Nuls Bioscoop De Groene Verlichting Bevroren Dromen 7 oktober 2007

Biologische Techno Fantasy Thriller !

De Groene Verlichting Bevroren Dromen

Hoofdstuk 1. De verandering

Hoofdstuk 2. De schuilplaats

Hoofdstuk 3. De Laser

Hoofdstuk 4. De Staatsgreep

Hoofdstuk 5. Geb



Hoofdstuk 1. De verandering


In een zaal stond hij, de grote boom. Het was volle maan, en hij was tot leven gekomen, kijkende over de blauwe aarde. Het was als het land van de blauwe zon. Een grote hond stond naast hem. Als het morgen zou zijn, zou hij weer onbeweeglijk staan als de grote boom. Hij sprak ook andere bomen toe, die tot leven waren gekomen. De fee van de maan stond erbij. Ze had haar toverstokje goed vast. Ze wist dat als de morgen zou komen, dan zouden de bomen niet meer kunnen spreken, en niet meer kunnen bewegen. En dan zou zij weer moeten terugkeren naar de maan. Het was een blauwe maan, en die verscheen niet eens zo vaak. Vaak was hij verdwenen achter duistere wolken. De grote boom nam het woord, en sprak de menigte toe. Het waren woorden van grote ernst. Hij sprak dat over een tijdje de planeet in de cirkel en het magnetische veld van de zwarte zon terecht zou komen, en dan zouden ze voor altijd tot leven komen. De bomen zagen erg naar dat moment uit, en dan zou ook de fee van de maan tot hen kunnen komen zo vaak ze wilde. Er was echter nog één gevaar wat hen in de weg stond, en dat was de heks Sausibir. Zij zou er door haar krachten in kunnen slagen de planeet in een andere zonnencirkel te brengen. Dit was een magnetische cirkel rondom de zon Misfamen. Als de heks erin zou slagen, dan zouden de bomen nooit meer tot leven kunnen komen. De heks wilde de bomen gebruiken om haar kasteel mee uit te bouwen.Maar als de zwarte zon haar zou verslaan, dan zouden de bomen langzaam veranderen in nieuwe wezens die konden bewegen en spreken. De grote boom was in ernst, en ze waren allemaal nog erg bang, want de heks was zeer krachtig. De fee opende een boek, en sprak : 'In onze boeken staat dat de heks Sausibir op zoek is naar een groene toverstaf die in het middelpunt van de planeet zou liggen. Als ze die staf heeft gevonden, dan zal ze in staat zijn de planeet in de cirkel van de boze zon Misfamen te krijgen.' Een andere boom kwam naar voren, en keek heel ernstig en wijs.
Een jongen schrok wakker. Wat had hij toch vreemd gedroomd. Hij had een vreemde ziekte, waarin hij vaak flauwviel, en vaak kon hij moeilijk praten. Ook had hij vaak last van verkrampingen, en dan kon hij zich vaak niet bewegen. De artsen zeiden dat hij de boomziekte had, maar veel was er niet over bekend. De jongen had een obsessie als het op bomen aankwam. De volgende nacht had de jongen weer dezelfde droom, en er kwam een fee aan zijn bed of hij hen wilde helpen. Maar de jongen geloofde niet in feeen. Toen hij het aan zijn artsen vertelde moesten ze een beetje grinniken. Nacht na nacht kwamen de dromen terug, en zelfs overdag verschenen er feeen aan hem. Hij werd er erg moe van, en dacht dat hij gek aan het worden was. De artsen besloten om hem door te verwijzen naar een psychiater, die hem vertelde dat het inderdaad een geestesziekte was. Misschien hoorde het wel bij de zg. boomziekte die hij in de loop der jaren had ontwikkeld. De jongen kon niet meer naar school, en het was voor hem ook moeilijk geworden om buiten te komen. Hij kon niet tegen licht.
Op een dag toen de jongen de krant las, las hij over een nieuw schoonmaakmiddel dat op de markt was gebracht, genaamd Misfamen. 'Verrek,' zei de jongen tegen zichzelf. Het was de naam van de boze zon uit zijn dromen. 'Ach, het zal wel toeval zijn,' dacht de jongen bij zichzelf. Na een tijdje werd het merk uit de handel gehaald, en wel om een paar redenen. Het bleek zeer milieu-onvriendelijk te zijn. Mensen en dieren zouden er ziek van worden, en de fabrikant was in het nieuws gekomen, vanwege een moord. Na een tijdje begonnen de dromen van de jongen minder te worden, en de feeen verschenen minder vaak. De psychiater was erg tevreden. Ze hadden hem een middel gegeven genaamd Sausibir. Het scheen ook erg goed te werken tegen depressies, en het middel werd erg bekend. Ook het schoonmaakmiddel Misfamen werd weer volop verkocht, omdat onderzoek aangaf dat het middel absoluut niet milieu-onvriendelijk zou zijn. De fabrikant die verdacht was van moord was inmiddels weer vrijgesproken, omdat er geen enkel bewijs tegen hem was. Steeds meer begon de jongen de vreemde dromen en feeenverhalen te vergeten, daar ze nauwelijks nog in zijn leven voorkwamen. Ook begon de jongen verbeteringen te tonen op lichamelijk vlak. Hij kon zich beter bewegen, en viel nauwelijks nog flauw. Het was alsof de epileptische neigingen die hij had steeds meer en meer op de achtergrond kwamen, en na een tijdje kwamen ze helemaal niet meer voor. Ook het praten ging beter en beter, en al snel kon hij weer naar school. Over de boomziekte werd niet meer gesproken. De jongen verloor zijn obsessie voor bomen, en werd manager in een hoge functie bij één of ander bedrijf. Dit bedrijf produceerde allerlei soorten medicijnen in verschillende zout-
verbindingen. De zouten zouden mensen weer energie geven, en zouden hun angst voor falen wegnemen, en hun denkvermogen vergroten. Het ware nieuwe zout-verbindingen ontstaan uit jaren lange experimenten in laboratoria. Het middel werd gemaakt van elementen gewonnen uit de zeedieptes en de aarddieptes, en was een groots project. Eén van die middelen heette 'de groene staaf,' en was het allersuccesvolste. Het bleek ook goed te helpen bij slaapproblemen. De jongen verdiende erg goed, en woonde in een groot landhuis.Op een nacht had hij weer een droom, na een zeer lange tijd. Ditmaal ging het over groene mensachtige wezens die in een kamer diep onder de aarde leefden. Ineens kwam er een zwarte hond binnenrennen, en de kamer werd groter en groter, en begon zich in meerdere kamers te verdelen, terwijl de zwarte hond door de kamers begon te rennen. Hij vond dit maar een vreemde droom, en probeerde het weer te vergeten. Maar op een dag werd er op zijn deur geklopt. Het was een oude en arme vrouw die voor hem stond. Ze vroeg hem of hij het allemaal nog herinnerde. Hij wist niet waar ze het over had. 'De feeen, de bomen,' sprak ze. Daar wilde hij het niet over hebben, en deed de deur voor haar dicht. Maar weer klopte ze aan, en ditmaal zeer indringend. Het leek alsof hij weer duizelig werd, en alsof alles nu zo dichtbij kwam. Hij rende naar boven en greep naar z'n buik. Al snel begon hij over te geven, en kwam er allemaal groen spul uit z'n mond. Wat gebeurde er toch allemaal. Hij greep naar de telefoon om zijn arts te bellen. Na een tijdje kwam deze bij hem aan. Hij lag inmiddels op de grond. De arts voelde zijn pols. Hij moest snel in het ziekenhuis opgenomen worden. De artsen waren bang dat de boomziekte aan het terugkomen was, en ditmaal leek het erger dan ooit te voren. De jongen raakte in coma, en vocht dagenlang voor zijn leven. Na een paar weken kwam hij weer lichtelijk bij, en vertelde over de arme oude vrouw. De artsen vroegen hem of hij dat gedroomd had, of dat het echt was. Hij was ervan overtuigd dat het echt was. Maar hoe wist de vrouw over zijn dromen ? Misschien was er wel informatie uitgelekt. En hoe kon het dat alles ineens weer was teruggekomen ? De artsen wisten het niet, maar brachten het niet in verband met de vrouw. Ziektes konden soms gewoon terugkeren. De jongen voelde zich erg zwak, en hij moest naar een rustoord in het bos om bij te komen. Toen hij daar aankwam schrok hij. De arme, oude vrouw woonde daar ook. Ze deed net alsof ze hem niet kende, maar de jongen werd erg nieuwsgierig. Nadat hij de maanden die erop volgden weer een beetje op krachten was gekomen probeerde hij haar aan te spreken. Hij kwam haar eigenlijk alleen maar tegen bij de maaltijden, en soms op de gang, maar ze spraken niet met elkaar. De vrouw deed alsof ze van niets wist, maar de jongen hield aan. De jongen ging erg aan zichzelf twijfelen, en begon zich ook van zijn lotgenoten steeds meer terug te trekken. Maar op een dag werd er op z'n kamer geklopt. Toen hij opendeed was het de oude arme vrouw. Ze had een boek voor hem. Het was een boek over geestesziektes. Toen ze weg wilde lopen riep de jongen haar na. Maar ze keerde niet meer om. Hij deed de kamerdeur weer dicht en begon te lezen. Maar na een tijdje klapte hij het boek weer dicht. Hij kon zich niet concentreren. Hij besloot het voor een tijdje in zijn la op te bergen.

