Het is druk in de kerk. Er is een kerstdienst, en de zaal zit vol. Sommigen hebben familieleden meegenomen. Esther en Peter zitten achter in de kerk. Zo kunnen ze alles goed zien, alhoewel het wel erg donker is. In de hele kerk zijn er wat kleine lampjes die de sfeer heel geheimzinnig maken, en er branden hier en daar wat kaarsjes...
Spiegel van Paradox
Het is druk in de kerk. Er is een kerstdienst, en de zaal zit vol. Sommigen hebben familieleden meegenomen. Esther en Peter zitten achter in de kerk. Zo kunnen ze alles goed zien, alhoewel het wel erg donker is. In de hele kerk zijn er wat kleine lampjes die de sfeer heel geheimzinnig maken, en er branden hier en daar wat kaarsjes. Esther vindt dat wel een beetje eng, want wat als er zo'n kaarsje omvalt. Maar Peter zegt dat ze zich niet aan moet stellen. 'Als de kerk in de fik vliegt, dan gaan we allemaal naar de Heer,' verzekert Peter haar. Maar daar zit Esther niet echt op te wachten. Ze wil eerst met Peter trouwen en dan kinderen krijgen. De dominee zegt dat dat niet in de hemel gebeurt, en daarom vindt ze dat ze er weleens mee mogen opschieten. Peter vindt het allemaal maar dom. Hij wil wel met haar trouwen hoor, daar niet van, maar hij ziet juist er juist erg naar uit om zogezegd te trouwen met de Heere. Dat staat namelijk ook in de Bijbel zo, dat de gemeente de bruid is van Christus. Esther vindt het maar een eng idee. Wat zal er dan in de hemel allemaal gebeuren ? Komen ze dan allemaal in een soort harem terecht ? Nee, Esther heeft nog steeds haar bedenkingen bij het geloof. Eigenlijk kwam ze door Peter in de kerk terecht, maar nog steeds heeft ze er erg veel moeite mee. Oh ja, ze gelooft wel hoor, maar moet dat allemaal zo moeilijk als in de kerk ? Ze zingt altijd wel mee, en luistert altijd wel naar de preek, maar veel ervan begrijpen doet ze niet.
Peter is een humoristische jongen, iets waardoor ze gelijk als een blok voor hem viel. Hij heeft zoiets mysterieus om hem heen hangen. Peter zegt dat dat de Heere is, maar heeft de Heere wel zoveel humor en mystiek als Peter ? Het zou voor haar makkelijker zijn om te geloven als Peter de Heere zou zijn. Ze is helemaal vol van Peter, en soms denkt ze zelfs dat hij God is. Natuurlijk is hij dat niet, maar toch. Peter zegt dat hij in de geest gedoopt is, en dat het daardoor komt dat ze zo denkt, maar ze snapt niet veel van het in de geest gedoopt te zijn. Ze vindt dat allemaal een beetje eng. De dominee doet wel eens een oproep of een ieder die in de geest gedoopt wil worden naar voren wil komen, maar dat heeft ze nog nooit gedaan. Dat vindt ze veel te eng. Peter dwingt haar verder niet, hoor, maar toch vindt hij dat een beetje jammer. Verder kunnen ze goed met elkaar overweg. Op een dag zit er een vreemde man in de kerk. Niemand schijnt hem te kennen. Na afloop loopt hij direkt op Peter af : 'Hey, ga je mee naar het bos, er is daar iets vreemds.'
Peter vraagt hem wat er daar dan aan de hand is. 'Ja, allemaal lichten,' zegt de man, 'en spiegels, heel veel spiegels.'
'Nou, ik voel daar niet veel voor als ik eerlijk mag zijn,' zegt Peter. De man kijkt heel vreemd uit zijn ogen, alsof hij een klap heeft gehad, of zelfs teveel heeft gedronken, en Peter vertrouwt het niet zo. De volgende kerkdienst is de man weer aanwezig. Hij draagt gescheurde klederen ditmaal, en het lijkt zelfs alsof er as op z'n hoofd ligt. Peter moet direkt denken aan wat er in de Bijbel staat over rouw. Peter besluit na de dienst op hem af te gaan en vraagt of er iets met hem gebeurt is. Maar de man zegt niets, en loopt weg. Als hij bijna bij de deur is roept hij : 'Ik vroeg je toch om met mij mee te gaan, maar je wilde niet luisteren !' Toen rende de man weg.
De dienst daarop zit de man weer in de kerk, keurig in het pak, stropdas, met een vrouw in bruidskleding. 'Wel heb ik ooit,' zegt de dominee op de preekstoel. 'Hier wist ik niets vanaf, broeders en zusters, dat er vandaag een bruiloft was.'
'Ja, we zijn net getrouwd,' zei de man. De bruid knikt. 'Nou, hartelijk gefeliciteerd,' zegt de dominee, en zegent hen vervolgens om dan met zijn preek te beginnen. Maar midden in de preek onderbreekt de man hem. De man heeft een ruige baard, en zijn lip bloedt een beetje, alsof hij erop gebeten heeft. Zijn bruid probeert hem in toom te houden, maar de man is al opgestaan, en begint luid te schreeuwen : 'Wie heeft jou verteld dat je zulke onzin mag prediken : 'In de hemel wordt niet getrouwd, maar met de Heere trouwen we allemaal. Wat is dit voor onzin ? Trouwens ...' En dan beginnen overal om de man heen mensen flauw te vallen. De man heeft zo'n harde schelle stem. De dominee probeert de man te kalmeren, maar de man schiet steeds meer uit zijn slof. 'Zeg, zeg,' probeert de dominee, 'het is je trouwdag, en dat is niet zo'n goed begin.' Maar de man begint langzaamaan de dominee de huid vol te schelden. Sommige mensen verlaten misselijk het gebouw, want de man spuugt ook in het rond. Dan staat Peter op, en zegt tegen de man : 'Het spijt me dat ik niet met je meewilde naar het bos. Ik begrijp dat je daar iets heel indringends heb gezien. Zal ik met je meegaan ?' Ineens kalmeert de man, en gaat zitten. Peter knipoogt naar de dominee, en de dominee stapt met een bezweet en vermoeid gezicht van de preekstoel af.
