Nuls Verhalen Het Geheim van Aladin 14 februari 2007
Dirk zit in een pinkstergemeente. Op een dag komt er een Oosterse predikant preken. Hij komt ergens uit India of Arabie. Hij is speciaal gekomen voor een rondreis. Er wordt gezegd dat hij nogal ongewone gaven heeft, en daar had men natuurlijk wel oren naar in de pinkstergemeente. De voorganger was een nuchtere man. Hij vond het allemaal wel goed. Waarom heisa maken ? Dat was altijd zijn motto...
Het Geheim van Aladin

1. De Wonderdoener

2. Het Bejaardentehuis

3. Wie is Jezus ?

4. Halok Patong Otjelek

5. De Spreuk

6. De Ring

7. Het dromengroepje

8. Duizend-en-één-Nacht


Hoofdstuk 1. De Wonderdoener

Dirk zit in een pinkstergemeente. Op een dag komt er een Oosterse predikant preken. Hij komt ergens uit India of Arabie. Hij is speciaal gekomen voor een rondreis. Er wordt gezegd dat hij nogal ongewone gaven heeft, en daar had men natuurlijk wel oren naar in de pinkstergemeente. De voorganger was een nuchtere man. Hij vond het allemaal wel goed. Waarom heisa maken ? Dat was altijd zijn motto. Tijdens de dienst en de preek van de oosterling haalt de man een soort slangachtig voorwerp uit z'n broekzak, en begint ermee te zwaaien. 'Weet je wat ik hiermee kan ?' vraagt de man. 'Ik kan hier demonen in opsluiten.' In de zaal wordt er een beetje gegniffeld, maar de man was serieus. 'Jezus sloot demonen op in zwijnen, dus waarom zouden wij geen demonen opsluiten in voorwerpen ?' De voorganger keek de man vanaf de rij indringend aan, maar met een soort glimlach van : 'Je maakt zeker een grapje.' Dirk dacht dat de voorganger dit wel spannend zou vinden, die zou zo iemand nooit stoppen, daar was hij veel te nuchter voor. Hij zag nergens kwaad in. Volgens Dirk kon dat gevaarlijk wezen. De man strekte zijn armen uit over de zaal, en begon te bidden. Zijn handen begonnen te trillen. 'Ik voel een demoon hier, een demoon van lust, kom eruit, snel.' En ineens begon er achter in de zaal iemand te gillen. Snel draaide de oosterling met het slangachtig voorwerp, en gebood de geest in het voorwerp te gaan. Na de preek en de trucs van de oosterling mochten er vragen gesteld worden. Ook Dirk stelde een vraag : 'Hoeveel geesten kunnen er in zo'n voorwerp, en hoe weten we of zo'n geest daadwerkelijk in het voorwerp is gekomen ?' De man zei dat er een onbeperkt aantal geesten inkonden. Hij droeg de slang altijd bij zich, zodat hij een voorwerp had waarmee hij de geesten kon opsluiten. Hij zei dat de geesten zo sneller uit te drijven waren. Volgens hem moest je gewoon geloven dat de geesten erin gingen, zoals Jezus ook door geloof de geesten kon uitdrijven en in de zwijnen kon sturen. Maar ook kon God daartoe tekenen geven, bevestigingen. Op de vraag of ze er alle geesten mee konden opsluiten was het antwoord : 'Nee, want sommige demonen kunnen alleen in stenen opgesloten worden.' En toen haalde de oosterling een steen uit zijn zak. 'Hier zitten al veel demonen in, maar ik zal er nu een paar bijdoen.' De oosterling begon te bidden, en vroeg : 'Wie van jullie heeft er astma ?' Een vrouw aan de zijkant van de zaal stond op. De oosterling hief de steen op, en sprak luid : 'geest van astma, ik gebied u in de Naam van Jezus in deze steen te gaan.' De vrouw begon hevig te schudden, en was even later van haar ademnood af.
Iemand vroeg : 'Kunnen de geesten niet meer ontsnappen ?' Waarop de oosterling zei : 'Nee, want ze worden door Jezus en Zijn engelen bewaakt.' Iemand anders in de zaal vond het een eng idee om zoveel demonen mee te moeten dragen in een steen. Maar de oosterling zei dat de geesten goed gebonden waren, en dat ze niets konden doen. Een exorcist moest ook leren bewaken, als een soort bewaker van een gevangenis. De oosterling deed veel wonderen en tekenen en spoedig begonnen de aanwezigen eraan gewend te raken. Een ouderling echter stond op en zei : 'Ik zou er helemaal paranoide van worden.' Maar de oosterling zei dat de lucht vol was met boze geesten en dat ze beter zo'n soort geestelijke stofzuiger met zich mee konden dragen. Achter in de zaal stond iemand op : 'U bent typisch zo'n oosterse tovenaar. Ik geloof er helemaal niets van, waar u mee bezig bent.' Dirk schrok wakker. Wat had hij een vreemde droom gehad, zeg. Maar hij moest opschieten, want over een uur begon de dienst. De voorganger sprak over dieren in de Bijbel. De voorganger zei ook dat als God iets schiep, dan werden zijn schepselen daardoor vrijgezet, maar als de mens iets schiep door het vlees, dan werden schepselen daardoor gebonden. De voorganger liet ook zien hoe dieren werden onderdrukt door mensen. Dirk was het daar helemaal mee eens. Dirk was een vegetarier, omdat hij niet geloofde dat een mens een dier mocht vermoorden. Doodslag was verboden, want daarmee gaf je aan dat je superieur was. Na de dienst vroeg Dirk aan de voorganger of die misschien ook vegetarisch was, maar het antwoord daarop was negatief.