Het was herfst. De kleuren van de bomen waren zo mooi. Hij keek vaak naar buiten, en kwam erdoor tot rust. Eigenlijk herinnerde hij zich steeds minder over vroeger. Ook probeerde hij zo min mogelijk na te denken over zijn ziekte, en probeerde hij zoveel mogelijk van het leven te genieten. Hij hield van de rust, van zijn kamer. De andere lotgenoten hadden allemaal hun eigen leven. Soms kwam er weleens bezoek, maar dat had hij liever niet. Door zijn ziekte kon hij bijna niet naar buiten, daar het licht hem teveel pijn deed. Hij was gelukkig zoals hij was, omdat hij geleerd had er genoegen mee te nemen en er uit probeerde te halen wat hij kon. Hij probeerde niet teveel na te denken, omdat hij dacht dat dat toch niets zou oplossen of zou aanvoegen. Na een paar jaren ging het rustoord dicht en zouden de patienten moeten verhuizen naar een ander rustoord dichtbij zee. Ook hier had de jongen het erg naar z'n zin. In de verte hoorde hij soms de zee ruizen. Er was een klein bos dichtbij waar hij weleens ging wandelen. Het leek alsof de zee op de achtergrond een goed en genezend effect op hem had. Op een dag toen hij weer eens met een begeleider in het bos was, vond de begeleider een vreemd langwerpig groen staafje op de grond. Het was buigbaar en het glimde heel speciaal. De jongen glimlachte. De begeleider gaf het aan de jongen. Het leek wel alsof het staafje licht gaf. De jongen besloot het staafje mee te nemen naar zijn kamer. Aangekomen legde hij het staafje op zijn nachtkastje. De begeleider had hem netjes naar zijn kamer gebracht en zou nu met iemand anders naar het bos gaan. De jongen hield erg veel van die begeleider. De begeleider was erg goed voor hem, en deed eigenlijk nooit moeilijk, en stelde ook nooit geen moeilijke vragen. De begeleider begreep de jongen erg goed.
Midden in de nacht werd de jongen wakker. Het groene staafje gaf erg veel licht af, en begon te kronkelen : 'Zeg Pedro, zeg Pedro,' zei het staafje. 'Dat had je niet gedacht, hè, dat ik ooit nog eens tegen je zou praten.' En toen hield het staafje zich een hele lange tijd stil. De jongen raakte erg in paniek. Hij rende van zijn kamer af naar het begeleidershokje toe, waar de nachtdienst zat. 'Ik begin gek te worden,' riep de jongen. De nachtdienst liep naar hem toe, en probeerde hem te troosten. 'Ga eens even zitten, Pedro, en vertel me eens heel rustig wat er gebeurd is.' Pedro ging zitten, en begon te vertellen. Ineens kwam het staafje naar binnen kronkelen, en Pedro gaf een gil. 'Daar is het, daar is het,' gilde hij. Maar de nachtdienst zag niks. 'Pedro, waar heb je het over, er is hier niets,' zei de nachtdienst. 'Zie je,' zei Pedro, 'ik ben echt gek aan het worden.' Maar de nachtdienst begon hem te troosten. 'Ach, Pedro, iedereen verbeeldt zich weleens wat. Dat hoort nu eenmaal bij ons. Iedereen vergist zich weleens.' Na een tijdje strompelde Pedro weer langzaam terug naar z'n kamer en ging weer slapen. De volgende morgen was alles erg beklemmend. Een man die Pedro niet kende kwam binnen, samen met een mevrouw. 'Pedro, we hebben besloten je over te laten plaatsen naar een oord waar je nog beter tot rust kunt komen. Het is een paar straten verder, en iets dieper in het bos.' Pedro vond het wel een goed idee, maar toen hij daar aankwam schrok hij wel even. De patienten leken wel op apen, en het leek hem hier helemaal niet rustig. Ze gilden, bewogen heel snel en vreemd, en keken raar uit hun ogen, alsof ze Pedro elk moment konden bespringen. Maar de man en de mevrouw zeiden dat Pedro gewoon moest doorlopen. Ze moesten door een hele lange gang, die in een bocht liep, en kwamen na een tijdje lopen in een andere zaal. Er zaten hier wat gehandicapten, en Pedro vroeg zich af of hij hier wel moest wezen. Maar de reis was nog niet ten einde. Ze moesten achter de zaal linksaf slaan, en weer moesten ze door een lange gang die in een bocht liep. Wat een reusachtig groot en uitgestrekt gebouw was dit, en het was hier verderop steeds rustiger aan het worden. Helemaal aan het eind van de gang was nog een klein halletje dat leek op een magazijn. Achter het halletje was een huiselijke kamer waar een wat oudere man een pijp rookte. 'Dag Pedro,' zei de man, 'fijn dat je bent gekomen. Ze hebben me al over jou verteld.' De man scheen dezelfde ziekte als Pedro te hebben, maar worstelde nog steeds met de vraag of het echt was, ja of nee. De man had ook vele dromen en verschijningen gehad, en allerlei andere dingen die achteraf verbeeldingen bleken te zijn. Of waren het geen verbeeldingen ? Pedro had geen zin om daar over te praten. Pedro wilde alles vergeten wat er was gebeurd. En de man respecteerde dat direkt. Het was geen snelle prater, en Pedro hoopte dat hij hier goed tot rust kon komen. Achter de kamer was nog een klein halletje met een paar kamers, waarvan één kamer voor Pedro was. De kamer had een prachtig uitzicht op het bos. Er waren zoveel bomen waar Pedro naar kon kijken. Ook was er een deur naar buiten, maar Pedro wilde voorlopig niet naar buiten. Er woonde hier ook nog een andere vrouw, maar die was op dat moment een tijdje logeren bij familie. De man deed niet veel. Hij zat alsmaar in z'n stoel, en ging pas 's avonds laat naar z'n kamer. Er was een bel in de kamer van Pedro waarmee hij begeleiding zou kunnen krijgen wanneer hij dat wilde.De artsen hadden besloten Pedro weer Sausibir als medicijn te geven. Maar dit keer reageerde Pedro er helemaal verkeerd op. De wanen werden erger en erger, en al snel wilde Pedro niet meer leven. De artsen besloten maar helemaal te stoppen met het middel voor Pedro, en na het falen van nog wat andere middelen kwamen ze erachter dat Pedro overgevoelig was geworden voor medicijnen. Rust was gewoon het belangrijkste voor nu. Soms kwam de begeleiding nog even kijken of het allemaal goed ging, en ja hoor, het ging steeds beter toen Pedro met de middelen was gestopt. Maar voorlopig wilde hij niet naar buiten. Hij zat vaak op z'n kamer. Het corveeen ging goed. Pedro kon goed afwassen en zou nu ook voor het eerst op deze afdeling schoonmaken. Toen hij naar het schoonmaakhok liep en de deur opende zag hij het middel Misfamen staan. Pedro schrok. Maar herstelde zich snel, en mengde het met wat water. Het was een zuiver natuurprodukt, gemaakt van middelen die gewonnen waren uit de aarddieptes en zeedieptes. Gelukkig hoefde Pedro niet vaak schoon te maken, en soms deed Pedro het gewoon met afwasmiddel of zeep.
Na een tijdje kwam de vrouw terug van het logeren en maakte kennis met Pedro. Ze was een overspannen geraakte botanicus, en had veel verstand van bomen. De vrouw was bezig geweest met een experiment om de bio-
electriciteit van bomen voor allerlei dingen te gebruiken, en bij het laboratorium waar ze werkte hadden ze het zelfs voor elkaar gekregen om voertuigen te laten rijden op boom-energie. Op een bepaalde wijze raakte Pedro diep geinteresseerd in haar verhalen. En ook de man vond het fijn om naar haar te luisteren. Ze had een erg rustgevende stem, en al snel was Pedro dikke vrienden met haar. Pedro durfde haar niet zoveel over zichzelf te vertellen, en gelukkig vroeg de vrouw daar ook niet naar. Ze had wat apparaatjes meegenomen met celletjes erin die op een soort kaartje zaten, en die vingen de boom-energie dan op. Samen met de vrouw ging Pedro weleens naar buiten. Het was altijd erg rustig in het bos. De vrouw vertelde hem ook over robotten die op boom-energie liepen. Op een dag nadat ze weer even een tijdje bij familie had gelogeerd nam ze er één voor Pedro mee. Het was een geschenk voor hem. Pedro kon zijn ogen nauwelijks geloven. De robot kon van alles doen, en je kon er zelfs een gesprek mee voeren. Het werd Pedro's beste vriendje, en al snel knapte Pedro erg op. Velen merkten hoe hij aan het veranderen was, en hij begon ook wandelingen met de robot te maken.De vrouw legde Pedro veel uit over hoe zo'n robot werd gemaakt, en na een tijdje werden er ook steeds meer van zulke robotten gebruikt. Het idee sloeg erg aan. Het bleek dat het gebruik van boom-energie erg goed was voor de bomen zelf, en voor het milieu. Ook bleek de boom-energie erg goed en genezend te zijn voor het functioneren van het lichaam. En al snel werden er bij sommigen kleine capsules ingebouwd die boom-energie opvingen en gebruikten ter ondersteuning van het lichaam. Maar er kwam ook concurrentie op de markt. Zo bleken er ook al apparaten te zijn die op bloem-energie werkten, wespen-energie, spinnen-energie, vliegen-energie en zelfs lever-
energie. Telkens merkten ze dat de energieen die gebruikt werden weer een voorspoedig effect hadden op hetgeen waarvan die energie was. Elke energie had z'n eigen frequentie, en kon door de instel van de juiste frequentie door een tuner makkelijk afgetapt worden. Zo begon men met allerlei natuur-electriciteiten te experimenteren en ze ook koppelend te gebruiken. En door de koppels kwamen er weer hele speciale energieen vrij, als een soort van positief bijprodukt. Pedro was erg enthousiast en schoolde zichzelf goed op deze gebieden, met name ook door de tussenkomst van de vrouw op z'n afdeling.
Op een dag kwam de vrouw aanzetten met een robot die op haaien-
electriciteit werkte. De robot kon zwaar werk verrichten en werd vaak ingezet voor de bouw van huizen en gebouwen. Pedro was erg enthousiast, en niet lang daarna had Pedro zelfs een klein voertuigje dat op haaien-energie werkte. In de ziekenhuizen kende men inmiddels de implantaten die op haaien-energie werkten. Vooral hen die om enige reden verlamd waren hadden veel baat bij deze apparaatjes. Pedro was erg trots op de dingen die hij inmiddels zelf kon maken, maar op een nacht had hij een erg akelige droom. In die droom werd hij bezocht door de heks Sausibir, die op hem begon te schelden. Even dacht hij dat alles fout ging, ook toen hij de volgende dag wakker werd, en een zwarte planeet boven het bos buiten zag hangen die alles scheen te verduisteren. Hij dacht dat hij het zichzelf weer allemaal verbeelde, en dacht ook dat het wel weer weg zou gaan als hij door zou gaan met het ontwikkelen van de natuur-technologie. Maar niets was minder waar. Ook anderen hadden de zwarte planeet gesignaleerd, en de duisternis ging niet weg. Wetenschappers zeiden dat het een zwarte zon was die zo'n sterke magnetische straling had dat de planeet vanaf nu om deze zon zou heentrekken. Er was veel paniek, want men zei dat het electrisch veld van deze zon de aarde zou aantasten en ook het leven op aarde. Velen begonnen een soort virus te vertonen dat het zwarte boom-virus heette. Het virus zou de hersencellen aantasten en waanideeen brengen, als een soort van geestesziekte. Maar niet alleen dat, want ook het lichaam zou heel langzaam aftakelen onder de ergst mogelijke pijnen. Pedro was bang. Een groot deel van de bevolking was al door het virus aangetast, min of meer, en er was nog geen technologie of medicijn tegen opgewassen.
Er was iets in Pedro geknapt. Vele mensen gingen naar het ziekenhuis voor onderzoek. Achteraf scheen het mee te vallen, en werden wel degelijk mensen weer genezen, maar de duisternis bleef door de zwarte planeet, en er waren inmiddels velen door het virus omgekomen. Het leek wel alsof de aarde z'n scherven opraapte om door te gaan met dat wat overgebleven was. Na een korte tijd van herstel en opleving sloeg het virus opnieuw toe, harder dan ooit. De aarde werd naar de zwarte zon toegezogen, meer en meer, alsof het al cirkelend in de zwarte zon zou verdwijnen, zou oplossen. Zij die overgebleven waren, waren moe, en leden aan ernstige pijnen en aftakelingen. Het aardoppervlak was heter dan ooit tevoren.
Plotseling schrok Pedro wakker. Het was allemaal maar een droom. Het was net voordat de vrouw van de afdeling terug zou komen van het logeren bij familie. Pedro had zich er een beetje druk over gemaakt, omdat hij bang was dat het misschien niet zou klikken, en eigenlijk was hij ook erg nieuwsgierig. Nu zou hij haar dan ontmoeten. Ze bleek heel anders te zijn dan in z'n dromen. Ze leek veel ouder, en was ook veel rustiger. Pedro had niet echt het gevoel dat hij contact met haar kon maken. Ze zei niet veel. Pedro vond het achteraf wel best zo. Geen vreemde technologieen, geen robotten, en geen zwarte zonnen die het leven op aarde onveilig zouden maken.