In het bos aangekomen laat de man Peter een heuvel zien. Er staat een enorme spiegel op de heuvel. 'God is teruggekomen, Peter,' zegt de man, 'Hij heeft zijn schaapjes niet in de steek gelaten. Hij is door deze spiegel heengekomen.'
'Wat is het voor spiegel ?' vraagt Peter. 'Dat zul je wel zien,' zegt de man, 'kom mee.' En dan grijpt hij Peter bij z'n arm en samen lopen ze door de spiegel ergens naar binnen. Het oppervlak van de spiegel was waterig, en ze konden makkelijk naar binnen.
'Er is een oude indiaanse wet die zegt dat je de vijand alleen overwint door de vijand op jouw eigen manier te worden,' zei de man. De man zag er ineens veel ouder uit, en ook Peter. Peter staarde naar zijn kleding, die niet meer rood was, maar bruin. Ook de kleding van de man had een andere kleur, en de man leek een beetje op een piraat. Peter leek nu een beetje op een cowboy. Het was erg vreemd. Peter was erg verbaasd. Toen zei de man : 'In de bijbel staat dat Christus gelijk werd aan de zonde. Ik zal je vertellen wat er gebeurde. Op een zeker moment werd Christus gelijk aan het lijden, door het kruis, en toen ging hij ook door deze spiegel heen, en werd hierdoor gelijk aan zijn vijand, maar dan op een hele andere manier, als in een paradox. Zo werd Christus uiteindelijk satan, en zelfs Judas. Zo overwon Hij hen.'
Peter keek de man een beetje verbaasd aan. 'Dus dat is ook een hele oude indiaanse wet ?' vroeg Peter. De man knikte. 'Wat een vreemde spiegel is dit ?' zei Peter. Toen draaide de man zich om, en wilde weglopen, maar Peter vroeg : 'Hoe kom ik hier weer uit ?'
Maar de man rende weg, en riep : 'Je kunt hier niet meer uitkomen. Je zult ermee moeten leren leven.'
Ineens was de man helemaal uit het zicht verdwenen. Peter wist niet hoe hij het had. Hij was hier gelijkgeworden aan alles wat hij altijd verafschuwde, alles waar hij moeite mee had, en zelfs de dingen waar hij bang voor was. Hij was hier zijn eigen vijand, maar dan op een hele andere manier. Peter probeerde de spiegel weer te vinden, maar waar hij ook zocht, er was niets meer. Ook de heuvel kon hij niet meer vinden, maar hij stond hier wel in een bos. Zou er hier in de buurt ook een kerk zijn ? En wie zouden daar allemaal zitten ? Peter wilde er niet lang over nadenken. Hij wilde terug. Opeens kreeg Peter hele erge steken in zijn tepel, en ook in zijn voet. Het leek wel alsof hij bloedde. Zo hard als hij kon rende hij het bos uit, en daar zag hij de man weer lopen. 'Hey,' riep Peter, 'je moet me hieruit halen, ik krijg overal steken in mijn lichaam, en ik heb het gevoel alsof ik bloed.' Maar de man antwoordde niet. Na lang aandringen deed de man eindelijk zijn mond open : 'Echt, Peter, het is beter voor je. Je moet hier blijven.'
'Ja maar ik moet naar huis,' zei Peter. 'Ik voel me niet goed. Haal me hier alsjeblieft uit.' Na een tijdje begon de man medelijden met hem te krijgen, en zei : 'zoals je wil.' Ineens werd Peter wakker in de kerk, terwijl alles draaide voor zijn ogen. Had hij alles maar gedroomd ? Naast hem zat iemand die heel erg op de man van de spiegel leek. De dominee was flink de boel aan het tiraniseren op de preekstoel. Met donderend geweld bracht hij de woorden van God tot de mensen in de kerk. Het was alsof de dominee daar als Noach op z'n ark stond, om de mensen te waarschuwen voor de regen. Peter had een onbehaaglijk gevoel.
Die nacht had Peter een vreemde droom. Hij en Esther zaten in een bootje, en plotseling viel het bootje om, en een soort krokodil-achtige slang greep Esther en trok haar de diepte in. Peter probeerde haar nog te zoeken, maar zonder resultaat. Toen zwom hij naar de kant en werd wakker. Peter wilde een gesprek met de dominee over hetgeen was gebeurd, en ook over de vreemde droom erna. Maar aan de andere kant was het alsof Peter bang was geworden voor de dominee. Hij besloot er eerst met Esther over te praten. Esther zei dat het beter voor hem was, dus Peter ging op een dag met de dominee naar huis. De dominee woonde op een afgelegen plek in het bos. De dominee schonk wat koffie in voor Peter, en Peter vertelde zijn verhaal.
'Peter, ik kan me hier echt niets bij voorstellen, maar het is wel vreemd, want heel lang geleden, toen ik net in deze kerk was aangesteld, kwam er eens een man in de kerk die er hele vreemde leerstellingen op na hield. De man had het over de paradox, maar wat hij daarmee bedoelde begreep ik niet helemaal,' zei de dominee. 'De man werd door lotingen ouderling, maar op een dag kwamen we erachter dat hij er meerdere vrouwen op nahield. Hij heeft toen nog enkelen van ons met een pistool bedreigd, maar is toen de kerk uitgegaan.'
'Ja, maar wat moet ik nu dan met zulke vreemde dromen ?' vroeg Peter aan de dominee.
'Ach,' zei de dominee, 'iedereen droomt weleens vreemd. Ik zou er niet teveel aandacht aan geven als ik jou was.'
