Tachtig jaren van geven, geloven, bidden, dienen, vergeven, dragen, en getrouwe uiting van leven. Ze heeft geen grote boeken geschreven, en is niet een gevestigde bedienaar, maar ze had tachtig jaren gediend. En ik heb haar naar voren gehaald in de kerk en haar gezegend. En ik zei : Realiseert u hoevele duizend malen de duivel haar uit de kerk probeerde te krijgen ? Honderden en honderden misvattingen, mensen die haar over het hoofd zagen, de pijnlijke dingen die gezegd werden. De gelegenheden waar ze niet voor haar dienstbaarheid werd beloond of opgemerkt, de tijden dat ze niet gebeld werd en er geen zorg voor haar werd gedragen, de moeilijkheden thuis, haar echtgenoot, haar kinderen, financiele problemen, ziektes, lange tijden van de aanvallen van de vijand. Ze werd aan al deze dingen blootgesteld, en heeft tachtig jaren voortdurend gediend. Begrijpt u hoe moeilijk dit is ? De vijand zegt : Okay, dus je bent bekeerd, daar kan ik toch niets aan veranderen, maar je zal er nooit van genieten. Ik zal je de kerk uitwerken zo snel als ik kan. Het eerste jaar zal ik je vijftig redenen geven om de kerk te verlaten. Als dat niet werkt dan verdubbel ik het het tweede jaar.

Zijn grootste angst is dat er meer mensen zoals deze vrouw opstaan, en gewoon door zullen gaan.

Zij vroegen specifiek : Vermeerder ons geloof. En dan legt hij onmiddelijk uit hoe je groter geloof kunt krijgen. Is hier iemand aanwezig die groter geloof nodig heeft ? Een klein beetje meer dan wat je nu hebt ? Dan spreek ik tot de juiste groep nu ? Ik zeg je : De eerste keer dat je in blinde ogen zal kijken dan realiseer je dat diegene de verwachting heeft dat je voor hen bidt, en dat ze zullen gaan zien, dan kom je in aanraking met de limieten van je geloof. Dan kijk je neer op je handjes, en dan zie je iemand van wie een ledemaat niet goed gegroeid is, oren die doof zijn, een tong die niet correct functioneert, een binnenste orgaan dat niet juist is, misschien een probleem in de ruggegraat. Je hebt helemaal geen chirurgische middelen, geen medicijnen en pillen die je zou kunnen geven. Het enige wat je hebt zijn je handjes, en wat God aan geloof verder in je heeft gelegd. Op dat moment is het alleen jij en God en die persoon. Mijn vriend Gary Best, hij vertelt het op een hele grappige manier. Hij zei hij kwam naar een van onze conferenties een aantal jaren geleden, en ik was aan het bedienen en sprak over geloof. En hij was een christen voor een aantal jaren, een onderwijzer, een bedienaar, en hij dacht dat hij de geschriften goed kende, en ik geloof ook dat hij de schrift goed kende, maar hij zag ons hoe we begonnen te bedienen. En hij zat daar en dacht bij zichzelf : 'Ik weet niet of ik God eigenlijk wel ken. Als dat het christelijk geloof is, wat heb ik dan ? Ik heb dat nog nooit in mijn leven gedaan. Ik heb dat nog nooit gezegd. Ik heb nog nooit in blinde ogen gekeken. Ik heb nog nooit over iemand gesproken die ziek was, om te verwachten dat ze beter zouden worden. Ongelovelijk.' En ik weet dat ik hem op dat moment zag. Het was een zaal van ongeveer deze grootte. Op dat punt stonden we allemaal en waren we aan het bedienen, en hij zwierf een beetje naar de hoek toe, ik denk met een hoop om weg te kunnen komen, maar daar was geen uitgang, en hij stond daar maar, zijn schouders een beetje omlaag hangende, starende met z'n mond open, en hij zag daar een vrouw die op de grond dwarrelde, en je kon op zijn gezicht lezen : 'Wat is dit ? Wat zie ik hier nou ? Is dit een christelijke groep ?' En hij zag een kind die dag, en dat kind was geboren met een blind oog, zes jaren oud, en hij zag twee oudere kinderen die deel van ons team waren die naar dat kind toegingen om de handen op te leggen. Toen zag hij dat dat kind kon zien door een blind oog. En op dat moment dacht hij dat hij doodging. Hij wilde erin, zo wanhopig. Hij wilde datgene zo wanhopig. Het kon hem niet schelen hoe vreemd het is, het kan me niet schelen hoe vreemd het overkomt, als kinderen ziende naar huis kunnen, dan wil ik daar een deel van zijn.