Hoofdstuk 2. Het Bejaardentehuis

Ergens in het boek Jeremia las Dirk dat die dierenoffers helemaal niet uit God waren, en ook ergens in de brieven van Paulus las hij dat God die offers verafschuwde en haatte en dat Hij het niet had gewild. Maar vandaag de dag werden er nog steeds dieren geofferd door christenen. Misschien niet zo zeer aan God, maar aan hun buik.
Dirk werkte in een bejaardenhuis. Hier werd ook veel vlees gegeten, en waarvoor ? Dirk zag daar de dood recht in de ogen. Dit was vaak het eindstation van de bejaarden. Hij had wel eens discussies met bejaarden over vlees eten. Zij hadden daar vaak geen vervelend gevoel bij. Ze hadden vaak zoiets van : 'wij gaan dood, dan moeten die dieren ook maar dood, anders is het niet eerlijk.' Dirk zei dan altijd : 'Maar die dieren gaan heus wel dood hoor, daar hebben ze jullie echt niet bij nodig.' Waarop zij dan vaak weer zeiden : 'Nou, wat loop je dan te zeuren als ze toch dood gaan. Dan kunnen wij hun vlees toch wel eten ?' Dirk werd er altijd een beetje misselijk van. Hij had altijd het gevoel dat hij tussen de vampieren leefde. Op een zondag had de voorganger een vreemde preek. Het ging over het onbijbelse van vegetarisme. De voorganger haalde allerlei bijbelteksten naar voren om het vlees eten te verdedigen. De voorganger had ook een boekje meegenomen genaamd : 'Vegetarisme in het licht van de Bijbel,' en in het boekje kon vegetarisme de toets niet doorstaan. 's Middags zouden ze met de hele gemeente gaan barbecuen in het bos. Dirk ging natuurlijk niet mee. Wat moest hij daar zoeken ?

Dirk had medicijnen gestudeerd, en wist dat door vlees te eten de kans op kanker en hartziekten verhoogd werd. In het vlees zaten namelijk vetten die door de buik niet verteerd konden worden, en die vetten zouden dan om het hart heen gaan drijven. Dirk had hierover eens een cursus gevolgd bij een hartspecialist. Sindsdien was hij overgegaan van tachtig procent vegetarier naar honderd procent vegetarier. In de gemeente zaten veel mensen die kanker hadden. Het leek wel een epidemie.

Dirk had nog wel zo'n foldertje liggen, van die hartspecialist, en besloot het eens op het prikbord van de gemeente te hangen. Maar niet lang daarna was het weer verwijderd. Wilden ze de mensen ergens blind voor houden ? Dirk zag het als een groot complot. Later hoorde hij dat de voorganger uit een slagers-familie kwam, en dat het foldertje te negatief was over slagers. Dirk zag slagers als terroristen. Slachthuizen waren in zijn ogen concentratie-kampen.


Hoofdstuk 3. Wie is Jezus ?

