Nederlandstalige informatie over Bertha Dudde vonden we op de volgende 2 pagina's:
http://www.berthadudde.net"Profetisch Woord volgens de belofte in Johannes 14.21
Meer dan 9000 (negenduizend) openbaringen ontving Bertha Dudde vanaf 15 juni 1937 tot aan haar heengaan op 18 september 1965, door het "innerlijke woord". De openbaringen van de Heer die Bertha Dudde mocht ontvangen zijn gegeven in een voor iedere mens begrijpelijke taal. Ze zijn dus aangepast aan het begripsvermogen van de mensen in de tegenwoordige tijd. In de monoloog-vorm geeft de Heer ons door Bertha Dudde vele openbaringen over onze verhouding tot Hem, en over de geweldige gebeurtenissen welke in onze tijd staan te gebeuren. Daarom mogen wij ook uit overtuiging over Bertha Dudde spreken als de profetes van de eindtijd. Wie Bertha Dudde was en hoe zij leefde staat in een korte biografievermeld."
http://nl.wikipedia.org/wiki/Jakob_Lorber"Volgens Lorber hebben alle materiële zaken een geestelijke tegenhanger, wat ook heel sterk in Mayerhofens uitgaven 'Scheppingsgeheimen' en 'Levensgeheimen' naar voren treedt. In feite bestaat volgens Lorber materie niet in de zin zoals wij dat tegenwoordig verstaan. Materie is zijns inziens "gecondenseerde geest" en heeft als bestemming ooit weer te vergeestelijken.
Min of meer in dezelfde "geest" schreven nadien nog andere "zieners" of hedendaagse "profeten". Voorbeeld: de geschriften van Bertha Dudde, die in Duitsland leefde en in 1965 in Keulen overleed. Sommige teksten van haar breiden bepaalde Lorderteksten met indrukwekkende details uit. Anderen zijn Max Prantl, Anita Wolf, Max Seltmann en Carl Welkisch."
Op verzoek van vele vrienden schreef Bertha Dudde in 1953 de volgende autobiografie:
Sedert 15 juni 1937 schrijf ik de door het "innerlijke woord" ontvangen boodschappen neer. Om tegemoet te komen aan een herhaald verzoek van vrienden van de nieuwe openbaringen, wil ik een korte verklaring geven over de ontvangst van de openbaringen alsook een beschrijving van mijn levensweg en persoonlijke omstandigheden. Op 1 april 1891, als een na oudste dochter van een kunstschilder te Liegnitz, Silezië, geboren, had ik met mijn zes broers en zussen een harmonische jeugd in ons ouderlijk huis. Al vroeg leerde ik de zorgen kennen om het dagelijkse bestaan, en de wens mijn ouders daarbij te helpen bracht mij ertoe mijn voorliefde om kleren te maken in praktijk te brengen en daarmee geld te verdienen. En omdat de geldnood van mijn ouders aanhield en daarmee ook de zorg, maakte ik mij tot op het laatst nuttig voor de familie.
Mijn ouders behoorden ieder tot een ander kerkgenootschap, mijn vader was protestant, mijn moeder katholiek. Als kinderen werden wij katholiek opgevoed zonder dwang of gestrengheid voor wat betreft het uitoefenen van kerkelijke plichten, waardoor elk kind voor zich later in volledige vrijheid een zelfgekozen geloofsrichting kon inslaan. Zelf was ik wel godsdienstig maar kon mij niet ten volle onderwerpen aan de leerstellingen van de katholieke kerk, hoewel ik de kerk achtte. Toch was het mij niet mogelijk naar buiten uit te dragen waar ik innerlijk niet geheel van overtuigd was. Ik ging dus niet meer naar de kerk, hoorde geen preek en wist niets over de bijbel. Ook las ik geen godsdienstige of wetenschappelijke boeken en ik voelde mij niet geroepen mij aan te sluiten bij enige sekte of geestesrichting. Wie bekend is met de katholieke geloofsleer begrijpt in welke gewetensnood iemand raken kan, die zich van haar wil losmaken. Deze problemen zijn mij dan ook niet bespaard gebleven, maar ondanks alles bleef in mij de vraag overeind; waar is de zuivere waarheid te vinden?