Hij heeft het later vergeleken met het duiken van de hoge duikplank. Gary is zelf een goede atleet, en hij heeft al vaak gedoken. Hij zegt het is één ding om tien meter omhoog te klimmen en te duiken. Dat is al beangstigend. Maar als Jezus het met je doet, dan neemt Hij je mee naarboven op die plank, en dan laat hij het zwembad leeglopen, en dan zegt Hij : Duik. En als je dan duikt, dan vul Ik het met water. Maar totdat je duikt zal het zwembad leeg zijn. Dat is geloof. Dat is geloof. Dat is geloof : Erin springen wanneer het bad nog leeg is, omdat Jezus het zegt. Zullen we doorgaan ? Zesde vers. Hij antwoordde : Indien gij een geloof had zo klein als een mosterdzaad, dan kun je tegen deze moerbeiboom : Weest ontworteld en plant jezelf in de zee, en het zal je gehoorzamen. Er zijn ook passages die spreken over het verwijderen van bergen, maar of het nou om een berg gaat of een boom, het lijkt me nogal moeilijk, want hij zegt de sleutel tot dit is geloof. Het is geloven en spreken. Als je het geloof hebt zo klein als een mosterdzaadje. Dat is geen grote hoeveelheid, tamelijk klein zaad. Hij zegt als je maar een klein beetje geloof hebt, en je spreekt, dan zal het gebeuren. Sommige van onze broeders in de kerk hebben dit idee genomen, en hebben naar mijn idee dat wat extreem doorgevoerd, want ik denk niet dat het geloof tot uiting komt alleen maar door het uit te spreken. Ik denk dat er iets van een grotere dynamiek is hiervoor dan alleen maar het beoefenen van het verbale. Je kan zeggen : 'Sta op en wandel !' en je kunt dat leren om dat nogal luid uit te spreken, maar als God het niet zalft, dan zal die persoon niet opstaan en lopen. En je kunt tegen ogen zeggen : 'Weest geopend.' Je kan het zelfs uitspreken met het accent van de Statenvertaling, en met de juiste gebaren, maar als God niet op je is, en als God de auteur niet is, en als God het initiatief heeft genomen, dan zal het niet gebeuren. Dus het gaat niet om de mimiek over te nemen van degenen die het gedaan hebben. In het derde hoofdstuk van Handelingen gaat Petrus naar de Schone Poort, en dan plotseling wordt zijn aandacht genomen door een bedelaar. Ik zou denken dat hij waarschijnlijk die bedelaar daar al vaker had gezien. Deze was kreupel, en hij hoopte dat hij wat geld van Petrus en Johannes zou krijgen. Maar Petrus legt later uit dat hij geen geld heeft, en zegt : Dat wat ik heb. Mijn mening hierover is dat had hij dat geloof niet had een minuut van te voren. Ik zeg niet dat hij niet geloofde dat mensen genezen konden worden. Ook zeg ik niet dat hij nooit betrokken is geweest bij het bidden voor, en het zien genezen worden van mensen. Maar ik zeg : dat soort zalving komt in een moment. Maar ik wil dat u iets opmerkt : Petrus was op weg naar de gebeds-bijeenkomst. Herinnert u dat ik eerder heb gezegd dat er een relatie is tussen trouw en de gave van geloof ? Het was het uur van het gebed. Petrus is een man van God. Dus waar is Petrus ? Hij is op weg om te gaan bidden. Op zijn weg om te gaan bidden, uitende zijn getrouwheid om zo te doen, een gelegenheid om de gave van geloof te uiten doet zich voor. Een man roept hem. Hij krijgt Petrus' aandacht. En hij kijkt hem aan. Ik denk dat hij menselijkerwijs dacht : Ach, arme kerel, ik heb helemaal geen geld bij me, wat moet ik doen ? En dan plotseling rijst de gave van God op in zijn hart : Goud en zilver heb ik niet, maar dat wat ik heb geef ik u. Sta op en wandel, en de man stond op. En hij wist hoe hij genezen werd. Hij had geen reserves, hij was niet stil, hij behield zijn waardigheid niet, hij was niet Nederlands. Hij sprong en sprong en rende, en hij riep op de top van zijn stem. Een grote massa verzamelde zich rondom hem. Een heel bevredigend moment in het leven van Petrus. Ik zou durven zeggen dat Petrus dat de volgende dag niet zou kunnen doen om hem te redden. Je draagt dat niet met je. Het is niet in je zakje, maar het komt terwijl je je getrouwheid tot