Er zijn vier torens die alle vier een eigen windrichting hebben in een droog land. De wezens die daar wonen hebben erge dorst. In elke toren woont een monster die je moet verslaan. Je enige wapen is een slinger, een soort ketting, die je activeert door ‘n’ voor te stellen. Elke keer nadat je een monster hebt verslagen komt er een waterput in de desbetreffende windrichting vrij die dat deel van water voorziet. Zijn alle vier waterputten opgericht, dan krijg je doorgang tot een tweede land, met dezelfde opzet, alleen de monsters zijn daar moeilijker. Wel krijg je daar een extra wapen, de hakspeer, die je door ‘s’ voor te stellen kunt gebruiken. Ook kan het helpen een extra cursor voor te stellen in het gevecht, om je wapen doelgericht te gebruiken. Gebruik ‘b’ om je schild te gebruiken. In dit land wonen geen wezens meer, alleen de monsters, en die hebben in het verleden de wezens opgeslokt. Als je een monster hebt verslagen zet je tegelijkertijd de wezens vrij. Als je een monster hebt verslagen dan verandert hij in goudstukken. Met die goudstukken moet je naar het midden van het land gaan, waar een mannetje in een huisje zit. Geef de goudstukken aan het mannetje, zodat hij de waterput van het desbetreffende deel in werking zet. Als alle vier de waterputten in werking zijn gezet dan zal de koning van de wezens tot je komen om je een hartje te geven en een zwaardje. Met het hartje kun je met engelen communiceren, en met het zwaardje kun je snel monsters verslaan. Dan leidt de koning je tot een geheim poortje waardoor je toegang krijgt tot het land van engelen en monsters.