Dirk vond dat evangelisatie geen zin had. Hij vond het meer zin hebben om mensen te overtuigen dat vlees eten niets oplost, maar het alleen maar erger maakt. In de bijbel werd een dier het slachtoffer, waardoor de Israelieten zogenaamd de geluksvogels werden, en later in het Nieuwe Testament was het Jezus die de pechvogel was. Dirk zag het als een valstrik, want zo werden mensen afhankelijk gemaakt aan moord, en afhankelijkheid bracht slavernij voort. En de god van dit stelsel vrat lekker zijn buikje vol.
Op een dag stond de voorganger bij Dirk op de stoep. Dirk was niet meer welkom in de gemeente. De voorganger had gehoord over Dirk's onruststokerij en negativiteit. Het kon Dirk niet zoveel schelen. Hij zou het zinkende schip verlaten voordat het geheel gezonken was. De voorganger bedankte hem, en vertrok weer.

Wel werd Dirk een beetje moe van al die weerstand, en besloot in het vervolg maar gewoon z'n mond te houden. Hij kon toch niks doen. Hij had wel een sticker op z'n fiets met VLEES IS MOORD erop, maar daar hoefde hij verder niets mee te doen, en mensen vroegen hem er ook nooit naar.
Op een nacht had Dirk weer een droom. Hij was weer terug in de gemeente, en de voorganger hield een stuk vlees voor het publiek. 'Eet van het vlees van Jezus,' sprak hij. 'Maar dat vlees is rauw,' riep iemand. Toen werd de voorganger kwaad, en riep : 'Ik heb dit vlees altijd moeten eten, dus jullie ook.'
Dirk schrok wakker. Het was alsof hij een koude hand op zich voelde. In het Oude Testament moest het vlees van dieren geofferd worden, en in het Nieuwe Testament het vlees van Jezus, zoals ze altijd zeiden : 'Neemt, en eet van Zijn lichaam.' Hier was Dirk het nooit mee eens. Het klonk hem meer als vampirisme in zijn oren. Als mensen wordt wijsgemaakt dat ze gered worden door andermans ellende en dood, dan is moord hiervan het gevolg. Dit behoorde tot de primitieve bloedoffer-afgoderijen. Dat hele verhaal van Jezus werd uit z'n verband gerukt, zodat het een dekmantel kon worden voor duistere zaken. Voor Dirk was Jezus iemand die Zijn Leven gaf om te laten zien hoe mensen konden leven, en zalig konden worden. Het verhaal moest dus een andere belichting hebben, een andere draai. Je deelt uit van je eigen leven, opdat anderen ook uitdelen van hun leven. Zo zou er een goede bloedsomloop zijn.


Hoofdstuk 4. Halok Patong Otjelek

In het bejaardenhuis de volgende dag was het erg druk. Ze zouden een grote barbecue houden. Dirk ging bijna over z'n nek, maar hij kon niet weg, want het was zijn werk. Dirk zou wat andere dingen eten zoals champignons met soja-brokken, en patat. Gelukkig was de avond snel voorbij. Dirk zag eigenlijk de afgodische stroom in het christendom die de betekenis van Jezus een halve slag draaide, als één grote barbecue. Maar de bejaarden waren veelal te oud om dat te begrijpen. Zij waren al helemaal in het systeem vastgegroeid. Ook ambtshalve mocht Dirk er niet te veel over praten. Het moest vooral gezellig blijven, en er mocht geen emotionele druk op de bejaarden komen. Dirk besloot zijn mond maar te houden.
Aan het eind van de avond, bij het afsluiten, kwam er nog een oud dametje naar Dirk toe. 'Zo Dirk, hoe smaakte het hondenvoer ?' vroeg ze. Dirk moest wel even lachen. Even later liep Dirk door het donker naar huis. Een man met witte klederen liep op hem af. Het leek wel een beetje op een soort indische goeroe, of een ver-oosterde Jezus. Halok Patong Otjelek, zei de man. Dirk groette terug en liep door, maar de man achtervolgde hem. Ineens werd er van achteren op hem geklopt. 'Heb je vannacht een slaapplaats voor mij ? Ik ben hier op vakantie, maar ik kon geen slaapplaats vinden.' Dirk nam de man mee naar huis en gaf hem te eten. De man had verder geen spullen. Boven had Dirk nog wel een kamer voor de man. De volgende ochtend werd Dirk wakker, maar toen hij naar beneden liep kreeg hij de schrik van zijn leven. Zijn televisie was verdwenen, een paar meubels, en er was veel geld uit de la gestolen. De man was nergens meer te bekennen. Snel belde Dirk de politie. Hoe kon hij ook zomaar een vreemdeling vertrouwen. Maar ja, wat kon hij anders ?
Toen Dirk de man beschreef ging er een lichtje bij de politie branden. De man scheen een gevaarlijke crimineel te zijn. Dirk mocht blij zijn dat hij nog leefde. Het kwam allemaal in de krant te staan, en al snel kreeg Dirk een telefoontje van zijn vroegere voorganger : 'Dirk, ik ben er achtergekomen dat ik iets te hard voor je ben geweest. Je hebt een hart van goud, en ik zou je graag weer in de gemeente terugzien,' sprak de voorganger. In de gemeente werd Dirk ineens als een koning ontvangen. De mensen waren heel blij hem te zien. De mensen hadden het erg met hem te doen, en van alle kanten kreeg hij spullen en geld aangereikt. Dirk was hen erg dankbaar. Ineens stond de man met de witte klederen in de deur- opening met een geweer. 'Allemaal liggen,' riep hij hard. En iedereen verschool zich onder en achter de banken. Ineens begon de man te vuren, en schoot gaten in de muren. Iedereen was in grote paniek. 'Leg al het geld dat je hebt op de banken,' riep de man. Direkt werd er geld gelegd, en de man begon het op te halen. 'Kotsmisselijk ben ik van jullie,' zei de man. 'Ik word hier in jullie land als crimineel gezien, maar ik kom gewoon een deel halen van jullie rijkdom. Wij in het Oosten zijn arm. Het is niet eerlijk. Wij komen om van de honger, terwijl jullie hier feestjes en barbecues houden. En jullie noemen jezelf christenen ? Vampieren zijn jullie !' En toen vertrok de man weer. Direkt werd de politie gebeld, maar de man was in geen velden of wegen te bekennen. Dirk werd naar voren geroepen om de mensen te sussen. Maar Dirk kon geen woord uitbrengen. Verslagen ging hij weer zitten. De politie zou een grootscheeps onderzoek houden.