Hoofdstuk 2. De Schuilplaats

Pedro was bang geworden om te slapen. Als hij niet nog een keer zo gek zou dromen. Gelukkig was het de nachten erna erg rustig. Totdat hij op een nacht droomde over een zwarte hond die als door de ramen van zijn hoofd binnenkwam. Peter was stijf van de schrik, en kon zich niet bewegen toen hij wakker was geworden. Na een lange tijd kwam er een begeleider binnen die hem probeerde te troosten. Pedro kon maar moeilijk praten. De begeleider gaf hem een kopje water. Heel langzaam begon Pedro weer een beetje bij te komen. De begeleider vond het erg naar voor Pedro, maar moedigde hem aan om het weer te vergeten, en om door te gaan met z'n leven. De spanning omtrend de vrouw was nu voorbij, omdat hij nu wist wie en wat ze was. Pedro hoopte dat er voorlopig geen nieuwelingen zouden komen. Hij merkte bij zichzelf dat hij steeds moeilijker tegen veranderingen kon. Het leek wel alsof elke verandering, hoe klein ook, z'n hart omdraaiden in z'n borstkas.
Pedro kon het goed vinden met z'n begeleiders. Nog steeds ging hij weleens met ze wandelen. Voor het eerst zou hij op een avond met een begeleider naar zee gaan. Hij verheugde zich er erg op. Als kind hield hij altijd al erg veel van de zee. De zee was erg rustig die avond, en ze maakten een lange strandwandeling. Plotseling draaide de begeleider zich naar pedro toe, en het leek alsof hij het gezicht van een zwarte hond had. Pedro schrok, maar dacht direkt dat het kwam omdat het al donker was. De begeleider pakte Pedro's hand vast, en er ging een rilling door Pedro heen. 'Pedro,' zei de begeleider, 'ik moet je wat vertellen. Ik ken je nu al geruime tijd, en ik vind dat je er erg op vooruit bent gegaan. We zijn nu bij de zee, en alles gaat goed. Je hebt geen last van wanen.' Pedro glimlachte. Die begeleider moest eens weten, maar goed, er was mee te leven, en Pedro hoefde het ook niet erger te maken dan het was. Toen haalde de begeleider een klein beeldje uit zijn zak. Het was een zwarte hond die op een soort schatkist zat. Pedro dacht even dat hij flauw zou vallen, maar liet de man uitpraten. 'Dit is voor jou. Ik weet dat je laatst over een zwarte hond hebt gedroomd, de nachtmerrie, maar misschien zal dit je helpen. Waarom besluit je niet om er positief tegen aan te kijken ? Dromen horen ook bij het leven, en zelfs wanen. We wanen allemaal wel eens wat. Probeer er gewoon op een goede manier mee om te gaan. Zo van : 'okay, ik heb over een zwarte hond gedroomd. Er is niks verkeerds met een zwarte hond op zich.' Zet het gewoon op je nachtkastje en leer het accepteren.'
Maar ineens werd Pedro onwel. En een verschrikkelijke angst beklom hem. 'Nee,' schreeuwde hij in paniek, 'nee.' De begeleider wist direkt dat het allemaal te ver voor Pedro was gegaan. Het was teveel voor hem. Pedro rende weg, en de begeleider rende achter hem aan. 'Doe dat ding weg,' gilde Pedro. 'Ik kan er niet tegen.' De begeleider kon nu niet meer zeggen dat Pedro maar met z'n angst voor zwarte honden moest leren omgaan. Dat werkte simpelweg niet bij Pedro. Hard rende Pedro terug naar de afdeling. Een andere begeleider ving hem op, en Pedro vertelde hem het verhaal. Na een paar dagen hoorde Pedro dat de begeleider die hem het beeldje wilde geven was ontslagen. Pedro vroeg zich af waarom. Hem werd verteld dat het een religieus beeldje was uit Egypte. En dat was ongeoorloofd op de afdeling. Er stond duidelijk in de regels dat de begeleiders ten eerste geen religieuze dingen aan patienten mochten opleggen, en ten tweede mochten ze geen persoonlijke cadeautjes geven. Er was ook nog een derde reden waarom de man was ontslagen. De patienten mochten niet geconfronteerd worden met hun angsten. De patienten moesten afgeleid worden en beschermd, zo was de therapeutische benadering. Pedro vond het aan de ene kant te ver gaan, dat deze begeleider daarom was ontslagen, en had spijt dat hij het doorverteld had, maar aan de andere kant voelde Pedro zich bedreigd, ook al bedoelde de man het goed. Pedro zocht bescherming, en die had hij op deze manier dubbel en dwars gevonden.
De opvolger van de desbetreffende begeleider was een vrouw. Pedro kon erg goed gesprekken met haar voeren, en die gesprekken gingen nogal diep. De vrouw was lid van een religieuze beweging die 'De Groene Verlichting' heette. Dat was een beweging die geloofde dat de bomen de aarde zou overnemen, de plantegroei, en dat de aarde weer geheel plantaardig, botanisch, zou worden, alle levende wezens. Pedro wist niet goed wat hij er van denken moest. De vrouw moest natuurlijk goed ervoor zorgen dat zij Pedro niets opdrong, want dan zou ze in hetzelfde lot vallen als de vorige begeleider. In de reglementen stond dat de begeleiders wel religieus mochten zijn, en dat ze best wel dingen over hun persoonlijke leven mochten vertellen aan hen die ze begeleiden, als de situatie zich zou voordoen, maar ze mochten hen absoluut geen deel laten hebben in hun privé-leven. De beweging van de Groene Verlichting zou steeds meer groeien op aarde, en Pedro kwam erachter dat meerdere begeleiders van deze beweging lid waren. Maar diep erop ingaan wilde Pedro niet, en zorgde er altijd voor dat het onderwerp snel weer over iets anders ging, en ook de desbetreffende begeleiders lieten er niet al te veel over los. Eén van de nachtdiensten waar Pedro regelmatig goede gesprekken mee had was niet religieus. Zij vond de beweringen van de Groene Verlichting maar geklets. Zij geloofde dat alles zou vergaan, zowel mens, dier als plant, en dan zou alles in het niets oplossen. Zij van de Groene Verlichting geloofden dat zij die botanisch geworden waren eeuwig zouden leven. Wel vond de nachtdienst dat je oudere mensen hun geloof nooit moest afpakken, want dat hadden ze misschien nodig op hun oude dag, om niet zo bang te zijn voor de dood, en omdat het voor oudere mensen veel te moeilijk zou zijn en veel te ingrijpend om nog van standpunt of geloof te moeten veranderen. Pedro had eigenlijk geen standpunten. Hij hoorde al die verhalen maar aan.Op een nacht werd Pedro badend in het zweet wakker. Hij had weer zo raar gedroomd. Plotseling keek hij naar zijn handen, en zag dat z'n armen bijna als takken waren geworden, en dat er bladeren aan groeiden. Maar toen hij ineens wakker schrok wist hij dat hij dit alles gedroomd had. Hij moest het maar niet meer over zware dingen hebben als religieuze overtuiging of levensstandpunt. De begeleiding reageerde daar direkt positief op. Maar het begon steeds vaker voor te komen dat Pedro 's nachts het gevoel had dat hij in een plant of boom aan het veranderen was. Op een nacht schrok hij wakker. Er zat een lange man vlakbij de muur, dichtbij z'n bed, en die man had boomachtige ledematen, als takken met bladeren. De man had een donkere groenachtige kleur, en Pedro zette het op een gillen. 'Ga mijn kamer uit,' schreeuwde Pedro. Maar de man bewoog niet. Toen Pedro het licht aandeed bleek het slechts zijn badjas te zijn die aan de muur hing. Ja, vergissingen kunnen gebeuren. Pedro zweette. Wanneer zou dit eens ophouden ?
Na enige jaren woonde Pedro weer op zichzelf. Op een dag werd er aangebeld. Het bleek iemand van de Groene Verlichting te zijn. Ze gingen de huizen langs om over hun geloof te vertellen en om leden te werven. Maar Pedro wilde er niets mee te maken hebben. De man van de beweging begon erg agressief te doen, dat als Pedro niet zou luisteren, dan zou zijn lot de vernietiging zijn. Pedro vond dat nogal intimiderend, en waarschuwde de man dat als hij niet zou stoppen, dan zou Pedro de politie bellen. De man drukte Pedro boos een folder in z'n vingers en vertrok met de woorden : 'Dan moet je het zelf maar weten.' Pedro vouwde een vliegtuigje van het foldertje en gooide het de man achterna, die al bijna uit zicht was verdwenen. Pedro wilde absoluut niets met dit soort zaken te maken hebben, omdat hij geen terugval wilde krijgen. Pedro moest juist los proberen te komen van dit soort dingen. Pedro liet een sticker op zijn deur aanbrengen om dit soort dingen buiten de deur te houden. Op de televisie waren er vaak programma's over of van de Groene Verlichting. Het was één van de snelst groeiende religies op aarde. Er waren zelfs al zenders van de Groene Verlichting. Pedro keek daarom niet vaak naar de televisie. Sommige groepen binnen de Groene Verlichting waren erg agressief en sommige groepen waren erg conservatief. Wat dat betrefd waren er veel verschillen binnen de beweging. Er was één beweging binnen de Groene Verlichting die zo extreem was dat ze geloofden dat ze hen die niet van de Groene Verlichting waren moesten uitroeien. Gelukkig was die beweging erg klein, maar anderen zeiden dat in het geheim die beweging veel groter was dan ze dachten. De beweging zou veelal ondergronds werken, en in diepe list. Er werd gewaarschuwd voor aanslagen vanuit deze groep, die de zwarte groenen werden genoemd.Pedro wist dat hij in gevaar was, omdat hij niet lid was van de beweging. Maar er was zelfs één harde kern binnen de zwarte groenen die geloofden dat een ieder die niet lid was van de zwarte groenen, die moest uitgeroeid worden, openlijk of subtiel. Er werd beweerd dat zelfs de regering leden had die van deze harde kern waren, maar bewijs was daar nog niet voor geleverd. En deze regeringsleden zouden de hand boven de hoofden van sommige geweldadige acties hebben gehouden, en er zelfs ruimte voor geven. Pedro wilde niet het doelwit worden van terroristen. Wat kon hij doen ? Een hond nemen, of lid worden van de Groene Verlichting