Na het gesprek besluit Peter naar de plaats te gaan in het bos waar in zijn droom die spiegel stond, maar hij kon de heuvel niet vinden, en al helemaal de spiegel niet. 'Dromen zijn bedrog,' had de dominee gezegd. En dat bleek maar al te waar. Na zijn wandeltocht en zoektocht door het bos gaat hij naar Esther. Even later zitten ze beiden op haar kamer. Esther draait wat rustige muziek, en Peter bladert door een paar magazines van haar. Het zijn echte vrouwenbladen, waar ze zo van houdt. Peter vindt het niet echt wat. Het staat vol met roddel, maar Esther zegt dat het gewoon verhalen zijn. Verder zegt Peter er niet veel van. Daar is hij veel te positief voor ingesteld. Weer heeft Esther het over trouwen, iets wat ze vaak doet.
Op een zondag zitten ze in de kerk, terwijl er een andere dominee preekt. De dominee komt uit het buitenland, en heeft het veel over de paus. De dominee heeft een beetje een vreemd accent, maar spreekt wel gewoon Nederlands. Hij vertelt dat Christus Petrus had aangesteld als de Rots waarop de gemeente gebouwd zou worden, en dat de paus de hedendaagse Petrus is, als de plaatsvervanger van Christus, en opvolger van Petrus. Het komt allemaal een beetje katholiek over. De dominee vertelt ook dat hij wonderen kan doen. De dominee heeft een duif in een kooitje meegenomen, en vertelt dan over de heilige geest.
De week daarop preekt dezelfde dominee weer, en weer gaat het over de paus. Peter heeft het niet zo op met de paus, maar laat de man maar zemelen. Ditkeer laat de dominee de duif los, die direkt door de kerk vliegt en daarna weer terugkomt. Peter vindt het maar vreemd, maar de dominee gebruikt het om uit te leggen over de heilige geest. Hij spreekt over de heilige geest alsof het een postduif is. Dan zegt hij dat de Bijbel zegt dat de geesten der profeten aan de profeten onderworpen zijn, en dat de profeten van de gemeente zijn, en daarmee onderworpen aan Petrus, en dus aan de paus. De dominee beschildert de paus als een soort poppenbaas die de marionetten laat dansen. De dominee heeft ook wat marionetten meegenomen om dat uit te beelden. De dominee beschildert Petrus en dus de paus als de Nieuw-Testamentische Noach, die een ark heeft gebouwd, de kerk, de rots, om de gemeente te behoeden tegen de regen. En dan gaat de dominee verder met te beschrijven welke afschuwelijke dingen de pauzen van het verleden op hun geweten hebben, en laat de gemeente een boekje zien ongeveer zo groot als de bijbel, met roodbruin leer en vergulde bladzijden. De dominee zegt dat dit het Pauselijk Testament is, het derde testament, en dat dit tot de verborgen bijbel van de paus behoort, de zogenaamde machtsbijbel. Iedereen in de zaal is diep geschokt. Dan vertelt de dominee dat het Oude Testament een boek is van offering, van moord en doodslag, en dat het Nieuwe Testament kwam om dit allemaal te bedekken met de mantel der liefde. Maar het Pauselijk Testament was het boek der martelingen, om de oude wonden allemaal weer open te halen. Overal in de kerk begonnen mensen misselijk te worden, en sommigen vielen flauw, terwijl anderen opstonden om kokhalzend de zaal te verlaten. Niemand wist wat er precies gebeurt was, of waardoor het kwam, maar zo liepen de dingen nu eenmaal. Het leek alsof een enorme en onbeschrijfelijke stank het kerkgebouw was binnengekomen, als de onverdragelijke stank van rottend vlees.
Maar de dominee was nog niet klaar. Er was ook nog een vierde testament wat voor de kerk verborgen werd gehouden, een testament met een verborgen paus. Dit was het Pinkster Testament, een boek dat angstvallig door charismatici werd schuilgehouden, en wat tot hun verborgen machtsbijbel behoorde. Ze claimden hierdoor zelfs de paus als marionet te gebruiken.
Peter stond op en riep : 'Hoe weet u dit allemaal, en hoe komt u aan die geschriften ?'
De dominee begon te grijnzen, en zei : 'Ja, ik heb zo mijn connecties.'
Toen werd Peter wakker. Het bleek allemaal een droom te zijn. Weer ging Peter ermee naar de dominee. 'Vier Testamenten ?' vroeg de dominee. 'Je dromen gaan wel erg ver, Peter. Maar moet je eens luisteren : Het is wel zo dat de pauzen opkwamen als de grote poppenbazen voor heel veel bloedvergiet, en de pinksterbeweging kwam toen opzetten om de wonden weer een beetje te verzachten. Ik weet niet of je wel eens van het woord 'pinksterpaus' hebt gehoord ?'
Peter schudde zijn hoofd. Een pinksterpaus was iemand met veel macht in de pinksterbeweging, die veel aan het rollen kon krijgen, en daarom soms zo werd genoemd. 'Zulke indrukwekkende dromen krijg ik niet, Peter,' zei de dominee tenslotte, 'maar als ik jou was zou ik me maar niet druk maken. Het is de manier van je onderbewustzijn om met de geschiedenis om te gaan, en het enigszins te verwerken.'
Peter weet nog niet zoveel van de pinksterbeweging af, en besluit een onderzoek te gaan doen. Hiervoor gaat hij naar de bibliotheek, en al snel vindt hij een geschiedenisboek over de pinksterbeweging. Hierin worden de grote namen vermeld die machtige wonderen konden doen, wonderen en tekenen. Zij hadden zoveel macht over mensen dat wanneer die mensen bij hen in de buurt kwamen die mensen soms gewoon omvielen. Zouden zij de verborgen pauzen zijn, de pinksterpauzen ?
Maar in andere boeken leest Peter dat de pinksterbeweging een secte is, dat zij die daar bijhoren bezeten zijn door de duivel. Ook leest hij in sommige boeken dat machtige leiders in de pinksterbeweging soms een verbond hebben gesloten met satan. Ineens moest Peter weer terugdenken aan die droom over de spiegel, de spiegel van paradox. Zouden zulke leiders door die spiegel heengegaan zijn ? Dan zijn ze aan hun vijanden gelijkvormig geworden om die vijanden te overwinnen. Is dat dan goed of slecht ? In die droom zei die man dat het een oude indiaanse wet was, en dat zelfs Christus aan hen gelijkvormig was geworden. Maar dat ging dan op een hele andere manier.