Hoofdstuk 5. De Spreuk

Thuisgekomen ziet Dirk de man op de bank zitten met een soort sigaret. 'Wat doe je hier ?' vraagt Dirk. 'Hier woon ik,' zegt de man.
'Waar heb je al mijn spullen ?' vraagt Dirk, die direkt de politie wil bellen. 'Dat zou ik maar niet doen,' zegt de man.
'Trouwens de telefoonkabel is doorgesneden.'
'Nou leuk,' zegt Dirk, 'en wat ga je nog meer doen ?'
'Wat zou ik als Jezus doen ?' vraagt de man ... 'Wonderen en tekenen natuurlijk ...'

'Oh God,' zegt Dirk, 'denk je nu ook al dat je Jezus bent ?'
'Ik ben altijd al Jezus geweest,' zegt de man, en plotseling is de man in het niets verdwenen.

Dirk schrikt wakker. Wat heeft hij vreemd gedroomd, zeg. Stilletjes sluipt Dirk naar de kamer van de vreemdeling. Deze slaapt nog steeds. 'Ach, het zal toch geen dief zijn ?' denkt Dirk ... 'Het was immers maar een droom.' Toch voor alle zekerheid haalde Dirk z'n geld uit de la, en legde het onder z'n kussen.
De volgende ochtend zitten ze samen aan het ontbijt. Dirk vertelt over zijn droom, en de man begint te grinniken. 'Ik geloof niet in Jezus,' zegt de man, 'Ik geloof in Boeddha.'
'Whatever,' denkt Dirk. De man draagt een vreemde ring, en Dirk vraagt naar de betekenis ervan. 'Oh,' zegt de man, 'dat is een ring waarmee ik boze geesten opsluit.'

'Zo zo,' zegt Dirk, 'doet Boeddha daar ook al aan ?'
'Nee,' zegt de man, 'dat heb ik eens geleerd vroeger van een man waarbij ik werkte. Die zei dat als ik genoeg geesten in mijn ring had verzameld, dan konden ze voor mij werken, en dan zou ik slapend rijk worden.'

'En ? Ben je dat geworden ?' vroeg Dirk. 'Nee,' zei de man, 'maar ik mag niet klagen.' Dirk glimlachte. 'Vertel me eens,' vroeg Dirk, 'hoe sluit je die geesten in je ring op ? En hoe laat je ze voor je werken ?'
De man boog een beetje naar voren, en zei : 'Door wat toverspreuken. Als ik genoeg geesten heb dan vormen ze tezamen een goede geest.'
'Oh,' zei Dirk een beetje pseudo-verbaasd, maar wel met respect, 'werken die dingen zo ?'
'Oh ja,' zei de man, 'want als je vele boze geesten aan elkaar hebt gebonden, dan wordt de goede geest die ze gevangen hadden gezet vrijgezet, en dan worden die boze geesten omgevormd en betoverd tot zijn delen.'
'Hmm... dat klinkt interessant,' zei Dirk, 'althans het is een leuk sprookje.'
'Nee,' zei de man, 'het is echt.'
'Whatever,' dacht Dirk. 'Kun je mij die toverspreuken eens vertellen ?'

