Inleiding
Egypte is eeuwenlang een wereldrijk geweest en het was het
eerste wereldrijk waarmee het volk Israël in haar geschiedenis mee te maken
kreeg.
We gaan een kijkje nemen in het land van de piramides.
Land en volk
Het droge land Egypte
is geheel afhankelijk van de rivier de Nijl, die dwars door het land stroomt.
Deze rivier is zo belangrijk dat de oude Egyptenaren hem als een god beschouwde.
Ze noemden hem Hapi en hij werd afgebeeld als een dikke man met een kroon
van waterplanten. De Nijldelta, het gebied aan de Middellandse Zee is de vruchtbaarste
streek.
De droge gebieden
werden door de Egyptenaren met een systeem van greppels en grachten bevloeid.
In Egypte was wijnbouw mogelijk maar men verbouwde voornamelijk graan. Veeteelt
was in eerste instantie niet zo gewoon maar al snel zag men de voordelen van
runderen, geiten, schapen, varkens en ganzen.
Toen de Egyptenaren delen van Azië veroverden maakten ze ook kennis
met het paard maar men zag deze dieren in het begin niet veel.
Hoewel alle Egyptenaren
dus afhankelijk waren van wat de boeren in de Nijldelta en langs de rivier
zelf produceerden, werden boeren, op slaven na, gezien als de laagste klasse.
Het werk van een boer was zwaar. Schrijvers uit die tijd zeiden dat de mensen
op het land even snel versleten als werktuigen. Slaven waren er dus nog slechter
aan toe. Egyptische slaven waren meestal van vreemde afkomst dat wil zeggen:
zij waren buitenlanders. De Israëlieten waren in de tijd van Mozes ook slaven
in dienst van de staat van Egypte. In tegenstelling tot wat we bijvoorbeeld
in Babylonië zullen zien, werden de slaven erg slecht behandeld. Vaak werden
ze geketend en ze moesten letterlijk slavenarbeid doen. De Israëlieten moesten
zo waarschijnlijk helpen met het bouwen van de immense gebouwen die ontsproten
aan het brein van de bouwlustige farao Ramses II.
Weggelopen slaven
werden ook altijd terug gehaald. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de
farao in Exodus 14:5 besluit de Israëlieten terug te halen. Het waren immers
weggelopen slaven.
Het gezin stond in Egypte erg hoog aangeschreven. Op verschillende muurschilderingen die zijn aangetroffen ziet men een man vaak met zijn vrouw afgebeeld. Het echtpaar heeft de armen om elkaar heen en hun kinderen staan tegen hen aangedrukt. Een man mocht bijvrouwen nemen maar het kwam niet veel voor bij het gewone volk. De farao had vaak meerdere vrouwen. De belangrijkste was de koningin.
Godsdienst
De belangrijkste godheid
was de zonnegod Re die vaak in drie gestalten werd weergegeven: Chepre (de wordende:
zonsopgang), Harachte (Horus van de horizon: de zon overdag) en Atoem (vermoeide
oude man: zonsondergang). Re werd dus elke dag opnieuw geboren uit de schoot
van zijn moeder, de hemelgodin Noet, en stierf elke avond weer.
De godenwereld van de Egyptenaren is niet in een paar woorden weer te geven. Elke god had zijn eigen streek en zijn eigen verering. Er zijn vele tempels gevonden. Dit zijn vaak reusachtige bouwwerken waar veel mensen leefden: ambtenaren, landbouwers en natuurlijk de priesters. Een tempel was vaak een klein dorp. De Israëlieten, slaven in Egypte, hebben vermoedelijk geholpen met het bouwen van de tempels die Ramses II liet neerzetten. Hij en andere farao's werden vaak gezien als reïncarnatie of zonen van de goden Re of Horus. Zij werden ook als goden vereerd en van de diverse farao's zijn dan verschillende beelden, vaak van reusachtige afmetingen, gevonden.
Intermezzo: de dodencultus
Een groot deel van het leven van de Egyptenaren was gericht op het leven na de dood. Er wordt vaak van uit gegaan dta ze zich op de dood verheugden, maar dat is niet waar. Mensen die in een goede gezondheid een hoge leeftijd bereikten, werden door iedereen gerespecteerd. De Egyptenaren wisten echter dat de dood onontkoombaar was. Ook voor de Egyptenaren was er een hel en een hemel. Er werd alles aan gedaan om te zorgen dat men in de hemel belandde. In grafteksten ziet men vaak staan dat de dode rein is en dat de zonden zijn weggevaagd. Ze hoopten hiermee de goden gunstig te stemmen. Zo gemakkelijk kwam de dode er echter niet vanaf. Elke Egyptenaar verscheen voor het gerecht dat uit verschillende goden bestond. De dode moest dan 36 maal verklaren dat hij iets niet had gedaan. Maar hij werd niet zo gemakelijk geloofd. Zijn hart werd op een wegschaal gelegd waar het werd gewogen tegen een beeldje van de waarheid. was het beeldje zwaarder dan werd men welkom geheten in de hemel.
Van het graf, het eeuwige huis, werd heel veel werk gemaakt. Wij kennen de piramides als een wirwar van gangen met schilderingen die het leven van de dode uitbeelden. Piramides waren alleen weggelegd voor de farao's. Later werden zij in rotsgraven begraven. Maar ook de minder bedeelden maakten veel werk van hun graf. Aangezien het leven in het hiernamaals gewoon doorging werden allerlei gebruiksvoorwerpen aan de dode meegegeven. Servies om ter zijn tijd familie te ontvangen, voedsel, kleding, bedden en voor de farao's beeldjes van naakte vrouwen die moesten doorgaan voor hun bijvrouwen. De Egyptenaar was meestal zelf bij het bouwen van zijn graf aanwezig. Als hij uiteindelijk stierf, ging de familie zeventig dagen in de rouw. In die tijd werd het lijk gebalsemd. Met veel geweeklaag werd de dode dan naar zijn laatste rustplaats gebracht. Uiteraard ging het er bij de arme Egyptenaren anders aan toe. Zij weden wel gemummificeerd, maar kwamen vaak in een massagraf terecht waar nauwelijks gebruiksvoorwerpen voor het hiernamaals aanwezig waren en waar hun naam niet eens vernoemd was.