Die nacht kreeg Peter weer een droom. Hierin waren de pinksterpauzen de bewakers van de spiegel van paradox, en plotseling veranderden ze in stierenvechters die een vreemde lap voor zich hadden, die in allerlei kleuren veranderde. Hierdoor betoverden ze de kerk. Om de stieren heen stonden cowboys die op de stieren sprongen. Alle stieren renden op een groot scherm af, en sprongen er doorheen. Achter dat scherm was een kermisplaats, waar een kraampje stond met een bordje : trekken, uitdoven, boren, vullen. Naast de toonbank lagen vier kleine boekjes als testamentjes. Achter de toonbank kwam een vreemde clown met zijn hoofd naar boven, en deelde zacht snoep uit, als spekjes. Boven de toonbank hingen grote clownsmaskers.
Een andere clown kwam van achter naar binnen lopen in het kraampje, en droeg een groot leren boek in handen genaamd HINN-BIJBEL. Peter Hinn was een kerkleider van een paar eeuwen geleden, die een rijk had gebouwd waarin hij een spiegel van vuur verborgen hield. Die spiegel van vuur was naar zeggen door God aan hem geschonken, en een ieder die hem trouw volgde moest op een bepaald moment door die spiegel van vuur heengaan om zo tot de hemel te komen. Dit stond allemaal in de Hinn-Bijbel beschreven.
Peter schrikt wakker. In de loop van de ochtend zoekt hij direkt in de bibliotheek uit of die Peter Hinn van zijn droom echt heeft bestaan, en ja hoor. In één van de boeken staat dat hij nog steeds volgelingen heeft, de zogenoemde Hinnianen. Met een beetje zoeken hier en daar weet Peter een adres te bemachtigen, en komt met zo'n volgeling in kontakt. Op een avond komt Peter bij de Hinniaan op bezoek. De Hinniaan vertelt Peter veel over de beweging, en Peter vraagt of de spiegel van vuur nog steeds bestaat. De Hinniaan vertelt dat die spiegel nooit is weggegaan, en nog steeds verborgen wordt gehouden, maar dan wel helemaal in Mexico, ergens in een grot. Peter vraagt of er nog steeds volgelingen door die spiegel heengaan, en of ze dan echt in de hemel terechtkomen. De Hinniaan vertelt dat dat nog steeds gebeurt. Nu begint Peter wel heel erg nieuwsgierig te worden, en zou zelfs wel daar naartoe willen. De Hinniaan vertelt dat er veelal in het geheim bedevaarten naar de plaats van de spiegel van vuur worden gehouden. Alhoewel Peter erg enthousiast is wil hij het eerst met de dominee bespreken. Maar de Hinniaan wenkt hem. Peter kijkt in de vlammen van het openhaard, staat op, en volgt de man. De man heette Aaswaldt Hinn, en was zelfs een afstammeling van Peter Hinn. 'Toen mijn overgrootvader stierf,' zei de man, 'wist hij dat God aan zijn nageslacht meerdere spiegels zou geven. Op een nacht schonk God mij de roze spiegel, en hiermee kan ik door de geest opgenomen worden en in de grot van mijn overgrootvader verschijnen.' Hij wees naar een hoek van de kamer waar een klein gangetje was waardoor ze in een andere kamer terecht zouden komen. Het was een klein kamertje, en er stond een enorm roze scherm als een spiegel, maar er droop bloed van af. Peter schrok. De spiegel was gemaakt van een vreemde stof. 'Waarom bloedt de spiegel ?' vroeg Peter. Maar de man antwoordde niet. 'Ga er maar door,' zei hij, 'dan kom je vlakbij de spiegel van vuur in Mexico.' Voorzichtig en vol nieuwsgierigheid bewoog Peter zich naar het scherm. Het scherm stoomde een beetje. Voorzichtig stapte Peter er doorheen, als door een waterig vlies, en kwam in een ruimte terecht als een soort roze ingewanden. Peter liep door, en dacht bij zichzelf : 'Ik lijk wel gek. Wat is dit voor een kermis ?' Plotseling gleed hij uit, en alles leek ineens veel sneller te gaan. Hij gleed langs slijmere wanden door allerlei zachte roze buizen van een soort vlees. 'Mexico !' werd er geroepen.
Plotseling schrok Peter wakker. Weer gedroomd. Maar wat was dat ? Er was een scherm van vuur in zijn kamer dat steeds dichterbij kwam. Instinctief stond Peter op, en liep er doorheen. Alles was heel groot ineens. Peter zag engelen in de lucht in allerlei kleuren. Peter was omringd met kleurig roze vuur, alsof de twee schermen één waren geworden. Waar was hij ? Het was alsof hij hoog in de lucht was, of lag hij nog steeds te dromen op zijn bed ? Het kon hem eigenlijk niet meer zoveel schelen. Dit was fantastisch. Alles was zo groot. 'Peter, Peter,' riep iemand. 'Je bent door je dromen in de hemel gekomen, door de spiegel van vuur. Is het niet fantastisch ?' Een jongen kwam dichterbij. Het was Peter Hinn. Peter Hinn pakte Peter bij de hand. 'Hallo !' riep de jongen. Hij was zo blij hem te zien. Samen renden ze op een soort kleurige weide. Alles leek gewoon op de aarde, maar dan anders. Alles was zo anders hier, en zo groot.
Een grote vrouw kwam op hen af. Het was de moeder van Peter Hinn. Ze leek wel een beetje op een fee. 'Door de spiegel van vuur kom je vrij van al die pauzen en pinksterpauzen,' zei ze met een glimlach.