Bij het bidden van het Onze Vader heb ik vaak gesmeekt dat de Heer mij Zijn rijk toch mocht doen vinden, en dit gebed is verhoord geworden. Dat was op l5 juni 1937. Ik bad en lette op mijn innerlijk, ik bleef helemaal stil. Vaak verkeerde ik in deze toestand en dan overkwam mij een wonderlijke vrede en kwamen er in de omgeving van mijn hart gedachten naar boven. Niet in het verstand maar in het hart ontving ik troost en kracht.
Maar nog besefte ik niet dat die gedachten mij "gegeven" werden. Tot een vreemde belevenis in een droom, die later op waarheid bleek te berusten, mij aanleiding gaf deze gedachten op te schrijven. En zo luisterde ik ook op deze gedenkwaardige dag in mijn binnenste en toen kwam er heel helder en duidelijk een rij woorden die ik opschreef. Het was het eerste hoofdstuk dat aan mij werd gegeven en begon met de woorden: "In den beginne was het Woord. Een Te Deum van de Schepper van Hemel en aarde!".
Daarna kwamen de twijfels: heb ik dat uit mijzelf geschreven? Daarover heb ik geworsteld, gebeden en veel innerlijke strijd beleefd, maar steeds opnieuw kwamen de woorden als een grote stroom en van een wijsheid waarvoor ik huiverde. God nam Zelf de twijfels van mij weg, Hij gaf mij antwoord en ik herkende Hem in Zijn woord als onze Vader. Mijn geloof nam toe en de twijfel verminderde, en ik ontving en schreef dagelijks.
De inhoud van de boodschappen gingen boven mijn bevattingsvermogen uit. Nog nooit gehoorde of gelezen uitdrukkingen, anders talige of wetenschappelijke benamingen en aanwijzingen vloeiden mij onophoudelijk toe. En dan nog de tot nog toe nooit vernomen liefdesbetuigingen van de Hemelse Vader; zij vormden een toevlucht en verduidelijking van alle vragen des levens.
Het tot mij komen van het woord geschiedt bij mij als volgt:
Na innig gebed en een korte concentratie luister ik naar m'n innerlijk en dan volgen helder geformuleerd de gedachten. Afzonderlijk en duidelijk vloeien de woorden één voor één, steeds met het doel deze op te schrijven, drie of vier achter elkaar, vergelijkbaar met het geven van het weersbericht door de radio. Langzaam, zo dat ik het met schrijven makkelijk bij kan houden, vormt zich zinsdeel na zinsdeel. Ik schrijf de woorden stenografisch op zoals bij een dictaat, zonder in gedachten of constructief daarbij betrokken te zijn. Ik ben daarbij niet in een soort trancetoestand en maak ook niet zelf de zinnen. Ik ontvang de woorden achter elkaar zonder tijdens het schrijven hun samenhang te begrijpen.
Na dagen, ja veelal pas na weken vertaal ik het stenogram in netschrift zonder het van te voren door te lezen, zonder daaraan iets te veranderen of toe te voegen. In geen geval probeer ik de zin van de boodschap uit te werken of te stileren. De tijdsduur van zo'n dictaat bedraagt ongeveer een half uur. Met nadruk wil ik er op wijzen dat dit proces geen dwang verdraagt, noch in extase gebeurt. Alles voltrekt zich nuchter en eenvoudig zonder een inbreng of beïnvloeding van de eigen wil. Steeds kan ik het dictaat onderbreken en na uren of zelfs na dagen, midden in de afgebroken openbaring verder schrijven.
Zonder de mij eerder gegeven woorden doorgelezen te hebben wordt de boodschap mij dan vloeiend verder gedicteerd, en mijn wil staat los van iedere dwang. Wat ik wil is God te dienen en te mogen doen wat naar Zijn heilige wil is. Ik mag zeggen dat ik als een beginneling in de Goddelijke waarheid ingeleid ben, met begrippen die mij in elk opzicht vreemd waren of vreemd voorkwamen.