Maar de man schudde zijn hoofd. Hij had zeven jaren voor die spreuken moeten werken, dus die zou hij niet zomaar even op tafel leggen. Maar toen werd Dirk ineens wel heel erg nieuwsgierig, en het was alsof zijn hart begon op te springen. 'Wat als ik je aanbied een maand bij mij te logeren ?' Maar de man schudde zijn hoofd. Dat zou te gemakkelijk gaan. 'Waar doe je het dan voor ?' vroeg Dirk.
'Wat dacht je van veel geld ?' zei de man. Dirk herinnerde wel hoeveel geld men moest betalen voor een reiki-cursus waarin je speciale bewegingen, symbolen en spreuken zou leren om één of andere goddelijke kracht te ontvangen. Dit leek hier wel erg veel op, en wat als de man maar gewoon wat bazelde ? Misschien als Dirk hem het geld zou geven dat de man die spreuken gewoon ter plekke zou verzinnen. Maar wat als de man nu echt geheime en kostbare toverkracht zou bezitten door die spreuken ... Hoe langer Dirk er over nadacht hoe interessanter hij het vond worden. Hij zou graag als een soort Aladin willen zijn, met zijn eigen wonderlamp, met een geest die hem zou kunnen helpen.


Hoofdstuk 6. De Ring

Dirk probeert op vele manieren erachter te komen hoe het zit, en stelt veel vragen, maar de man laat niet veel meer los. De man hield zich als een automaat waar je eerst geld in moest gooien. Voorzichtig vroeg Dirk naar het bedrag voor de spreuken. Het was een bedrag boven de tienduizend. Toch besloot Dirk het te doen, want hij werd gek van de nieuwsgierigheid. Dirk ging naar boven en haalde het bedrag onder zijn kussen vandaan, en gaf het aan de man. De man gaf hem een klein boekje waar de spreuken instonden. 'Hier heb je het. Ik ken de spreuken na al die jaren wel uit m'n hoofd. Als je ze goed gebruikt zul je nooit meer te hoeven werken. Ineens was de man in het niets verdwenen. Dirk voelde zich heel vreemd en opende het boekje. Er werd ook uitleg gegeven bij de spreuken.
Dit was allemaal veel interessanter dan al dat gezanik in de kerk van mensen die toch niet veranderen, of door zogenaamde veranderingen steeds trotser en koppiger worden. Maar dit was mysterie, dit was geheimzinnig, dit was zeker wel een duikje waard. Dirk begreep wel dat de man er zoveel geld voor had gevraagd, want hij had er immers zeven jaren voor gewerkt. Dirk bladerde snel door het boekje, en ergens op één van de laatste bladzijden stond dat het boekje absoluut niet verkocht mocht worden. Ook stond er op dat hen die deze kennis bezaten het alleen maar mochten doorgeven aan hen die er klaar voor waren. En toen las Dirk iets waar hij erg van schrok. Om de spreuken daadwerkelijk te laten werken zou degene die de spreuken kende eerst naar het Oosten moeten gaan, om daar op zoek te gaan naar een speciale ring. Toen de ring beschreven werd herinnerde Dirk zich dat de oosterse man zo'n ring had. Dirk voelde zich een beetje moe worden. Zou hij echt eerst op zoek moeten naar zo'n ring ? Toen Dirk even later de kamer van zijn gast opruimde zag hij op het kussen iets liggen. Het was een briefje, en toen Dirk het pakte lag er tot zijn grote verbazing een ring onder, dezelfde