'Ik ben zo blij dat je haar eens kunt zien,' zei Peter Hinn. Peter glimlachte. Beneden in de velden liepen een heleboel Hinnianen. Ze leken wel een beetje op indianen. En ze hadden hier hun wigwams. 'Mijn moeder zegt dat we alleen nog een rode spiegel missen,' zei Peter Hinn. 'Waarom dat dan ?' vroeg Peter. Direkt begon er bij Peter een lichtje te branden. Hij had eens gedroomd over een spiegel op een heuvel in het bos. Misschien was dat wel de ontbrekende spiegel, en misschien kon deze spiegel er wel voor zorgen dat er een rode mix tevoorschijn zou komen, al wist Peter nog niet waar dat voor nodig was. Peter Hinn vertelde dat ze 's nachts nog vaak lastiggevallen werden door vreemde witte demonen, de witte wieven. Zij zorgden ervoor dat de spiegel nog zo roze bleef. Peter wist dat door rood en wit te mengen ontstond er roze. Als het witte teruggedreven zou worden, dan zou het allemaal roder worden. Het rood was dus al wel aanwezig. Peter vertelde over de spiegel op de heuvel in het bos. Peter Hinn wilde daar wel naartoe. Maar dat kon alleen in de dromenwereld, want in het echt bestond het niet.
Voor Peter Hinn was het een koud kunstje daar te komen, met aanwijzingen van Peter, en samen droegen ze de spiegel naar het veld van de Hinnianen. Alles begon al roder te worden, en plotseling waren er allemaal rode vlammen om hen heen. Een enorme ladder van vuur verscheen, rood vuur. Peter Hinn begon naar boven te klimmen, en ook Peter en de Hinnianen volgden hem. De tredes van de ladder waren in vier gedeeltes van zeven tredes verdeeld : de zeven jaren die Jakob werkte voor Lea, de zeven jaren die Jakob werkte voor Rachel, de zeven overvloedsjaren en de zeven hongerjaren. Helemaal bovenaan de ladder was er een kermiskraampje waar weer een bordje stond met daarop : trekken, uitdoven, boren, vullen. De clown achter de toonbank vloekte een beetje, en buiten regende en bliksemde het een beetje. Naarmate ze steeds dichter bij het clowntje kwamen begon het clowntje steeds meer te vloeken, en rende telkens naar buiten. Peter kwam erachter dat de tredes van de rode trap de tredes waren van een pauselijke ark, en ook als hij naar beneden keek leek de trap steeds meer op de rode lap van een stierenvechter. Toen ze boven waren was het clowntje helemaal in rep en roer, en vloekte en tierde dat het een lievelust was. Het clowntje werd helemaal doldwaas en riep : 'Even de prullemand legen.' Peter Hinn glimlachte een beetje. 'Deurtje openmaken,' riep het clowntje telkens. Onder de toonbank ging vanaf de buitenkant een deurtje open, waardoor Peter en Peter Hinn naar binnen konden. Ook een paar Hinnianen gingen mee naar binnen. Ze kwamen in een zaaltje waar allemaal spiegels stonden, maar het waren lachspiegels. Alle spiegels waren rood, en in de verte was een trap met zeven ballen. De ballen glinsterden in allerlei kleuren, en langzaam en voorzichtig liepen ze op de ballen af. Een haasje sprong voor hen uit, nam zijn hoedje af, en zei : 'Welkom bij de laatste treden van de Jakobsladder. Dit zijn de zeven scheppingsdagen van God.' Maar Peter begon weg te rennen. 'Wat is dit voor dom gedoe ?' riep hij. 'Laat me toch gewoon naar de kerk gaan.' En hij verdwaalde in een doolhof van rode spiegels, totdat hij riep : 'Help mij ! Okay, laat me de laatste zeven tredes van de Jakobsladder zien.' De zeven scheppingsdagen, de kleurige bollen, begonnen tot leven te komen. Het waren slagers met kleurige messen. 'Het zijn zeven exorcisten, Peter,' zei het haasje. 'Zij moeten de kerk leren demonen te slachten, en geen dieren en elkaar.'
Peter werd met een glimlach wakker, maar de zeven bollen waren nu in zijn kamer. Ze gaven erg veel licht. Ze groeiden uit tot een Adam en een Eva. Beiden waren ze opgebouwd uit vijf keer zeven delen. Op zijn kastdeur hadden ze geschreven : trekken, uitdoven, boren, vullen, duwen, en het leek alsof er een windvlaag in Peters kamer kwam, en Peter zakte in een diepe rust. 'Heb je weleens gehoord van Merel Browne ?' vroeg Adam aan Peter. 'Ja,' zei Peter, 'daar heb ik over gelezen in de bibliotheek. Zij had speciale gaven. Zij kon mensen genezen, en zelfs mensen opwekken uit de dood. Maar bovenal kon zij mensen aan het lachen krijgen op een wonderbaarlijke manier.'
'Lachen ?' vroeg Adam.
'Ja, zoiets als de Heilige Lach,' zei Peter. Toen haalde Adam een boekje tevoorschijn en gaf het aan Peter. 'Bedoel je dit soms ?' zei Adam. Het was een boekje genaamd Heilige Lach Testament. Peter opende het boekje en zag zichzelf als in een spiegel. Snel gooide hij het boekje van zich af, terwijl een vreemd soort vuur over zijn nek naar boven klom. Toen begon Peter hysterisch te lachen. Hij kon niet meer stoppen. Toen liet Adam hem ook een ander boekje zien, genaamd Profetisch Testament. 'Waar zou je voor kiezen ?' vroeg Adam. Peter was direkt stil, en wees op het Profetisch Testament. 'Ik zou hiervoor kiezen, omdat ik wel meer diepgang in mijn leven wil hebben. 'Heb je weleens van Arend Wimber gehoord ?' vroeg Adam hem.
'Ja,' zei Peter, 'dat was ook een kerkleider van vroeger met een sterke en diepe profetische gave. Bij hem kwam het lachen ook wel voor, maar veel meer het profetische. Hij was legendarisch, omdat hij mensen kon laten vliegen als vogels.'