voor eigen veiligheid ? Pedro was bang voor honden, dus dat viel eigenlijk al af, maar omdat Pedro nog wel banger was voor aanslagen, en absoluut geen huichelaar wilde zijn door uit angst 'gelovig' te worden, koos hij voor een hond. Hij ging naar een asiel en kocht daar een zwarte hond. Al snel werd Pedro beste maatjes met het beest, en de hond was erg waaks. Maar op een dag vond Pedro de hond dood in zijn mand. De dierenarts constateerde vergiftiging. En zo kocht Pedro een andere hond, die ook ten prooi viel aan vergiftiging, en zelfs in een derde geval gebeurde dit. Pedro wist dat ze het op hem gemunt hadden, en begon sterk te vermoeden dat de man die bij hem aan de deur kwam van de zwarte groenen was. Ze hadden Pedro natuurlijk al op een lijst gezet. Wat kon Pedro doen ? Verhuizen ? De zwarte groenen waren overal.Op een dag kwam er een andere vrouw bij Pedro aan de deur. Het bleek iemand van de Groene Verlichting te zijn. Pedro wees op de sticker en zei : 'Kunt u niet lezen ?' De vrouw verontschuldigde zich en zei dat ze dat over het hoofd had gezien. Maar omdat de vrouw zo vriendelijk was en zo zacht bij Pedro overkwam liet hij haar binnen. De vrouw bleek van een conservatieve groep te zijn binnen de Groene Verlichting. Zij keurde ook streng de werken van de zwarte groenen af. De vrouw was zich ervan bewust dat de harde kern binnen de zwarte groenen een gevaar voor haar en haar conservatieve groep waren, en ze vertelde Pedro over een schuilplaats die ze hadden, onder de grond. Zij die zich bedreigd voelden konden daar komen wonen. Het was een samenlevingsverband, en ook anderen buiten de Groene Verlichting werden geaccepteerd. Pedro zag dat op een bepaalde wijze wel zitten, en al snel besloot hij over te verhuizen. Het was een streng bewaakte stad onder de grond, die uitliep in het bos. Boven de grond kwamen aanslagen inmiddels op grote schaal voor.
Bij de schuilplaats aangekomen werd Pedro naar een speciale afdeling gebracht voor niet-gelovigen. Pedro kreeg een ruime kamer toegezegd, maar al snel kwam hij erachter dat het een val was. Hij kon zijn kamer niet meer uit. Op de muur was een scherm, als een soort televisie. 'Welkom bij de Groene Verlichting. Voor de veiligheid hebben wij uw kamer op slot gedaan. Dit is maar voor even. We willen eerst een aantal dingen van u weten.' Onder het scherm was er een ja en nee knop, en zo moest Pedro eerst een ellenlange vragenlijst beantwoorden. Aan het einde van de lijst ging zijn kamerdeur weer open. Pedro was erg opgelucht. Maar dat was maar van korte duur. De voorzieningen waren erg zwak, en er werd telkens een beroep op hem gedaan om lid te worden van de Groene Verlichting voor betere voorzieningen. In Pedro's ogen was dit dus een soort rassenonderscheid. Gelovigen hadden veel meer rechten. Pedro besloot om maar genoegen te nemen met de zwakke voorzieningen. Maar op een dag stond er een soldaat in zwart en groen voor zijn deur met een zwarte hond. De man droeg een geweer, en liet Pedro kiezen tussen de dood en de Groene Verlichting. Die keuze was dus snel gemaakt. Pedro moest de kamer uit, om plaats te maken voor een nieuwe ongelovige. Pedro was nu opgenomen in de ledenlijst van de Groene Verlichting. Hij kreeg een klein appartementje in een ander deel van de ondergrondse stad, waar hij met een soort van metro naartoe werd vervoerd. Het was er erg donker, maar er waren meerdere en betere voorzieningen over het algemeen. Toch was alles erg stoffig, droog en donker, en Pedro voelde zich er niet op z'n gemak. De buurt was ook duister, en de lift in het gebouw was oud, en leek Pedro zelfs gevaarlijk. Er zat geen alarm bij, dus wat zou er gebeuren als de lift vastliep. Na wat verkenning kwam Pedro weer terug in z'n donkere appartementje. Er lag een brief op tafel, waarop stond dat als Pedro betere voorzieningen wilde, dan moest Pedro lid worden van de uitgaande Groene Verlichting, zij die langs de huizen zouden gaan om leden te werven. Dat leek Pedro niks, maar hij kon niet anders. Hij vertrouwde zijn huidige buurt voor geen cent.
Er stond bij waar Pedro de brief kon inleveren als hij hogerop wilde. Na de brief ingeleverd te hebben kreeg Pedro een seintje dat hij kon komen met z'n spullen. Hij kreeg doorgang in het appartement waar hij de brief had afgeleverd, en kwam weer in een metro terecht. Ditmaal kwam hij in een lichter deel van de ondergrondse stad terecht. Hij kreeg een ruim appartement, en er waren gezamenlijke gangen en zalen waar hij medebewoners van dit stadsdeel kon ontmoeten. Hij wist zeker dat er onder de anderen ook lieden tussenzaten die net als hem noodgedwongen waren hier te komen. Pedro voelde zich min of meer ontvoerd, maar hij was in ieder geval tot nu toe veilig. Er mocht geen persoonlijke informatie worden uitgedeeld, anders zou dat leiden tot verwijdering. Er moest doelmatig worden gewerkt voor ledenwerving. Pedro kwam in een soort klas terecht, waar hij verder onderwezen zou worden. Hij was niets meer dan een nummer, met een opgelegde identiteit. Pedro keek wel eens links en rechts naar zijn mede-klasgenoten. Misschien dat hun ogen meer zouden verraden ? De sfeer was zowel gespannen als rustgevend. Pedro was blij dat hij beschermd werd, maar voor hoe lang ? Na een tijdje was het voor hem dan de eerste keer om langs de huizen te gaan. Hij werd ingedeeld naast een vrouw. De vrouw zei niet veel. Misschien was ze ook wel bang om teveel te zeggen. Ze durfde hem ook nauwelijks aan te kijken. Bij het eerste huis werd de deur direkt weer voor hen dichtgesmeten. Na een tijdje werd het de vrouw teveel, en ze rende weg. Pedro wist direkt dat zij ook een slachtoffer was. Na een tijdje kwam ze weer terug met gebogen hoofd. Ze wist dat het leven buiten voor haar veel gevaarlijker was. Maar aangekomen bij de toegangslift voor de ondergrondse stad werd ze geweigerd. Werden ze dan ook al boven de grond in de gaten gehouden ? Pedro mocht wel naar binnen, maar wist dat als hij afwijkend gedrag zou tonen, dan zou hij ook geweigerd worden. Pedro besloot zijn hoofd koel te houden, en gewoon zijn plicht te doen. Wat kon hij anders ? Maar hij had meer en meer het gevoel dat hij van zijn eigen identiteit werd beroofd. Hij voelde zich worden als een plant. Op een gegeven moment tijdens de ledenwervingen werd het hem teveel, en rende weg, net zoals de vrouw waar hij eens mee werkte. Zou ze nog leven ? Hij wist dat er voor hem nu geen weg meer terugwas. Hij besloot naar het bos te gaan.
Na een lange zwerftocht kwam hij bij een boshuisje aan. Stilletjes sloop hij naar binnen. Zou er iemand wonen. Opeens werd hij van achteren op z'n hoofd geslagen. Na een tijdje werd hij wakker in een bed. Een vrouw zat bij z'n bed. 'Het spijt me dat ik je neer moest slaan. Ik wilde geen risico lopen.' De vrouw was er achter gekomen dat ook hij een ontsnapte was. Ze vertelde hem dat zij en haar zusters hier woonden. Op de grond kronkelde een grote slang. Pedro schrok, maar de vrouw zei dat het gewoon een huisdier was. Na een tijdje kwamen ook de andere vrouwen thuis. Ze besloten dat Pedro wel bij hen mocht wonen zo lang. Maar Pedro vertrouwde het niet helemaal. Hij wilde niet het slachtoffer worden van iets nieuws. De vrouwen gedroegen zich vreemd. Toen Pedro vertelde dat hij liever verder het bos in wilde greep één van de vrouwen een geweer van de muur af, en richtte het op hem. 'Er gaat hier niemand weg,' zei de vrouw. 'We kunnen jouw veel te goed gebruiken.' Pedro vroeg zich af waarvoor. Hij had nog steeds erg veel pijn in zijn hoofd, en ging weer liggen. Eén van de vrouwen haalde wat water voor hem. Midden in de nacht werd Pedro wakker, maar merkte dat de vrouwen hem met riemen aan het bed hadden vastgemaakt. Wat had dit nu weer te betekenen ? 'Psst,' fluisterde één van de vrouwen vanuit het donker, 'ze zijn veel te bang dat je ons gaat verraden. Daarom laten ze je niet gaan.' Langzaam kroop ze naar hem toe, en ging naast hem liggen op het bed. 'Maar ik kan je wel helpen. Als je mij mee wil nemen, dan maak ik je los.' Pedro stemde toe. De vrouw maakte hem los, en stilletjes liepen ze naar buiten. Pedro vroeg zich af wat hij met de vrouw moest, maar was tegelijkertijd dankbaar dat zij hem los had gemaakt. Samen gingen ze nog dieper het bos in. Pedro vroeg zich af waarom de vrouw met hem mee wilde in plaats van bij de vrouwen te blijven. De vrouw vertelde hem dat haar zussen erg vervelend waren naar haar, dat zij altijd het meeste werk moest doen, en dat ze haar vernederden. Ze stierf nog liever dan daar te blijven. Maar Pedro had geen zin om met haar op te trekken. Hij dacht na over hoe hij van haar af kon komen, maar kreeg toen weer medelijden met haar, en wilde eerst een goede plek voor haar vinden. Terug naar de schuilplaats van de Groene Verlichting kon ze ook niet, want ze was al eens ontsnapt, net als haar zusters. Pedro besloot naar een andere plaats te gaan, waar ze hem niet kenden, maar zeker weten deed hij natuurlijk toch nooit. In een dorpje achter het bos meldde hij zich aan, samen met de vrouw. Ze kregen allebei vrij snel een huisje toegewezen, en Pedro dacht dat hij wel opnieuw zou kunnen beginnen. Maar na een tijdje begon hij vreemde dreigbrieven te krijgen, en voor Pedro zat er niets anders op om hulp te zoeken bij de afdeling waar hij patient was geweest. Ze waren erg behulpzaam naar hem, en al snel kon hij daar terecht. De oude man en de vrouw woonden daar nog steeds. Ze waren blij hem te zien, maar verder zeiden ze niet veel. Hier voelde Pedro zich het veiligst.