ring als die de man droeg. Op het briefje stond geschreven : 'Ik wist dat je zo'n ring nodig zou hebben, dus bij deze. Ik zie je in het kasteel.' Dirk was erg verrast, maar wat bedoelde hij met het kasteel ? Even later na het boekje wat beter te hebben gelezen begreep Dirk het. Hij zou leren te verschijnen en te verdwijnen, en ergens op een verborgen en geheime plaats zou een kasteel staan waar je alleen maar door de spreuken en de ring zou kunnen komen. Hier zou je ook alle anderen kunnen ontmoeten die de ring droegen en de spreuken gebruikten. Dat leek Dirk wel erg spannend. Maar hoe hij ook oefende met de spreuken, er gebeurde niet veel, eigenlijk niets. Maar hij wist dat het toch wel iets moest zijn, want de man kon ook zo maar in het niets verdwijnen. Er was ook een hoofdstuk over wat er aan de hand zou kunnen zijn als de spreuken niet zouden werken. Ergens stond geschreven dat als je zelf niet in het oosten was geweest, dan zouden de spreuken niet werken. Zij die de ring al wel hadden, maar nog niet in het oosten waren geweest, zouden eerst naar het oosten moeten gaan, zodat de ring zou werken. Zij zouden bij een oosterse koopman de ring moeten laten beoordelen.
Er zat voor Dirk niets anders op om naar het Oosten te vertrekken, maar waar in het Oosten ? Dat stond nergens beschreven. Dirk besloot naar Bagdad te gaan, want daar kwam Aladin ook vandaan. Bij een koopman aangekomen in een winkel liet Dirk de ring zien, en vroeg wat het waard was. De koopman schrok zichtbaar. De koopman riep iets en even later grepen twee Oosterse soldaten Dirk vast. De koopman zei dat het één van de gestolen ringen van de Sjeik was. Dirk moest meekomen naar het paleis van de Sjeik. De koopman liep voorop met de ring. De Sjeik was erg blij de ring te zien, en begon het ding te zoenen. Toen richtte hij zich op Dirk en riep : 'Werp hem in de vurige oven !' Maar toen riep Dirk : 'Maar mijnheer, ik heb helemaal niets gedaan. Ik heb deze ring van iemand gekregen. Ik wist niet dat hij gestolen was.' Toen zei de Sjeik : 'Okay, sluit hem dan op in de diepste kerker.' Dirk werd helemaal meegevoerd naar beneden. In de kerker aangekomen zag hij daar ook de man zitten van wie hij de ring had en de spreuken. 'En, waar heb je nu de ring ?' vraagt de man. Dirk begint te snikken : 'Die hebben ze me afgenomen. De ring was gestolen. Wat doe jij hier trouwens ?' Waarop de man zegt : 'Je hebt de ring nodig, anders kom je hier nooit meer weg. Ik ben hier speciaal voor jou gekomen.'
'Ach, toe nou,' smeekt Dirk, 'kun je me nog één keer die ring geven ?' Ineens is de man weer verdwenen, en na een paar minuten verschijnt hij weer, met de ring. 'Alsjeblieft, en laat hem je niet meer afnemen,' zegt de man. Dirk haalt zijn boekje tevoorschijn, en begint de spreuken uit te spreken. En eindelijk werkt het, en niet lang daarna bevindt hij zich in het geheime kasteel. Hier komt hij de man weer tegen, maar ook wat christenen, zelfs wat voorgangers die hij wel kent. 'Wat moeten die nu hier ?' vraagt Dirk. Waarop de man zegt : 'Hetzelfde als wat jij hier doet.'