'Vliegen als vogels ?' vroeg Adam.
Peter knikte. Dat had hij ergens in de bibliotheek in een boek gelezen. 'Maar als hij dat kan, dan heb je de Jakobsladder niet meer nodig,' zei Adam. Peter knikte weer. 'Waar kan ik hem ontmoeten ?' vroeg Peter.
'Ach, die man is van eeuwen geleden,' zei Adam. 'Dan moet je in je dromenwereld zijn. Heel diep in je dromenwereld, daar waar ..... laat maar.'
'Nee, zeg,' zei Peter, 'je moet het me vertellen.'
'Okay,' zei Adam, 'daar waar melk in bloed verandert, daar moet je wezen.'
'Waarom dat nou ?' vroeg Peter, 'waarom moet melk nou weer in bloed veranderen ?'
'Omdat ..... je geen baby meer bent. Exorcisten leven niet meer van melk, maar van bloed,' zei Adam. 'Dat betekent dat je nu moet gaan vechten om geestelijk te kunnen leven, om in je dromenwereld in leven te blijven.'
'Vechten ?' vroeg Peter, 'maar tegen wie ?'
'Tegen demonen,' zei Adam. 'Je hebt toch de zeven scheppingsdagen beklommen ? Dat zijn zeven exorcisten, zeven slagersmessen.'
'Ja, maar ik ga geen slager worden,' zei Peter.
'Dan kun je je dromenwereld wel vergeten,' zei Adam. 'Het is hier slachten of geslacht worden.'
'Ik lijd liever met Christus,' zei Peter vroom.
'Ja, maar Christus was ook een exorcist, juist door het kruis. Je zult balans moeten vinden, Peter,' zei Adam. 'Dus, luister, ga daar naartoe waar melk in bloed verandert. Daar zul je ergens Arend Wimber vinden, die je kan leren vliegen.'
Zo gezegd, zo gedaan. Na een lange tocht en na veel aanwijzingen van Adam vindt Peter Arend Wimber op een duistere plaats. Het is hier allemaal erg groot. De velden zijn als wijngaarden en ravijnen, en Arend Wimber blijkt een reusachtig grote vogel te zijn met prachtige roodverige vleugels. Adam draagt Peter aan hem over en vertrekt. 'Klim maar op mijn rug,' zegt Arend Wimber. Beneden zijn er riviertjes van bloed. De lucht is bloedrood, en zelfs de wolken, in verschillende gloed. In de verte zien ze zeeen van bloed, en zelfs de zon is van bloed. 'Dit ken ik !' roept Peter. 'Dat staat ook ergens in de Bijbel.'
'Houd je nu maar goed vast,' zegt Arend Wimber, 'we gaan vertrekken.'
'Waar gaan we naartoe ?' vraagt Peter. Maar dan vraagt Arend Wimber : 'trekken, uitdoven, boren, vullen of duwen ?'
'Duwen !' roept Peter. En met één duw van zijn vleugels schiet Peter in de lucht en heeft de prachtigste roodverige vleugels. Nu vliegt Peter naast Arend Wimber. Arend Wimber glimlacht. 'Goedzo, jongen,' zegt hij. In de verte komen nog meer wezens met roodverige vleugels op hen af. Arend Wimber vertelde dat de Jakobsladder een groot kruis was, maar nu waren het eindelijk vleugels geworden. Ze zijn nu op weg naar een stad genaamd Branham. Deze stad wordt ook wel de stad van paradox genoemd. In deze stad woont een boer genaamd Bob Cain. 'Ken je die ?' vraagt Arend Wimber aan Peter. 'Ja natuurlijk ken ik die,' zegt Peter. 'Hij was een legendarisch kerkleider die mensen in dieren kon veranderen, hoofdzakelijk vissen.' Arend Wimber knikt. In de verte zien ze een schitterende glimmende driehoek waar betoverend mooi licht uit voortkomt. Beneden hen zijn nog steeds de zeeen van bloed. Als ze in de stad Branham zijn, dan moeten ze op zoek gaan naar Bob Cain. Als Peter dan bij hem kieuwen heeft gekregen, dan kunnen ze de zeeen in. 'Waar is dat nou weer goed voor ?' vraagt Peter.
'Peter, je moet gewassen worden door het bloed,' zegt Arend Wimber. 'Komt je dat ook niet bekend voor ?'
'Ja,' zegt Peter, 'maar ....'
Als ze in Branham zijn duurt het niet lang of ze hebben Bob Cain gevonden. Bob Cain legt bij Peter de handen op, en Peter begint al kieuwen te krijgen. Dan rennen ze met z'n allen de zee in. De zee is koud, maar verderop is het wat warmer. Peter moet veel van het bloed drinken, en voelt zich als een vampier. Maar van binnen weet hij dat dat niet zo is. Diep in de zeeen van bloed vinden ze een schip wat gezonken is : de Kuhlman. Als ze het schip binnenzwemmen zien ze daar allerlei ridderpantsers liggen, en langzaam begint het schip op te stijgen. Ook de ballen van de scheppingsdagen zijn aanwezig. Ook zien ze daar skeletten liggen die tot leven komen. Wat zou er toch aan de hand zijn ? De Kuhlman komt weer tot leven. Langzaamaan begint het schip tot de oppervlakte van de zee te komen. Het lijkt wel op een piratenschip, een spookschip. Zijn ze hier wel op de goede plaats ? Snel komen de ballen op Peter af. Ze vormen zijn wapenrusting, en al snel moet hij leren vechten. Tegen piraten, spoken, en ander gespuis. Maar Arend Wimber en Bob Cain met wat andere wezens zijn dichtbij hem. 'Dit schip is van ons, maatje,' roept Bob Cain. Hij heeft het aan de stok met een piratenkapitein. Maar na een tijdje keert de rust terug op het schip. Bob Cain neemt het roer in handen, en ze varen op volle kracht naar een eiland.