Hoofdstuk 3. De Laser

Ook de begeleiding daar was blij Pedro na al die tijd weer te zien. Op een nacht had Pedro een vreemde droom waarin mannen met groene gezichten naar de aarde kwamen om zich te verspreiden. Maar Pedro probeerde het zo snel weer te vergeten. Iedereen droomde wel eens, dacht hij. Maar de droom kwam steeds vaker terug en werd steeds enger. Pedro merkte dat hij deze afdeling was ontgroeid. Hij kon zich hier als het ware niet meer aarden, en besloot na een paar weken weer te vertrekken. Pedro besloot weer terug te gaan naar het huis waar hij de dreigbrieven kreeg, maar hij kreeg een ander huis toegewezen. Ook besloot Pedro weer een hond te kopen, en ditmaal liet hij de hond niet meer alleen buiten in een kooi, maar bleef de hond binnen. Pedro wilde geen risico lopen op vergiftiging. Al snel werden Pedro en de hond dikke maatjes. Er kwamen hier geen dreigbrieven, maar Pedro was wel op z'n hoede. Pedro begon te merken dat z'n boomziekte weer aan het opkomen was. Hij kon maar moeilijk spreken, moeilijk bewegen, en had neigingen om flauw te vallen. Na een paar dagen lag Pedro met hoge koorts op bed, en vocht voor z'n leven. Op de televisie werd er gesproken van gasaanvallen op de ongelovige samenleving. Pedro voelde zich geforceerd om weer lid te worden van de Groene Verlichting voor z'n eigen veiligheid. Door z'n ontsnapping was hij automatisch uitgeschreven, en terug naar de ondergrondse stad kon hij niet en wilde hij niet. Hij besloot zich via een telefoonnummer op de televisie in te schrijven bij een erg gematigde groep van de Groene Verlichting. Dat zou de woede van de harde kern misschien iets verlichten, ook al liep hij dan nog steeds gevaar. Hij kon zich natuurlijk ook laten inschrijven bij de zwarte groenen, dan was hij direkt van al het gezeur af. Uiteindelijk besloot hij dat maar te doen. Hij had geen andere keus. Een dag erna kwam er een man bij hem aan de deur in zwart pak. De man plaatste wat apparatuur in Pedro's huis, maar wilde niet zeggen wat voor apparatuur het was. Pedro, die inmiddels alweer bijna beter was, werd een beetje boos op de man, en gebood hem uitleg te geven. De man gaf hem een foldertje. Maar Pedro kon van dat foldertje niets wijzer worden. De man zei dat elk lid van de zwarte groenen zulke apparatuur in huis kreeg, wat ervoor zou zorgen dat er geen schadelijke gassen binnen zouden komen. Het was een soort afweer-systeem. Pedro vond het allemaal best, als hij maar veilig was. Pedro wist dat hij nu bij een duister genootschap aangesloten was, maar hij kon niet anders. Hij hoopte maar dat ze niet zoveel van hem zouden vragen, en dat het dus gewoon bij een slapend lidmaatschap bleef. Pedro besloot het foldertje van de apparatuur nog eens te lezen. Het ging over verschillende boom-electriciteiten die door de apparatuur werd opgevangen en uitgezonden. Zo ging het om bepaalde energieen van de zwarte bomen, groene bomen, en ook rode en gele bomen. Om welke bomen het precies ging stond er niet bij. De verschillende kleuren waren gewoon schuilnamen voor bekende bomen. Pedro keek nog eens naar de apparatuur. Er zaten roze lampjes bij, die soms knipperden, groene lampjes, rode lampjes en zwarte lampjes. Pedro vond het maar griezelig, want wie weet werd hij wel afgeluisterd of op een andere manier in de gaten gehouden. Voorlopig was hij in ieder geval veilig. Wekelijks kreeg hij een blad binnen, een soort magazine van de zwarte groenen, maar daar stond niet echt veel in, en Pedro vond het dan ook niet echt een probleem om die bladen thuis te hebben. Het leken op een bepaalde manier erg natuurvriendelijke bladen, en Pedro kon er niets agressiefs in bespeuren.Op een dag werd Pedro opgeroepen voor een onderzoek in een gebouw in een ander dorp. Pedro moest zijn mond opendoen voor een apparaat, en er werden foto's gemaakt. Toen mocht hij weer gaan. Na een paar dagen kwam er weer een man langs met een zwart pak. De man vertelde Pedro dat hij was geselecteerd om langs de huizen te gaan voor de zwarte groenen. Hij mocht niet praten over de zwarte groenen, maar moest zeggen dat hij het gedachtengoed van de groene verlichting bracht. Hij mocht absoluut niet agressief overkomen. Verder zou het allemaal erg oppervlakkig blijven, en Pedro hoefde maar eens per maand te verschijnen, en dan in een ander dorp. Pedro stemde hierin toe. Wel kwam er nog bij dat hij wat cursussen moest volgen over huisbezoek. En zo ging dat een tijdje door, en alles ging redelijk goed. Pedro bracht de boodschap zo objectief mogelijk, en vertelde niet dat hij van de zwarte groenen was. Diep in zijn hart was hij dat ook helemaal niet, dus hij had er vrede mee. Maar na een periode kreeg Pedro een brief thuis waarin stond dat hij geselecteerd was voor werk in het buitenland. En dit keer ging het niet om huisbezoek, maar om trainingen te geven aan pasbekeerden. De trainingen gingen nogal diep, en hadden zelfs het agressieve karakter waar Pedro altijd zo bang voor was geweest. Pedro weigerde, maar tegelijkertijd vroeg hij om een wat geschiktere baan voor hem. Er werd erg vriendelijk op Pedro's brief gereageerd, en bijgesloten was er een folder waarop Pedro de verschillende mogelijkheden zag. Er werden nog lieden gevraagd voor een laboratorium dat experimenteerde met boom-electriciteiten, en Pedro besloot op die vacature in te gaan. Het centrum was niet zo ver bij Pedro vandaan, en Pedro werd direkt aangenomen. Op de afdeling zou hij ook een kamer krijgen, en hij mocht zelf uitkiezen welke tijden hij wilde werken. Verder had Pedro veel vrije tijd, zodat hij het gevoel had dat het hem niet opslokte. Maar Pedro vond het reuze interessant, want hier leerde hij hoe de boom-energieen op het lichaam inwerkten, en waar het allemaal voor gebruikt kon worden. Pedro bleek een goede aanwinst voor het laboratorium te zijn. Hij had enorme werkenthousiasme, en vond veel dingen uit. Het bleek dat hij een talent had op dit gebied. Pedro begon boeken te schrijven, die nogal aansloegen bij het publiek van de Groene Verlichting. En stukje bij beetje werd Pedro een autoriteit op het gebied van boom-electriciteit en de daarbij horende techniek, wat gezien werd als één van de basissen van de Groene Verlichting. Het hele idee van de Groene Verlichting stond bij Pedro erg op de achtergrond, zoveel mogelijk, want Pedro was absoluut niet religieus aangelegd. Pedro was geinteresseerd in de technische kant van het leven, met bomen als waardig medicijn en hulpmiddel voor de samenleving. Pedro kwam erachter welke boom-energieen de hersenen bestuurden, en de emoties, en het geweten, en zijn ontdekkingen werden gezien als revolutionair. Pedro kon het erg goed vinden met zijn collega's, en over de zwarte groenen werd eigenlijk nooit gesproken. Pedro had ook niet het idee dat zijn collega's daarbij hoorden, en het centrum was een onafhankelijk centrum voor onderzoek. Pedro zag het gewoon als een bepaalde tak van de wetenschap, maar dan enorm zelfstandig en onafhankelijk. Pedro hield van dat woord.Al gauw kwam Pedro erachter dat verschillende boom-energieen verantwoordelijk waren voor het religieuze denken. De ene mens was hiervoor gevoeliger dan de ander, en dat had ook te maken met de omliggende omstandigheden. Soms werd men daarin gewoon gedwongen, en Pedro had ook al ontdekt welke boom-
energieen voor dwangmatigheden zorgden en voor manipulatie en zelfs dictatuur. Pedro stelde zich erg mild op. Hij wilde weten wat de drijfveer was van deze energieen. Zij hadden natuurlijk een bron en een doel, en misschien werden zij ook weer door andere boom-electriciteiten beinvloed. Het bleek een spel te zijn van electriciteiten, een wisselwerking, een samenhang, en de creativiteit wat dat met zich meebracht. Het bleek zich na verloop van tijd allemaal te verfijnen, en te ontwikkelen, totdat een nieuwe stroom van frequencies opstak om allereerst chaos te brengen. Die chaos was als een soort protest, als een basis voor een opkomst van een over het hoofd geziende energie. De bestaande hierarchie werd ontmaskerd als een cocon voor nieuwe botanische patronen. Zo zou er vanuit de chaos en de onderdrukking langzaamaan een nieuwe orde ontstaan. Het centrum werkte nauw samen met het ziekenhuis. Pedro was erg blij met z'n nieuwe baan.
Op een nacht had Pedro een droom. Een stem zei tegen hem : 'Pedro, geloof jij dat de vibraties van jouw stem de vibraties zijn van bomen ? Zij hebben in jou een stem, en door jouw werk worden hun energieen gerankschikt en functioneel gemaakt. Ja, jij bent de schoot der bomen.' Pedro schrok wakker en probeerde het weg te wimpelen. Hij was natuurlijk zo druk met z'n werk dat dit was gebeurd. Hij geloofde niet dat bomen een persoonlijkheid hadden. Ze waren natuurlijk wel functioneel als energiebronnen, net zoals de zon en de sterren, net zoals het water en de wind. Pedro kende natuurlijk wel de primitieve religies die deze energiebronnen als goden vereerden, maar zover wilde Pedro niet gaan. Hij had het niet zo op met al die zweverigheid. Het was al erg genoeg dat hij een gedwongen lidmaatschap bij de zwarte groenen had, die hij zag als een groep extremistische fanatiekelingen. En hij wist zeker dat als hij de banden met hen zou breken, dan zou hij eraan gaan. Die lui waren bloedserieus.
Veel veranderingen waren er in de regering. Veel conservatievelingen binnen de Groene Verlichting kwamen aan de macht, iets wat Pedro een beter idee vond dan al die vreemde en gevaarlijke zwarte groenen die vaak in het geheim werkten. De nieuwe president had zo'n afschuw tegen de zwarte groenen, dat hij een onderzoek liet doen door het hele land. Zij die van de zwarte groenen bleken te zijn hing gevangenisstraf boven het hoofd, vooral als het bleek dat ze misdaden op hun naam hadden staan. De president vond de opstelling van de zwarte groenen al tijden een gevaar voor het land. Bij invallen kwamen er al snel ledenlijsten aan het licht, en ook de naam van Pedro werd gevonden. Pedro moest voorkomen bij een speciaal daarvoor ingerichte rechtbank. Met een kleine standaardboete kwam hij daar vanaf, omdat hij gedwongen lid was. Hij was zoals ze dat noemden het slachtoffer van geestelijke ontvoering. Pedro kon zijn werk al snel weer voortzetten, en werd voor zijn werk geprezen. Al snel was de rust in het land teruggekeerd, en de slachtoffers van geestelijke ontvoering door de zwarte groenen kregen goede hulp en opvang. Pedro kon zich helemaal storten op zijn werk. Hij zag niet echt gevaar in de conservatieve orde van de Groene Verlichting. Veel ideeen kon hij wel aanhangen op een bepaalde wijze, en zo bleef de vriendschap tussen Pedro en het genootschap voortbestaan. Pedro hoefde absoluut geen lid meer te zijn. De president vond dat onzin, omdat er een vrijheid van levensovertuiging bestond. En een naam zei bijvoorbeeld ook helemaal niks. Iedereen moest leren zijn eigen identiteit te vinden binnen de afgrenzende normen en waarden.
Pedro vond uit dat de ademhaling niet alleen door zuurstof, de oxygene, ging, maar ook wanneer de longen waren ingesteld op de boom-energieen die daarvoor bestonden. Het bleek dat elke long daarin uniek was, en vaak scheen het dat er wel middelen waren om de long op dat gebied te verfijnen. Zo waren er ook boom-electriciteiten die zo ontwikkeld waren dat ze andere boom-electriciteiten konden opvangen voor bijvoorbeeld de ademhaling. Het lichaam kon zo klaargemaakt worden om een zogenaamde boomcapsule te ontvangen, die zich in de longen vestigde, of erop, en zo de benodigde adem-
energieen van de bomen kon opvangen. Dit ging dan door het instellen als een tuner op de golflengtes van die energieen en niet eens zozeer door de pomp der longen, het inademen. Zo kon de long ook werken als een ontvanger, als een soort radio, naast het hele pompgebeuren. Die boomcapsules konden soms zo krachtig zijn dat er gewoon mee onder water geleefd kon worden voor een lange tijd, zonder dat dat schade toebracht aan het lichaam of fataal afliep. Zo waren er ook capsules die door bomen werden afgegeven om zich in het hart te vestigen voor een zo natuurgetrouw mogelijke hartslag. Pedro had een boomlaser ontwikkeld waarmee hij dit soort capsules eenvoudig kon installeren in de verschillende lichaamsdelen voor optimaal functioneren. Ook had hij daarvoor een scanner laten bouwen, zodat de capsules in beeld gebracht konden worden. Vaak liet hij degenen die op die manier behandeld waren terugkomen om te kijken of de capsule nog steeds aanwezig was.