uitdrukking brengt. Dus laten we nu opnieuw naar vers zes kijken. Daar staat dat als je het geloof had, klein als een mosterdzaadje, dan zou je tot de moerbeiboom kunnen zeggen : weest ontworteld, plant je in de zee, en het zal je gehoorzamen. En dan om zijn punt te benadrukken vertelt Jezus een anekdote. Merk op hoe Jezus met deze jongens bezig is. Er moet een hele diepgaande waarheid op hen overgebracht worden, en dat doet Hij heel subtiel. Veronderstel dat iemand een slaaf zou hebben, die op de schapen past. Zal hij tot die slaaf zeggen als hij thuiskomt : Kom aan mijn tafel en eet. Zal hij niet veel eerder zeggen : Bereid het voedsel zodat ik kan eten en drinken, en daarna kan jij eten en drinken. Zou hij de slaaf soms danken omdat hij deed wat hem bevolen was ? Waar dit alles op neerkomt is : nee, nee, nee. De meester dient de slaaf niet. De slaaf dient de meester. Hoe lang het ook duurt, hoe moeilijk de activititeit ook is. De slaaf houdt op met één ding te doen, en begint met het andere. En dat wisten ze. Ze begrepen wat het is om slaaf te zijn. Ze hebben dat meegemaakt. Ze begrepen het verhaal op een prachtige manier. Ze wisten dat een slaaf een slaaf was en een slaaf was, en dat die moet dienen, en wel met het juiste hart en de juiste houding. Niet al mopperend en allerlei geluiden maken in de keuken. En dan zegt hij het volgende : Dus u ook. Hij geeft hier dus een toepassing door te zeggen : Dus u ook. Wanneer je alles doet wat je wordt opgedragen. Wat was hen opgedragen om te doen. Kijkt u met mij mee in hoofdstuk 10 van Lucas. Laten we naar het negende : Jezus riep de twaalf tezamen. Hij gaf hen kracht en autoriteit om alle demonen uit te drijven en om ziekten te genezen. Het goede nieuws was dat Hij ze kracht en autoriteit had gegeven. Het slechte nieuws was dat ze het zouden moeten gebruiken. Er wordt je geen kracht en autoriteit geschonken zodat je het als een trofee aan de muur kan hangen. Ook is het niet iets wat je als een gezins-spelletje kan gebruiken. Het is een middel. Kracht en autoriteit is gegeven als een werktuig, zodat u het werk van het koninkrijk zult doen. En dan het tweede vers : En Hij zond ze uit om het koninkrijk van God te verkondigen, en om de zieken te genezen, en dan geeft Hij hen wat instructies hoe dit te doen vanuit een economisch standpunt, over geld en verblijf enzovoort, en dan stuurt Hij hen uit om het werk te doen. En dan hoofdstuk 10 doet Hij het weer. In dit geval stuurt Hij de tweeenzeventig uit. Terug naar Lucas 17. Zij kregen de opdracht om de zieken te genezen. Zij kregen de opdracht om de doden op te wekken. Zij kregen de opdracht om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. Ze hadden het gezien in Jezus' leven. Zij hadden het gehoord hoe hij dat illustreerde in Zijn onderwijs. En toen gaf Hij hen de opdracht het te doen. En dan staan zij op deze dag hier, zij hadden de enorme boodschappen gehoord in de voorgaande verzen, en dan komt daar een hele nieuwe invalshoek. Het is één ding om uit te gaan en de werken van het koninkrijk te doen, als je een aantal goedbedoelende mensen om je heen hebt die je de hele tijd liefhebben en dienen. Het is een ander ding om uit te gaan om de werken van het koninkrijk te doen, terwijl er mensen om je heen zijn die met je vechten en je bijten. De realiteit is dat we eerst moeten opgroeien voordat we oud worden. God heeft ons geroepen om volwassen te zijn, om te zijn zoals Jezus. En hij maakt ons volwassen in onze relatie met elkaar. Elke nieuwe irritatie die op je pad komt is een gelegenheid om volwassen te worden. Dus als iemand vanuit het lichaam van Christus komt om je verkeerd te behandelen, dan zeg je : Okay, dit is geweldig, ik ben weer eens een keer verkeerd begrepen. Wat een kans ! Dank u, Jezus voor die onvriendelijke woorden, voor die vijandige blik, voor die verschrikkelijke artikelen. Dit is mijn kans, Jezus. Om te groeien en als U te zijn. En om het geloof te beoefenen.