Op dit eiland zou ene Dick Conner wonen, een oude vriend van Bob Cain. Peter kon het zich wel herinneren. In een boek uit de bibliotheek las hij eens dat Dick Conner in dezelfde tijd als Bob Cain leefde, ergens in de middeleeuwen. Ze werkten samen en deden grote wonderen en krachten. Van Dick Conner zeiden ze dat er een engel op z'n schouders zat die hem alles influisterde. Hij kon je alles vertellen, van je naam, adres en woonplaats tot je geheime zonden. Toen ze op het eiland aankwamen zagen ze Dick Conner daar als een piraat zitten met een papegaai op zijn schouders. Dick Conner grijnsde breed. Hij was blij dat zijn vrienden gekomen waren. 'Zo, ik zie dat de Kuhlman weer op en top is,' zei Dick Conner. 'Wat hebben we vroeger daar een hoop lol op beleefd, hè ?' Dick Conner was een echte demonenslager. Hij had demonen in alle soorten en maten. Maar het vlees was erg duur. Bob Cain en Arend Wimber klaagden er veel over. Zij zeiden dat het vlees des heeren niet verkocht mocht worden. Iets goedkoper kon in ieder geval wel. Maar Dick Conner was niet over te halen. Hij leefde in rijkdom hier, en zo moest het blijven. Hij had een sprekend pistool genaamd Mijnheer McPherson, waarmee hij de demonen bont en blauw schoot. Ook had hij twee sprekende kippen genaamd Dick Finney en Antoine Wesley, die altijd op de demonen afvlogen om ze mores te leren en te arresteren. Ja, Dick Conner had een vreemde boerderij waar dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. In de nacht gingen de twee sprekende kippen altijd op jacht. Sommigen zeiden dat ze dan in grote vogels veranderden als arenden. Peter keek zijn ogen uit op de boerderij. Er woonden hier ook cowboys die de meest vreemde kunstjes konden. Ze konden hun hoofden van hun lichamen afnemen, hun tongen uitspuwen, en hun armen laten afvallen. Meestal woonden ze gewoon in stallen. Dick Conner was een trotse man, en rookte erg veel. Hij genoot met volle teugen van zijn rijkdom en vrijheid. Maar al snel hadden Bob Cain en Arend Wimber genoeg van zijn arrogantie en fratsen. Op een nacht besloten ze de geluksmunt van Dick Conner te stelen, een munt die verantwoordelijk zou zijn voor al zijn rijkdommen, en al z'n praatjes. Maar hoe ze ook zochten, ze konden het muntje niet vinden. Dick Conner had het vast goed opgeborgen. Midden in de nacht liepen Bob Cain en Arend Wimber naar hun schip de Kuhlman. Diep in het schip was er een klein boekenkamertje waar ze op zoek gingen naar informatie over de geluksmunt. En ja hoor, snel hadden ze een goed boek erover te pakken. Het heette : De Geluksmunt van Dick Conner. Dit moesten ze hebben. Op de kaft stond ook een afbeelding van de munt. Op de munt stond het hoofd van een legendarische profeet genaamd Ed Wigglesworth. De profeet was zo legendarisch dat hij de keizer werd van een keizerrijk, en daarna de hele wereld veroverde. Hij woonde in een spookkasteel waar hij vaak achter de piano zat. Dan rolde zijn hoofd over zijn rug heen, over zijn armen en over zijn schouders. Hij kon vuurspuwen, en als hij wilde kon hij je door één oogopslag of beweging verstenen. Een gevaarlijk mannetje dus. Onder zijn kasteel hield hij de meest grote en gevaarlijke demonen gevangen, en liet hij ze daar als bomen groeien voor vlees. Dit vlees verkocht hij dan tegen belachelijk hoge prijzen aan de allerrijksten. Het zou ongeneeslijke ziektes in een wip kunnen genezen, en het zou zelfs doden kunnen opwekken.
Bob Cain en Arend Wimber besloten hem te gaan zoeken. In het boek stond beschreven hoe ze er moesten komen. Hij woonde op een spookeiland dieper op de zeeen van bloed. De Kuhlman werd al snel opgeschrikt door de grootst mogelijke en verschrikkelijkste vissen. Uitgeput bereikten Bob Cain en Arend Wimber het spookeiland, waarop een spookslot stond. Al snel stonden ze binnen, en gingen op het zachte geluid af. Iemand was aan het pingelen, maar al snel kwamen ze erachter dat het niet Ed Wigglesworth was, maar iemand anders. Iemand met een loszittend hoofd liep op hen af. Het hoofd draaide een beetje scheef heen en weer. 'Aangenaam,' zei de man, terwijl hij zijn hand op een vreemde manier naar hen uitstak. 'Is je vader er ook ?' vroeg Bob Cain.
De man ging weer achter de piano zitten en pingelde verder. 'Die is er nu niet. Wat moeten jullie van hem ?'
'Wij komen voor een gouden geluksmunt,' zei Bob Cain.
'Alleen degene die hem in een zwaardgevecht verslaat krijgt zo'n munt,' zei de man. 'Verlies je, dan kost je dat je kop en kom je onderin het kasteel te hangen.' Even is het stil, maar dan stemmen Bob Cain en Arend Wimber ermee in. De man leidt hen door een lange gang, en dan kunnen ze naar boven. In een afgelegen zaal zit Ed Wigglesworth achter zijn piano, met zijn rug naar hen toe. Dan staat hij op en draait zich om, terwijl hij een mes van de muur grijpt en net langs hen heengooit. Ed begint te brullen, grijpt zijn zwaard, wordt weer rustig, en gaat weer achter de piano zitten. Zijn hoofd rolt van zijn ene schouder over zijn andere, en dan over zijn rug en langs zijn armen. Dan begint hij duisterder te spelen, en de kamer begint heter te worden. Als in een bliksem schiet hij weer omhoog om een mes van de muur te pakken, en weer gooit hij het net langs hen heen. Vanuit het niets vliegt er een speer dwars door Arend Wimber heen, en hij valt op de grond. Dan wordt Bob Cain erg woest, pakt een stoel en slaat daarmee Ed Wigglesworth bij zijn piano weg. Ed Wigglesworth begint te grommen als een woest beest. Dan pakt hij een brandende kandelaar, en drukt het in het gezicht van Bob Cain. Bob Cain gilt, grijpt het tapijt waarop Ed Wigglesworth staat en rukt het onder hem vandaan, terwijl zijn gezicht in de fik staat. Inmiddels beginnen meer dingen te branden. Dan staat Ed Wigglesworth langzaam op, grijpt Arend Wimber, en rent met hem naar het raam, waar hij hem doorheen gooit. Dan grijpt hij Bob Cain, en smijt hem een paar keer tegen het plafond, en daarna tegen de hanglamp. Dit keer smijt hij zo hard dat ook Bob Cain door het raam vliegt. Ed Wigglesworth brult, terwijl het kasteel brandt.