Plotseling word Dirk wakker. Het was weer allemaal een droom. Waarom moet hij toch altijd zo vreemd dromen ? Inmiddels was het dan echt ochtend geworden. Tijd om zijn gast te wekken. Die ligt nog rustig te slapen. Dirk heeft wat ontbijt voor hem gemaakt. Z'n gast kijkt hem een beetje vreemd aan. Beneden aan tafel vertelt Dirk glimlachend de twee dromen die hij over hem heeft gehad. Z'n gast zegt niet veel, en vertrekt na een tijdje weer. Het ging de man alleen maar om een slaapplaats voor de nacht. Dirk is best wel opgelucht dat alles zo goed is afgelopen, maar Dirk denkt nog wel veel na over dat bijzondere spreuken-boekje waarover hij gedroomd had. Tijdens het opruimen van de kamer van zijn gast komt Dirk erachter dat de man een klein bijbeltje heeft achtergelaten. Misschien dat hij het vergeten is ? Even later wordt er gebeld. Het is de man, die om zijn bijbeltje vraagt die hij had vergeten. 'Bent u christen ?' vraagt Dirk. Maar de man mompelt wat, neemt het bijbeltje aan uit Dirk's hand, en loopt weer weg.
Een uurtje later gaat Dirk naar z'n werk in het bejaardentehuis. Hij gaat bij een oude dame op bezoek die ernstig ziek is. De vrouw ligt in bed. Door de jaren heen moest Dirk de vrouw zo nu en dan wat zorg geven, en de dame is erg op hem gesteld. 'Dirk, ik heb wat voor je,' zegt de vrouw, 'ik weet niet of je er wat aan hebt, maar het is een boekje wat ik eens kreeg van een andere dame waar ik zeven jaar voor gewerkt had in de huishouding. Ik wilde het graag aan jou geven.' De vrouw boog opzij en trok haar nachtkastje open, en haalde een paars-achtig boek tevoorschijn. Dirk sloeg het boek open en zag allerlei vreemde spreuken staan. 'Wat is het ?' vraagt hij aan de oude dame. 'Ik weet het niet, Dirk,' zei de oude vrouw. 'Ik weet alleen dat het boek oorspronkelijk van haar overleden man was, die als kapitein op een schip werkte.' Dirk sloeg het boek dicht. Thuisgekomen sloeg hij het boek direkt weer open. Er stonden veel spreuken in, maar er stond niet bij wat het betekende. Het kon ook gewoon een boek in een andere taal zijn. Dirk besloot het boek te laten onderzoeken door een expert. Na enkele maanden kreeg hij bericht. Het boek was inderdaad geschreven in een oud oosterse taal, dus het waren geen spreuken. Het was een boek over dieren en hun betekenissen. Dirk was een beetje teleurgesteld dat het geen toverspreuken waren, maar aan de andere kant ook opgelucht, want zo konden er ook geen vreemde dingen gebeuren.
Dirk besloot het boek gewoon in de kast te leggen, en er verder geen aandacht meer aan te geven.


Hoofdstuk 7. Het dromengroepje

Dirk besluit zich aan te melden bij een dromengroepje. Bij het dromengroepje wordt er gepraat over wat ze gedroomd hebben. Ze zitten in een kring. Het zijn mensen van verschillende slag. Er zitten bank- directeuren tussen, dokters, christenen en niet-christenen. Dirk begint te vertellen over zijn dromen. Die had hij eigenlijk al van kindsaf aan. Het wordt een lange toespraak. Na afloop wordt hem gevraagd hoe hij zich bij de dromen voelde. Iemand anders stapt naar voren, en begint soortgelijke dromen te vertellen. Dirk vindt dat wel interessant. Het is net alsof die soortgelijke dromen alles op een andere manier belichten, en aanvullen. De avond is snel voorbij. Een vrouw die nog met Dirk wil doorpraten word door hem uitgenodigd om mee te komen naar zijn huis. 'Ja, ik ben erg onder de indruk van je dromen,' zegt de vrouw. 'Ik droom zelf niet zoveel, maar had toch wel een paar dromen waarover ik in een dromengroepje wilde praten. Het ging om een paar nachtmerries.' Dirk is één en al oor. De vrouw begint te vertellen. Ze vertelde hem dat ze in haar jeugd een paar keer dezelfde droom had gedroomd. Dat gebeurde altijd als ze ziek was. Dan zag ze Aladin op de kade staan die naar haar riep, en op haar afrende, maar dan werd ze altijd door een paar duistere figuren in een schip getrokken, en gingen ze de zee op waar het verschrikkelijk stormde. Dan verging het schip altijd.
De vrouw kon die nachtmerries nooit verwerken. 'Ben je een christen ?' vroeg Dirk. 'Nee,' zei de vrouw, 'maar ik ben wel altijd geinteresseerd geweest in sprookjes, vooral de sprookjes van Duizend-en-één-Nacht.' Dirk begint te glimlachen. Nou, ik zou ook maar geen christen worden hoor, want dan word je door allerlei christenen gegrepen die het alleen maar erger maken. Het wordt toch allemaal verkeerd belicht. De beste christenen die het dichtst bij de waarheid leven zijn de niet-christelijke christenen, de buitenkerkelijke kerkelijken. De vrouw begint te glimlachen, en begrijpt precies wat hij bedoelt. Ineens voelt de vrouw zich niet goed worden. 'Ga maar even op de bank liggen,' zegt Dirk vriendelijk. De vrouw begint hevig te ademen, en Dirk haalt een glas water voor haar. Wat moet hij nu doen ? Na een tijdje word de vrouw weer wat rustig. 'Ik heb soms last van hyperventilatie,' laat de vrouw weten.