Na de bergafenis was het echter nog niet afgelopen. Sommige doden waren namelijk nogal wraakzuchtig. Zij slopen langs de goden om ziekten te verspreiden of een ander kwaad aan te richten.
Men weet heel veel over
het leven van de Egyptenaren dankzij de talrijke graven en andere gebouwen
die in de loop van de tijd opgegraven zijn. De oude Egyptenaren waren van
mening dat als een graf eenmaal gesloten was het gesloten moest blijven om
de rust van de dode niet te verstoren. Met het openen van de graven in deze
tijd duikt de legende van de vloek van de farao's die in hun rust gestoord
werden weer op.
De geschiedenis van
Egypte begint al in 5000 voor Christus Men leefde van jacht en visserij en
toen begon langzaam de dodencultus al. Omstreeks 3000 voor Christus kwam het
hyrogliefenschrift in gebruik. In deze tijd verscheen ook de eerste dynastie
der farao's. De eerste koning was Menes. Hij stelde de offerdienst aan de
goden in en ging op veldtochten uit om zijn gebied te vergroten. Egypte krijgt
in de loop der jaren niet minder dan 30 dynastieën op de troon. Tussen 2650
en 2600 voor Christus is de derde dynastie aan de macht. Koning Djoser laat
zijn graf maken van steen. Dit is het eerste geheel stenen bouwwerk en het
begin van de piramidentijd.
De vierde dynastie
begint met het bouwen van de grote piramides. Onder de vierde en vijfde dynastie
(tot 2350) bloeit het land op. Daarna gaat het echter mis. Het land krijgt
te maken met invallen van buitenaf. Het koningschap verzwakt. Pas in 1991
voor Christus, onder Amenemhet I van de 12e dynastie, breekt er weer een bloeiperiode
aan.
Tijdens de 18e dynastie
onder Amenhotep I (1524-1480) worden de piramides vervangen door rotsgraven.
Onder Amenhotep III (1413-1377) bereikt Egypte het hoogtepunt van haar macht.
Er ontstaan enorme bouwwerken onder andere in Thebe.
In 1318 komt de beroemde
Ramses II aan de macht. Hij onderneemt verschillende veldtochten maar het
rijk komt langzaam in verval. Dit weerhoudt hem er niet van grote bouwwerken
neer te zetten.
De invallen in het
land worden talrijker. In 669 verovert Assyrië Egypte.
Assurbanipal (669-632) de laatste grote koning van Assyrië (zie de
geschiedenis van Assyrië) zet een door hem uitgekozen
farao op de troon.
Assyrië maakt van
Egypte een provincie maar deze tweede wereldmacht is zelf al in verval en
in 655 worden de Assyriërs weer verdreven.
In 609 komt Necho
II aan de macht. Hij is degene, die koning Josia van Juda doodt (2Koningen
23:29). Zijn macht duurt niet erg lang want hij krijgt koning Nebukadnezar
van Babylonië (zie de geschiedenis van Babylonië)
voor zich en wordt door hem verslagen. In 587 komt farao Apries of Hofra Juda
te hulp als dit land in opstand komt tegen Nebukadnezar. Hij verleent onder
andere Jeremia asiel. Hofra's zoon wordt door de Perzen vermoord. Zij nemen
de troon van Egypte over en regeren als farao's. Dit is het voorlopig einde
van het rijk.
Egypte in de Bijbel
Egypte speelt in een
groot deel van het Oude Testament een rol. Zelfs als het gebied wordt overheerst
door Assyrië en later Babylonië speelt Egypte nog een rol. Maar de grootste
rol in de Bijbel speelt het land natuurlijk in de geschiedenis van Jozef.
In 1710 voor Christus viel de Hyksos, een gemengd volk, Egypte binnen en
nam zo'n 150 jaar lang de macht over. Het is waarschijnlijk dat Jozef in
die tijd onderkoning werd aangezien de macht geheel in handen was van buitenlanders.
De farao in die tijd was een niet Egyptische koning uit de 15e of 16e dynastie.
Net als veel andere door honger bedreigde volken kreeg Jakob toestemming
zich met zijn familie in Egypte te vestigen.
In 1570 verdrijft Ahmose I de Hyksos maar niet iedereen vlucht. Onder Amen-hotep I bloeit het land weer op. Er worden enorme bouwwerken gebouwd waarvoor men goedkope arbeidskrachten nodig heeft: de niet gevluchte Hyksos waaronder de Joden. Volgens Exodus 12:40 hebben de Israëlieten 430 jaar in Egypte door gebracht. Dit betekent dat zij tijdens de gehele 18e en een deel van 19e dynastie in het land verbleven. Dit is van ongeveer 1660 tot 1230 voor Christus. Dat betekent dat de Israëlieten ook slaven waren onder het regime van de beroemde Toetanch-Amon (1358-1349). De farao van de uittocht wordt dan, zoals we gezien hebben Ramses II (1318 - 1234), een van de machtigste farao's aller tijden.
Het wereldrijk Egypte kan zich niet meer herstellen. Een bondgenootschap met het dan ook al in verval zijnde Assyrië helpt niet veel meer. Egypte moet de macht tenslotte afstaan aan de vierde wereldmacht in opkomst: Perzië.