Hoofdstuk 4. De Staatsgreep

Maar op een dag was er een staatsgreep in het gebouw van de president. Het waren de zwarte groenen, en de president werd door één van hen neergeschoten. Ze hadden hun gezichten groengeverfd, en ze hadden zwarte honden bij zich. Alles was op televisie te volgen, en de burgers werden opgeroepen om weerstand te bieden. Het liep uit op een burgeroorlog. Velen vochten aan de kant van de zwarte groenen, meer nog dan Pedro had verwacht. Het had zo'n lange tijd gesluimerd. Ook de televisiezenders werden overgenomen, en van de Groene Verlichting mocht niet eens meer gesproken worden. Iedereen moest lid worden van de zwarte groenen of het met de dood bekopen. Ook velen in het leger bleken van de zwarte groenen te zijn, en na een tijdje was de gehele staatsgreep geschiedt en geslaagd. Pedro wist dat er voor hem niets anders opzat om maar weer voor de zwarte groenen te kiezen, maar ditmaal had het veel zwaardere consequenties. Pedro moest het leger in, en meevechten met de zwarte groenen. In andere landen vonden ook staatsgrepen plaats, maar sommigen van de grootste landen hadden nog steeds een conservatief beleid, en het zou oorlog worden. Dit was voor Pedro onaanvaardbaar daar hij gewetensbezwaren had tegen het leger. Hij stierf nog liever, maar een andere mogelijkheid zou zijn om zich als zieke op te geven bij een afdeling. Hij kon weer bij z'n oude afdeling terecht. De oude man en de vrouw die hij daarvan kende leefden inmiddels niet meer, en er waren twee nieuwen ervoor in de plaats gekomen. De oude begeleiding bestond niet meer. Er deden daar zwarte groenen dienst. Inmiddels hadden de landen die in de handen van de zwarte groenen gekomen waren zich verenigd tot een oorlog tegen de grootmachten. Vele ongelovigen waren omgebracht en in sommige speciale gevallen vastgezet. Gelukkig was er voor Pedro de mogelijkheid om op de ziekenafdeling waar hij was door te gaan met zijn onderzoek. Het was alsof de zwarte groenen wel heil in hem zagen, en het viel Pedro op dat de zwarte groenen opmerkelijk vriendelijk en beleefd naar hem waren. Soms kwam er wel eens een hogere functie van het gehele ziekenorgaan langs bij Pedro om wat vragen te stellen. Ze leken Pedro bijna te vereren. Pedro werd bijna een beetje verlegen van de aandacht. En alhoewel het een beetje vreemd aanvoelde, maakte het hem rustig. Pedro ging door met het schrijven van boeken, en alles begon weer een beetje in rustiger vaarwater te komen. Hij hield zich eigenlijk helemaal niet met het nieuws bezig en verder vroegen ze hier helemaal niks van hem. Wel namen zijn begeleiders soms wel eens wat rapporten van Pedro mee van de onderzoeken die hij had gedaan. Wat ze daar verder mee deden, dat wist Pedro niet.Op een dag kwam er een begeleider bij Pedro op z'n kamer. Het was iemand van de zwarte groenen. Hij had een ernstige blik in zijn ogen. 'Pedro, de presidenten van de tegenstandige landen zijn omgebracht. Ook de functionarissen die niet met ons willen samenwerken zijn omgebracht en in sommige uitzonderlijke gevallen vastgezet. De aarde is nu van de zwarte groenen. Ik wilde dat jij dit zou weten.' Pedro was geschokt, maar wist dat dit zou gebeuren. Hij had het met al zijn technologieen niet kunnen voorkomen. Pedro raakte diep depressief, ook naarmate hij meerdere dingen hoorde over de werken van de zwarte groenen wereldwijd. Hij besloot te stoppen met zijn onderzoek, omdat hij er geen heil in zag. De begeleiders respecteerden zijn keuze. Ze wisten dat hij rust nodig had. Pedro was in hun ogen ernstig ziek, maar verder briljant van geest. Van zijn onderzoeksrapporten maakten ze boeken, naast de andere boeken die hij had geschreven, en het werd één van de grootste boekenlijnen op de boekenmarkten van de zwarte groenen. Pedro was in ieder geval blij dat het ook aansloeg bij de zwarte groenen. Hopelijk zouden ze er ooit nog eens lering uittrekken, maar hoop op verandering had Pedro eigenlijk weinig tot niets. Pedro legde zich neer bij de nieuwe wereldregering, de nieuwe wereldorde. Hij hield zich nu eigenlijk alleen nog maar bezig met zijn ziek zijn, en probeerde te leven met dat wat hij nog had. Hij hield van de kleine dingen van het leven, en was daar tevreden mee. Het leek alsof zijn depressies begonnen te verminderen op sommige momenten, maar andere momenten zakte hij weer diep weg, ja, ook in angst voor de toekomst, angst voor dat wat zou kunnen komen. Ja, grote angst had hij voor de harde kernen binnen de beweging, en hun geheime diepere kernen. Wat zouden ze met hem gaan doen ?Pedro keek naar buiten, naar de bomen. De natuur was nog steeds prachtig, ja, dat wel. De zwarte groenen hadden niets tegen de natuur. Pedro zou hier de rest van zijn leven wel willen blijven. Waar moest hij anders naartoe ? Op een dag was er iemand op het kantoor van de begeleiding gekomen. Het was een wetenschapper, die diep geinteresseerd was in de ideeen van Pedro, door de boeken die Pedro had geschreven. De man had een kado voor Pedro. Het was een robot die geheel liep op de verschillende boom-energieen, en waar Pedro zelfs mee zou kunnen praten. Een begeleider kwam het kado brengen. 'Ja, zet hem maar in de hoek van de kamer,' zei Pedro. De robot scheen veel van Pedro af te weten, en al gauw begon Pedro het eng te vinden. Een begeleider voerde de robot weer af. Als het te persoonlijk werd, vond Pedro het al snel eng worden, vooral als het over zijn verleden ging. Hoe dieper ze wisten door te tasten, hoe enger het voor Pedro werd. Pedro had rust nodig, en wilde zijn identiteit nog meer afbakenen. Op een dag besloot Pedro eens vermomd een kijkje in de buitenwereld te nemen. Wat was het hier veranderd, zeg. In de winkels kon je betalen door je arm in een automaat te steken, en dan werden er allerlei soorten boom-energieen afgetapt. De automaat had allerlei lampjes die dan gingen knipperen en piepen. Maar de verkoopster zei dat de automaat ook veel neutrale boom-energieen teruggaf, en dat waren dan de energieen die de winkel overvloedig had. Die energieen werden 'de neutralen' genoemd. Pedro bestelde een beeldje van een zwarte hond die op een schatkist zat, omdat dat hem liet denken aan de honden die hij eens had gehad. Hij stak zijn arm in de automaat, en er kwamen hele hoge toetjes uit. Het leek wel alsof zijn arm was vastgezet, maar na een tijdje hoorde hij zacht gezoem, en kon hij z'n arm er weer uittrekken. Hij voelde zich heel anders nou. 'Nou, bedankt,' zei hij opgewekt tegen de verkoopster, en liep de winkel uit. De verkoopster glimlachte terug naar hem. In de volgende winkel bestelde Pedro wat nieuwsoortige groentevruchten, die op een soort donkere uitgegroeide paprika's leken. Het waren nieuw gekweekte soorten. Pedro stopte zijn arm in de automaat en er kwamen hoge zoemende geluiden uit. Hier was het wat sneller gedaan, en snel kon Pedro zijn hand er weer uittrekken. Dit was een heel ander gevoel.
Op straat bewogen mensen vaak voort op voortbewegende band, zodat ze gewoon stil konden blijven staan. Na een tijdje ging Pedro weer terug naar de afdeling. Opeens voelde hij een hand op zijn schouder. Het was één van zijn mede-bewoners. De bewoner vroeg of Pedro ook sigaretten had, maar Pedro zei direkt : 'Houd daarover op, want als ze het horen dan schieten ze je dood. Op roken staat de doodstraf, ben je dat vergeten ?' De man deinsde achteruit en ging weer zitten. 'Ik vroeg het je alleen maar,' zei hij.Opeens schrok hij wakker. Hij ... Pedro ? Hij heette helemaal geen Pedro. Wat voor een drugs hadden zij hem gegeven. De droom was levensecht. Hij lag aan banden vastgemaakt op een soort tafel, op een soort brancard, met vreemdsoortige apparatuur aan zijn armen en benen, en wat was er om zijn hoofd heen ? Hij voelde druk, maar kon het niet zien. Om de tafel stonden wat mannen. Eén man was wat ouder, had een grijzige kleine baard, en een lichte huidziekte. Ze zeiden dat ze bomen waren. Bomen ? De jongen geloofde niet dat bomen konden praten. De jongen begon te protesteren, maar de oudere man greep hem bij de keel. 'Nu moet je ophouden,' zei de man, 'je denkt zeker dat jij het enige wezen bent dat kan leven.' De jongen kreeg een lichte klap in zijn gezicht. 'Wat hebben jullie me gegeven ?' vroeg hij aan de mannen. 'Niets,' zei één van de mannen. 'Je wordt bestraald met boom-electriciteiten. Die vormen jouw realiteit, maar het is maar een droom. Zelfs dit is een droom.' En weer werd de jongen wakker, en ditmaal lag er een vreemsoortige octopus die meer als een grote plant of struik was op hem. Hij voelde een druk op z'n lichaam die naar z'n hoofd steeg, en het leek alsof die druk zijn denken beinvloedde. 'Ik ben van de octopusboom,' zei het schepsel. 'Door druk op je lichaam, en vooral op je lever uit te oefenen stijgt er een electrische capsule naar je hoofd die jouw deze ervaringen geeft.' De jongen zei niks, maar bleef stil liggen. Hij voelde zich compleet machteloos. Of was hij gewoon gestorven ?'Je bent niet dood,' zei de vreemde octopus-plant, 'je droomt slechts, en je leven was een hardnekkige droom, als een hardnekkige vloeistof in je hersenen. Hard boomwater noemen wij dat.' De jongen bemerkte dat hij niet kon spreken. Wat wilden ze toch van hem ? Wat voor zin had alles nog ? Of kreeg hierdoor alles weer zin ? 'Bomen zijn de dingen die je in je leven op de achtergrond probeerde te drukken, totdat je niet anders kon dan ze een plaatsje te geven in jouw leven, maar nog steeds doe je er laagachtend over, alsof het geen personen zijn,' snauwde de octopus-plant, terwijl hij zich strakker tegen de jongen aandrukte. Opeens kwamen er een soort kleine cirkelzaagjes tevoorschijn uit de huid van de octopusplant, en begonnen zijn buik open te snijden. De lever van de jongen werd eruit gehaald, en de octopusplant slikte het in. Het deed geen pijn bij de jongen, misschien ook doordat hij wist dat het toch maar een droom was. 'Een droom kan waarheid bevatten,' sprak de octopus-plant. De jongen voelde al het leven uit zich wegtrekken, nu hij geen lever meer had, en weer schrok hij wakker. Het leek wel alsof hij van droom naar droom ging. Alsof hij in een vreemdsoortige lift zat. Waar zou de reis eindigen ? 'Die dromen zijn een geschenk van de bomen die je op een bepaalde manier ervaart, maar als je er afstand van doet blijkt het iets anders te zijn,' sprak een stem. 'Wij bomen, wij onderdrukten, nemen alles over. Nu is het onze tijd.' Was dit soms weer een experiment van de zwarte groenen ? De jongen wist het niet. Opeens rolde hij uit de lift en kwam in een tunnel terecht die in verbinding stond met een ruimteschip. Wat is dit ? dacht de jongen. Misschien was dit wel allemaal de procedure om tot dit ruimteschip opgenomen te worden. Bestond de aarde nog wel ? Heeft de aarde wel echt bestaan, of is hij gered door buitenaardse wezens ? Aan de uitvoering van het schip kon de jongen merken dat het liep op bomen-energie, maar waar waren die bomen dan ? Of waren de bomen als personen binnen in het schip. Strompelend probeerde de jongen binnen te komen. Toen hij binnen was liep er een man in een glanzend pak op hem af. De man had een baard en sprak : 'Welkom. Zie je die zwarte planeet in de verte ? Dat is de zwarte zon. Alle bomen leven door de zwarte zon en ontlenen hun energieen daaruit. Alle bomen-energie is slechts zwarte zonnen-energie.' De jongen keek bedenkelijk. De man knikte. 'Als levend wezen dien je te leven vanuit de verborgen dingen, zoals de zwarte zon. Het verborgene staat garant voor de toekomst, en de verdere levensreis.' De jongen keek de man met grote ogen aan. 'Bent u een boom ?' vroeg de jongen. 'Ja,' zei de man. De jongen werd verder naar binnen gevoerd, en zag de zalen van het schip. Daarna kreeg hij een eigen kamer toegewezen. 'Je bent belangrijk voor ons,' zei de man, en vertrok, terwijl hij de jongen in zijn kamer achterliet. De deur werd op slot gedaan, en de jongen wist dus dat hij een gevangene was. Maar goed, was dit kwaad bedoeld of om hem ergens tegen te beschermen. In zijn kamer stond een grote botanische computer. De energieen waardoor deze computer werkte waren van de zwarte zon. Elke boomenergie was een bepaalde laserstraal van de zwarte zon, en tezamen vormden ze letters op het scherm. Via een keyboard kon de jongen boodschappen intypen, en spreken met bomen. Maar snel kreeg de jongen last van zijn hoofd en ging op bed liggen. Na een tijdje ging er een zoemend alarm aan. De man deed de kamerdeur open en rende naar de jongen toe. 'Maak je klaar,' zei de man, 'we gaan naar de zwarte zon. Je zult een speciaal pak aan moeten doen dat in de kast ligt om bestand te kunnen zijn tegen de straling.' De jongen had een bepaalde tijd om het pak aan te doen. Het pak voelde erg dik en zacht aan, als dikke vla, en de jongen kon er goed in bewegen.