Na een tijdje zetten ze het gesprek voort. 'Ik denk dat figuren als Jezus en Aladin juist buiten het schip en buiten de kerk staan, omdat ze van binnen hun beeld zo gemolesteerd hebben,' zegt Dirk. De vrouw knikt instemmend. Het is een zachte vrouw, iemand die Dirk goed kan begrijpen. 'Wordt er in de kerk ook over Aladin gesproken, of alleen over Jezus ?' vraagt de vrouw. Dirk wordt stil ... Hij herinnert zich een droom die hij heel vroeger heeft gehad over Aladin met zijn lamp waaruit geesten kwamen. Die geesten hadden zich op allerlei manieren verkleed en gingen in de hoofden van mensen wonen. En op een vreemde manier raakten die mensen toen in elkaar geinteresseerd. Als iets 'anders is dan anders' dan kan dat aantrekken of afstoten. Dirk besluit om de vrouw bij hem te laten logeren. Ze komt op de kamer waar de oosterse man had geslapen.


Hoofdstuk 8. Duizend-en-één-Nacht

In de logeerkamer hangt een groot schilderij van Mickey Mouse. De vrouw kon zich nog wel herinneren dat ze vroeger eens over Mickey Mouse had gedroomd. In die droom had Mickey een schip, een soort piratenschip. De volgende ochtend zitten ze samen aan het ontbijt. De vrouw moet net als Dirk ook werken. Ze besluiten elkaar weer terug te zien in het dromengroepje. Wanneer er weer een bespreking is van het dromengroepje is er weer een nieuw lid bijgekomen. De man gaat zitten, en begint te vertellen. Ook anderen vertellen wat ze de afgelopen twee weken hebben gedroomd. En er wordt nog een tijd over doorgepraat. Dirk denkt diep over de dromen na. Het is voor hem een ander soort van leven, en ook een ander soort van contact hebben met elkaar. Het is een speciale vriendenkring, en het trekt hem veel meer aan dan het gewone leven. En of hij het geheim van Aladin al heeft ontrafeld ? Dat weet Dirk niet. Hij besluit de sprookjes van Duizend- en-één-Nacht te lezen, zoals de vrouw hem dat had aangeraden.

Maar het was alsof Dirk het niet kon lezen, alles wemelde voor zijn ogen, en hij besloot ermee te stoppen. Het boek was in het Engels. Maar de vrouw wilde het hem wel voorlezen en voor hem vertalen. Dirk stemde er mee in. De vrouw zou hem elke keer na de bijeenkomst thuis een stukje voorlezen. Het was alsof het boek Dirk heel zwaar op de maag viel, en daarom kon hij niet teveel in één keer. Op een dag stonden er twee mannen voor de deur. Het waren Jehova-getuigen. Dirk liet hen binnen, en schonk wat voor hen in. Dirk vertelde over het boek dat hij aan het lezen was. 'Maar ken je de Bijbel al ? Heb je daar weleens in gelezen ?' vroeg een van de mannen. 'Ja, daar ben ik zo zoetjes aan mee doodgegooid,' zei Dirk. Toen ze een slot op de Bijbel hebben gezet, heeft God gezegd : 'Nou goed, dan maak ik er wel andere boeken bij. Mij kun je de mond niet snoeren.' Ze hebben van die Bijbel een papieren paus gemaakt. Maar toen staken de Jehovah-getuigen van wal. Ze hadden het over het komende paradijs hier op aarde. Dirk wist niet goed wat hij hierop moest zeggen, en liet ze maar praten. Waar hij in was geinteresseerd was hoe zij in het totale plaatje konden passen. Ze liepen natuurlijk niet voor niets rond. Daar was God gewoon te groot voor. Dirk herinnerde de droom van zijn kinderjaren : Alle dingen zijn puzzelstukjes, maar je moet ze op de juiste manier draaien en op de juiste plekken, zodat ze in elkaar passen. Dat was een hele opgave. Ook was het voor Dirk een uitdaging, en het was een stap verder dan alles zomaar opzij te schuiven. Dirk moest met de stukjes werken.

Vanavond zou er een optocht zijn. De hele stoet was verkleed, en er waren versierde wagens. Er was ook een wagen bij waar Aladin opstond. 'Hey, Aladin !' riep iemand in het publiek. Maar Aladin hoorde het niet, omdat hij tussen wat hoornblazers, trompettisten en slagwerkers stond. Dirk slenterde naar huis, nadenkend over God en over zijn dromen. Was de wereld niet één grote droom ? Dirk wist het niet. Er waren zoveel dingen die hij nog niet wist. Zou hij het ooit te weten komen ?

Einde