Pas na jaren vond ik de bevestiging van deze, van Boven ontvangen openbaringen. Ik kreeg literatuur in handen van de Profeet Jakob Lorber (Oostenrijkse mysticus (Stiermarken)) Niemand zal kunnen begrijpen hoe gelukkig ik was met deze lectuur, met het grote Johannes Evangelie en de Jeugd van Jezus. Nu pas besefte ik dat het woord van de Heer ook aan anderen werd gegeven, dat God de Heer in alle tijden tot Zijn "kinderen" heeft gesproken en ook verder zal spreken omdat de oneindige liefde en het erbarmen van de Vader niet anders kan.
Bij Jakob Lorber hervond ik wat mij voordien was gegeven. Vaak was het woord voor mij onbegrijpelijk, maar liefdevol gaf de Hemelse Vader mij de verklaringen. Wonderlijk waren de ervaringen en voorvallen die per stuk niet te tellen zijn, die echter keer op keer getuigen van de onvoorstelbare minzaamheid en mildheid van de Vader.
Door een gemis aan algemene ontwikkeling voelde ik mezelf als een ongeschreven blad. Geldnood en gebrek aan tijd weerhielden mij ervan goede boeken te kopen of lezingen te bezoeken, en Mijn leven bestond uit zware arbeid van vroeg tot laat. Desondanks ontving ik dagelijks deze kostelijke geschenken van geestelijke waarde, zonder echter te weten voor wie ik ze eigenlijk ontving. Dat ik de boodschappen van Boven zonder kritiek aannam zal wel verband houden met mijn totale onwetendheid omtrent de bijbel en de katholieke leerstellingen of geschriften. Naar mijn huidig inzicht denk ik dat een katholiek of protestant wiens kennis in dogmatische leerstellingen is verankerd, te zeer op deze dogma's gericht is om zonder kritiek of voorbehoud de woorden van de nieuwe openbaring op te nemen en deze in zich rijp te laten worden.
Toch blijken er in de wetenschap op meerdere gebieden personen te zijn, die met toenemende belangstelling kennis nemen van deze openbaringen en daarover discussiëren. Hun belangstelling gaat niet alleen uit naar de onweerlegbare uiteenzettingen over het ontstaan van de materie en haar mogelijke ontbinding, maar betreft ook de grondslagen van de dwaalleren van verschillende religieuze systemen en kerkgemeenschappen. In de door mij ontvangen boodschappen wordt duidelijk gemaakt waaruit de dwaling bestaat, en van ons allen wordt gevraagd dwaalleren als zodanig aan te wijzen waar de gelegenheid zich voordoet.
Het staat een ieder vrij de woorden van de Heer ter harte te nemen, wie echter de Geest achter de Vaderlijke woorden begrepen heeft en er niet naar handelt vergroot de afstand tussen zichzelf en zijn Hemelse Vader. Wie de vermanende woorden van liefde niet opvolgt plaatst zich automatisch onder de wet, en hij zal ook onvermijdelijk in die mate van genade verstoken blijven als waarin hij het Goddelijke gebod van de liefde minacht.
Door de genade van God wordt het evangelie opnieuw de mensen verkondigd, en er wordt met nadruk gewezen op het doel van het bestaan als mens. Zodanig probeert de erbarmende liefde van God te redden wie zich nog laat redden, vóór de grote kentering die waarlijk komt. Het is de tijd waarover alle zieners en profeten van alle tijden hebben verkondigd; de eindtijd, welke nu is aangebroken.
In mijn aantekeningen wordt door de Heer onder Zijn kinderen geen onderscheid gemaakt. "Komt allen tot Mij" luidt Zijn lokkende roep, en gezegend is hij die Zijn woorden hoort en Hem volgt. Want God heeft Zijn "kinderen" lief en Hij wil hen allen gelukkig maken, ook wanneer ze niets van Hem willen weten.
Opgetekend de 22 november 1953
Getekend Bertha Dudde
Met toestemming overgenomen van:
http://www.berthadudde.net/