Na een tijdje moesten ze uitstappen. Eerst moesten ze door een lange tunnel heenlopen, en toen kwamen ze in een hal terecht waar een kanaal was met vreemde stromen energie. Ze waren in een ingebouwde capsule gekomen binnenin de zwarte zon, in de kern. Het was een grote capsule. De jongen zag een heleboel wezens in pakken lopen, en liep achter ze aan. Langs de kanten van het kanaal waren stroken waarop je kon lopen, met wat deuren aan de zijkant. De wezens liepen door de deuren heen, en ook de jongen ging door een deur heen. Hij moest over platen lopen die allerlei energie-patronen hadden, en zodra hij erop stapte voelde hij rare dingen door zijn lichaam schieten, en door zijn mond, en kon hij heel diep inhalen. Zijn bewegingen werden scherper en sneller, en veel geconcentreerder, en alles werd zachter en zachter. Weer schrok de jongen wakker. De man stond voor hem. 'Door van droom tot droom te gaan, en van ontwaking tot ontwaking verplaats je jezelf. Dit is hoe bomen leven,' vertelde de man. Ze waren nu heel diep in de kern van de zwarte zon. De jongen had nog steeds z'n pak aan, maar dit had nu een andere kleur. Aan groot apparaat hing boven hem, en sneed een cirkel in zijn pak. Snel vergaderde zich een enorme hitte op het gat, en ineens plopte de lever van de jongen omhoog als gebraden. Veel druk ging van het hoofd van de jongen af, en het leek wel alsof hij nieuwe dingen kon ruiken. Alsof hij de zee kon ruiken en allerlei overheerlijke zonne-olien en zeeparfums. Een soort sap droop er uit het apparaat en ging door de cirkel naarbinnen. 'Dit is belangrijk om nog dieper in de zwarte zonnenkern te kunnen.' zei de man. 'Dit sap zal er voor zorgen dat je niet inwendig geroosterd zult worden.' Weer kwam het apparaat dichtbij en schoot een nauwsluitende deksel over het gat heen en een stangetje begon er op te tikken. Een hol geluid kwam eruit voort, en de plank waar de jongen op lag begon vooruit te schuiven, terwijl de man ook op de plank sprong. De plank ging door een gat, en werd iets groter, totdat het een soort vlot was, en toen bevonden ze zich op een gigantische zee van dik stromende energieen. Dit waren de pure boomenergie-bronnen, oftewel de zwarte zonne-energieen.
Na een tijdje kwamen ze met het vlot in een zaal, terwijl de jongen weer voelde alsof hij duizend keer heel snel achter elkaar wakker werd. Het was een soort vergaderzaal. Mannen zaten hoog in capsules, en een grote dobbelsteen lag op een grote wijde tafel in het midden van de kring. Ook de man en de jongen kregen een capsule. Een andere man drukte op een knop, en de dobbelsteen begon te draaien. terwijl de dobbelsteen draaide kreeg de jongen vreemde gevoelens die hij niet kon thuisbrengen. De man naast hem vertelde dat de dobbelsteen de stem was van de verborgen boom, de zwarte boom, die zelfs voor de bomen hier verborgen was. Omdat ze geloofden dat het verborgene de toekomst was, en het pad dat ze moesten gaan, lieten ze de dobbelsteen draaien om de koers te bepalen. Het verborgene was voor hen de horizon met geheimenissen en wijsheid waar zij niets van wisten. Om de beurt drukten ze op een knop in de capsule, en ook de jongen moest zijn knop indrukken. Alle uitkomsten werden op een groot scherm genoteerd. Het was een vreemd alfabet. Het was het alfabet waarmee de zwarte boom sprak. Plotseling kwam er zwarte bliksem tevoorschijn, en de dobbelsteen spatte uit elkaar. Een enorm monster kwam tevoorschijn als een zwarte draak, maar het was een plant of struik. Een licht ging aan in één van de capsules, en dat licht begon heel snel over de capsules heen te gaan. Een man naast de jongen zei dat waar het licht zou stoppen die capsule zou meegaan met de zwarte drakenstruik, maar niemand wist naartoe. Geen enkele capsule was ooit teruggekeerd. Velen geloofden dat de zwarte drakenstruik de capsule mee zou nemen naar de zwarte boom. Bang waren ze niet, maar de jongen was wel een beetje bang. En tot zijn schrik stopte het licht in zijn capsule. Iedereen riep : 'Jij bent de uitverkorene,' terwijl niemand dus wist wat dat zou betekenen. De jongen verdween met de capsule in het gat, terwijl de drakenstruik om hem heen bewoog. De jongen wilde wel dat de man met hem mee zou gaan, maar hij was de enige in deze capsule, en er kon maar één capsule mee. Weer leek het alsof de jongen heel snel miljoen keer wakker werd, en hij voelde zich heel licht worden. Vanuit de verte werd er geroepen : 'Hij komt aan tot de diepere kernen van de zwarte zon, dichtbij de zwarte boom, dichter en dichter.' Het leek op een vrouwenstem, maar de jongen wist het niet zeker. In de verte zag hij een woestijn die voor zijn ogen bewoog, met bijna een spiegelend oppervlak. Op die woestijn stond een geribbelde zwarte boom, terwijl het leek alsof de capsule over de drakenstruik gleed. In de verte vlakbij de boom zag hij wat zwarte honden spelen. De rillingen liepen over hem heen. Als ze hem maar geen kwaad zouden doen.Bij de zwarte boom aangekomen merkte hij dat deze gewoon kon bewegen en praten. Van dichtbij leek de boom net op een lichaam, een lang, slank lichaam. Opeens leek het alsof er iets om hem heen brak, en leek het alsof hij in de diepte viel, maar de zwarte boom stond nog steeds voor hem, en kwam steeds dichterbij. 'Ik heb je nodig,' zei de zwarte boom. 'de zwarte zon staat op uitsterven. Als de vlam dooft, dan gaan we er allemaal aan. De heks Sausibir van de boze zon genaamd Misfamen is onze vijand. Als zij er in zal slagen de groene staaf te vinden dan ... dan ...' En toen herinnerde de jongen zijn dromen weer. Ja, dit kende hij. 'Ik heb je nodig,' echoode het door het hoofd van de jongen. Maar de jongen was ver weg in zijn herinnering. Het leek wel alsof al zijn oude dromen weer werden afgespeeld. Toen de jongen wakker werd wist hij direkt wat er was gebeurd. Hij had een gevaarlijke soort drugs gebruikt, waardoor hij al deze vreemde dromen had gehad, waarin hij iemand anders was, en wat leek alsof het jaren en jaren duurde. Er was slechts één nacht voorbij. Zijn vriendin lag naast hem. Ze sliep nog. De jongen kon zich herinneren dat hij de drugs voor het slapen gaan had ingenomen. Ze zeiden dat je er zo lekker van kon slapen en er goed 'high' van kon worden. Gelukkig was het geen slechte trip geweest, maar toch vroeg de jongen zich af of hij er mee door moest gaan. Het stond nog steeds bekend als gevaarlijk, en voor de jongen was het eigenlijk een experiment. Zijn vriendin had het ook ingenomen. Het zou hem benieuwen wat zij allemaal mee had gemaakt. Hij draaide zich naar haar toe. Misschien moest hij haar wel verlossen. Heel zacht begon hij tegen haar te fluisteren : 'Alles is okay, alles is goed, je bent bij mij. Je bent veilig.' Plotseling werd het meisje wakker en omhelsde hem heel stevig. 'Houd me vast,' rilde ze, 'laat me niet meer teruggaan, er is overal vuur.' Maar weer viel het meisje in slaap, en de jongen wist nu dat het ernst was. De drugs was gemaakt van bessen van een vreemdsoortige plant, en ze konden het beter maar niet gebruiken. Weer begon hij zachtjes tegen haar te fluisteren, en hij aaide haar heel zacht. Na een tijdje werd het meisje weer wakker, en schreeuwde : 'Blijf van me af, wie ben je ? Wie denk je wel niet dat je bent.' Ze ging rechtop zitten en begon hem te slaan, terwijl de jongen haar probeerde te kalmeren. Na een tijdje was het meisje bij positieven. Samen zaten ze rechtop in bed. De jongen had wat water gehaald voor zijn vriendin. Toen ze haar verhaal vertelde leek het erg veel op het verhaal van de jongen.Plotseling werd de jongen weer wakker. Hij wist dat er wat aan de hand was. Hij keek in de ogen van een indiaan die hem een tros vreemde planten en bessen voor zijn neus hield. Hij kon zich niet bewegen. 'Wij zullen je moeten offeren voor onze goden,' zei de indiaan. De indiaan sprak de taal van de jongen. 'Onze goden zijn bomen, en zij zijn jaloers op jullie organen, die zij niet hebben. Toen sneed de indiaan de lever en het hart uit de jongen. De jongen schreeuwde, maar het deed hem nauwelijks pijn. Wat gebeurde er toch ? De indiaan rees het hart en de lever op tot de hemel, en sprak : 'Oh zwarte zon, brenger van al het leven, gij die de bomen draagt, aanvaard dit offer, en spreek weer.' Plotseling pakte de indiaan een fakkel. Stak dit aan bij het dichtsbijzijnde vuur en stak de jongen aan. Weer voelde de jongen bijna niets. Het was alsof hij er immuun voor was. De indiaan was zichtbaar geshokkeerd, want de jongen was nog steeds bij positieven en verschroeide niet. De indiaan boog neer in het zand en sprak : 'Gij moet wel de gezondene zijn van de zwarte zon of de zwarte maan, gij bent de god der bomen, de god van ons oerwoud. Heb genade met ons, oh God van de zwarte zon.' En vele malen boog de indiaan zich in het stof. De jongen wist dat hij elk moment weer wakker kon worden. Waren dit alleen maar schijn-realiteiten in zijn hoofd ? Het leken wel de laagjes van zijn ziel die elk een onafhankelijk leven leiden, en het leek wel alsof ze nu in razend tempo bij elkaar kwamen. De indiaan maakte de jongen los. De jongen had geen hart en lever meer, en hij voelde zich als een slang. De indiaan nam hem mee naar zijn stam, en riep : 'De god der zwarte zon is gekomen, buigt allen voor hem neer.' Vanuit alle kanten kwamen indianen die zich voor hem neer storten, en begonnen te bidden en te weeklagen. Ze waren allemaal bang dat de god van de zwarte zon hen zou straffen. De jongen wist niet goed waar hij in terecht was gekomen. Er werd hem allerlei voedsel aangeboden. De jongen hoopte maar dat hij snel weer wakker zou worden.
Was hij de gevangene van een drug ? Was hij geestesziek, of was misschien alles en iedereen geestesziek ? En wat was geestesziekte eigenlijk ? Was het gewoon één van de patronen van ervaring, of was het een gevaarlijk iets dat hoe dan ook uitgebannen moest worden. Maar door wie ? En wie zei hem dat dat dan realiteit zou zijn ? Wat was nou de echte realiteit ? Of was de realiteit een opsomming van hoe je dingen beleefde ? Dan had iedereen dus een andere realiteit. Waar moest hij naartoe ? Was hij dood ? Of was hij juist echt tot leven gekomen ? Niemand wist het, en niemand kon het hem vertellen.