Het probleem hiermee is dat het ook nederigheid vereist. Is het u ooit opgevallen hoe moeilijk het is om nederig te zijn ? Daarom geeft God ons zoveel hulp in dat deel. Want de belangrijkste manier waarop wij nederig worden is door vernederd te worden. Door elkaars handen. Is dat niet liefelijk ? God heeft aan alles gedacht. Ik weet niet of u het begrijpt. Laten we het opnieuw proberen. Hij heeft niks laten ontbreken. Hij weet alle dingen. Hij staat aan de buitenkant van de tijd. Hij weet hoe het allemaal afloopt. Hij weet waar u begon. Hij weet hoe u zal zijn als Hij klaar met u is. Hij vertelde ons in Efeze 4 dat u op zou opgroeien om net zoals Jezus te zijn. En de manier waarop Hij dat zal doen is door je tot aan de rand van de dood te slaan, door de handen van de broeders. Iedereen knikt maar ja. En u moet dat alles ondergaan het verdragende in geduld en nederigheid. De manier waarop ons geloof vergroot wordt, zo moet ook gij nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is zeggen : wij zijn onder de slaven. Wij hebben slechts gedaan wat mij moesten doen. De kern hiervan is nederige gehoorzaamheid. Dag in dag uit : nederige gehoorzaamheid. Dit is waar ik voor ben. Ik ben een slaaf. Ik ben een slaaf van de Allerhoogste. Hij heeft me verteld te gaan om het koninkrijk te prediken. Hij heeft me verteld de zieken te genezen. Hij heeft me verteld demonen uit te drijven. Hij heeft me verteld te voeren en voor de weduwen te zorgen, de gescheidenen en de vaderlozen, om de hongerigen te voeden. Vermeerder mijn geloof, en laten we leren elkaar lief te hebben wanneer we dat doen, zodat de wereld zal weten dat de Vader Jezus gezonden heeft. Het is geen zaak voor ons om superman te worden, dat we de telefooncel van het geloof instappen, om al onze Statenvertaling-uitspraken aan te doen, en onze profetische uitstraling. Hij zal komen en springen over grote problemen in één simpel sprongetje, zoals superman dat doet, met zijn kleine cape-je om en zijn 's' op. Het gaat er niet om dat wij groter worden : 'Deze grote man van God ....' Het is de Grote God van mensen die wij verhogen. Wij in onze zwakheid verhogen Hem die vol van kracht is. Wij die de middelen niet hebben verhogen Hem die alle middelen heeft. Wij die geen wijsheid hebben verhogen Hem die de Wijsheid van de Tijden is. De heere Jezus Christus, Heer van alles. Degenen die het weten en degenen die het niet weten, en er zal een dag wezen waarop ze het allemaal weten. Dus tussen nu en die dag hebben wij onze opdracht. We hebben onze opgaves. En als gehoorzame kinderen moeten wij de daden van het koninkrijk doen. Amen. Ik houd van uw enthousiasme.

Klik hier voor Toerusting van de Heiligen deel 4