Hoofdstuk 5. Geb

Hij probeerde zich te herinneren of hij drugs had gebruikt. Ja, hij had dat gedaan, maar dat bleek een droom te zijn. En het was een droom in een droom, als een vreemd wezen, een vreemde boom met vele ringen, met vele vertakkingen. Als een octopus-boom was het, als een draaiend iets wat telkens terugkwam. Of was hij misschien echt het slachtoffer van experimenten van buitenaardse wezens ? Of was het juist zijn ontsnapping. Waren zij zijn redders ? Hij wist het niet, en hij vond het eng, maar tegelijkertijd kwam alles steeds meer op de achtergrond, om plaats te maken voor een verlichting ... Was dit de ware groene verlichting ? Dat hij altijd weer kon ontsnappen in een andere droom. Iets was nooit echt helemaal waar, en dat begon hij steeds meer te beseffen ... alles was niets dan een hardnekkige droom ... zo hardnekkig, dat hij in zo'n droom wel tachtig tot negentig jaar zou kunnen worden, met allerlei vertrouwelijke gezichten ... met iets dat hij 'familie' zou kunnen noemen. De delen van de familie waren de hardnekkigste elementen uit die chronische droom, want die delen bleven bij je, ook al koos je ervoor om ze stukje bij beetje te verwijderen uit je leven. Je kon wel uit je familie gaan, maar hoe kreeg je je familie uit je weg. Het waren diepe littekenen, als tatoeages van bomen. Ze waren te diep in je geworteld om je diepere betekenissen te laten zien. Het waren de verborgen delen van je ziel, waar je een eigen voorstelling van had gemaakt ... de bomen ...
Hard werd er op tafel geslagen. Een jongen was tijdens een saaie les in slaap gevallen. De onderwijzer stond voor hem. Wat had hij toch vreemd gedroomd. De onderwijzer had les gegeven over bomen. 'Doe vooral geen moeite om op te letten,' zei de leraar sarcastisch. De kinderen om hem heen grinnikten en staarden de slaperige jongen aan. 'Ach wat,' zei de jongen. 'moet ik nog geloven dat je echt bent. Je bent zelf een boom.' De kinderen lachten, maar de leraar werd erg boos. 'Zeg als je zo door gaat met je praatjes, dan stuur ik je naar de direkteur.' De jongen trok een onverschillig gezicht. 'Laat hem ook maar komen. Hij is ook één van de vele bomen,' zei de jongen. De jongen was voor niets en niemand bang, omdat hij wist dat hij elk moment ook van deze droom kon ontwaken. Maar wat als de droom chronisch zou zijn, en hij in deze situatie tachtig of negentig jaar oud moest worden ? Daar was de jongen toch ook wel een beetje bang voor, maar meestal duurden de dromen bij hem korter. Het was alsof er een octopus-boom in hem leefde, een dromenboom. Alles was zo fragmentarisch. En daar werd weer iemand wakker. Het leek wel alsof de dromen van identiteit verwisselden. Het was alsof de octopusplant weer bezig was.
Hahahaha, schreeuwde de octopus-plant. Ja, ik ben het weer. Ik ben weer aan de wandel. Maar plotseling werd de octopus-plant afgeschoten. Een lange man met een geweer stond bij het lijk, en nam het tussen zijn vingers en trok het omhoog. Naast de man stond een zwarte hond. Het was een vleesetende plant. Het vlees van zielen. Het was een zielen-eter. De lange man zou het meenemen naar zijn laboratorium om het op te zetten. De man heette Geb. Hij had een groenachtige huid. Hij nam het leven niet serieus. Hij wist dat hij zo weer wakker kon worden, en dat dan alles anders bleek te zijn. Ze hadden misschien wel met miljoenen van die octopusplanten te maken. En hoeveel leefden er wel niet binnenin bij hemzelf ? Hij wist het niet, en maakte zich er niet te druk om. Toen hij bijna bij z'n laboratorium was aangekomen werd hij aangevallen door een vliegenplant. De plant had hele dikke vleugels en leek op een vlieg. Snel spoot de plant spul af op Geb, en Geb voelde dat zijn denken en zijn bewegingen heel traag werden. Hij wist dat als hij hier niets aan zou doen, dan zou hij in slaap vallen, en dan zou de vliegenplant hem eten. Strompelend liep hij zijn laboratorium binnen, en maakte snel een flesje open, en dronk het op. Snel kon hij zich weer goed bewegen, pakte zijn geweer en schoot de vliegenplant af, die inmiddels al op z'n schouder zat. Het was groen spul uit een flesje dat de Groene Verlichting heette. De man keek naar buiten. De zon was zwart. Het was donker. Grinnikend liep hij naar binnen. In een ketel begon hij te roeren, en er lag daar allerlei groene vloeistof in, als een soort slijm. Met een kwastje begon hij de groene vloeistof te smeren over een soort roostertje of raamwerk, en draaide het om, om ook de onderkant in te smeren. Vanuit een kast haalde hij een groen staafje dat licht glom en begon dat over het besmeerde roostertje of raamwerk te strijken. Vanuit het rooster kwamen groene gelei-achtige schepselen tevoorschijn. Dit was het staafje dat de heks Sausibir ook wilde hebben. De gelei-achtige wezens gingen naar buiten en begonnen alle bomen, planten en struiken te omhullen, en dezen begonnen tot leven te komen. Ze waren op weg om alle plantaardigen vrij te zetten. De grond begon meer en meer in groene blubber te veranderen, dat hier en daar begon op te drogen. Het was een geslaagde dag.
Pats. Iemand werd wakker, en nog iemand anders werd wakker. Wat hadden ze allemaal vreemd gedroomd. Buiten renden er zwarte honden op straat. Ze blaften hard. Vandaag zouden er verkiezingen zijn. Het spande eigenlijk om twee partijen. De Partij van de Groene Verlichting, de PGV, of de Zwarte Groenen, de ZG. Het was een drukke week geweest met campagnes, en nu was het dan zover.

Einde