Dan schrikt Peter wakker. Maar Peter voelt zich erg onbehaaglijk, alsof hij nog steeds droomt. Naast hem zweeft Arend Wimber als een brandende vogel. 'Vlug,' zegt Arend Wimber fluisterend. 'Zal ik je het geheim vertellen van Ed Wigglesworth ? Hij heeft een derde tepel, op zijn buik. Daarom heeft hij zo'n grote macht.' Peter hoort voetstappen op de trap op de gang, hele langzame voetstappen, maar heel hard. Iemand is op weg naar zijn kamer. Peter verstijft van de schrik. Dan opent de deur zich heel langzaam. Waar is Arend Wimber nu ? Het is Ed Wigglesworth.
'Waarom zo angstig ?' vraagt Ed Wigglesworth. 'Ik ben speciaal voor jou gekomen. Ik ben jouw nachtwacht.'
'Wat heb je met Arend Wimber en Bob Cain gedaan ?' vraagt Peter. Overal wordt er ineens geklopt. 'Ik moet nu gaan, Peter,' zegt Ed Wigglesworth.
'Heb je echt een derde tepel op je buik ?' vraagt Peter. Ed Wigglesworth doet zijn trui omhoog. Hij heeft hele zwarte werkershanden. Daar ziet Peter de tepel, en is overtuigd. Dan vertrekt Ed Wigglesworth. 'Oh ja, voor ik het vergeet,' zegt Ed Wigglesworth nog even, 'hier heb je een zwaard, een echt zwaard.' Het zwaard verschijnt in vuur en vlam met veel licht voor Peter in zijn bed. Het zwaard is bedekt met bollen van boven naar beneden. Bollen van licht, in allerlei kleuren. Peter grijpt het zwaard en zijn handen beginnen te branden. Even later is Arend Wimber terug. Op de achterkant van het zwaard is een munt ingebeiteld met het hoofd van Ed Wigglesworth.
'Hij moet wel erg veel van je houden dat hij je dit zwaard heeft gegeven,' zei Arend Wimber. Peter knikt. 'Ga je mee ?' vraagt Arend Wimber. 'Klim op mijn rug.' Peter grijpt de vuurvogel vast, en de vuurvogel begint over hem heen te vloeien totdat Peter vleugels heeft, vol van rode vlammen. Het zwaard heeft zich vastgehecht aan Peters rug. Peter merkt dat hij nu zelfs vuur kan spuwen. Waar gaan ze naartoe ? Beneden ziet Peter het schip de Kuhlman en de zeeen van bloed, en ook het eilandje van Dick Conner, en in de verte het spookeiland en aan de andere kant het stadje Branham.
Na een tijdje vond Peter het allemaal wel weer heel bizar worden, en vroeg aan de vuurvogel waarom hij niet gewoon in de kerk mocht zitten. 'Daarvoor zullen we naar de rechtsgeleerde Meester E.W. Dowie moeten gaan,' zei de vuurvogel. 'Die handelt in dat soort zaken.'
Ze vlogen naar een zwart kasteel ergens op een afgelegen eiland, en achter het kasteel was een winkelstraat, de W.G. Lake Straat, waar alle onzin vandaan bleek te stromen. De vuurvogel greep Peter vast en trok hem mee in een kantoortje. Dit was het kantoor van de beroemde en beruchte Meester E.W. Dowie. Eduard Dowie zat nog in zijn pyama. Zijn vrouw had hem net een bakje koffie ingeschonken. 'Nog niet drinken, hè, Eduard,' zei zijn vrouw, 'het is nog heet.'
'Ach wijf, loop niet zo te zaniken,' zei Eduard. 'Niemand heeft er iets aan.' Toen nam hij een slok, brandde zich en vloekte en tierde dat het een lievelust was. Binnen in een andere ruimte hoorden ze wat vrouwen giechelen. De vuurvogel legde het verhaal uit, maar Eduard Dowie wilde er niets van weten. 'Daar heb ik vandaag geen tijd voor, voor die onzin. Kom morgen maar terug.' Maar na lang aandringen wilde hij de jongen wel even te woord staan. Ook Peter vertelde bijna stotterend zijn verhaal.
'Dus, jij wil weer terug naar de kerk ?' vroeg Eduard Dowie. 'Om weer naar dat gezanik van die dominees te luisteren ? Luister goed naar me, jongen. Ik kan je wel helpen, maar als je hier eenmaal weg bent, dan kun je hier nooit meer terugkomen. Besef je dat goed ?' Peter knikte voorzichtig.
'Waar heb je de munt van Ed Wigglesworth ?' vroeg Eduard. De vuurvogel wees naar de rug van Peter waar het zwaard zat. Op de achterkant zat de munt ingebeiteld. 'Voor de munt wil ik het doen,' zei Eduard. Hij probeerde de munt van het zwaard te krijgen, maar het lukte niet, omdat het ingebeiteld was. Eduard wees naar de deur waar het gegiechel vandaan kwam. 'Daar staat ergens een spiegel. Als je daar doorheen stapt is het hele verhaal hier afgelopen.'
Zonder om te kijken liep Peter naar de andere ruimte. Er zaten een paar vrouwen op stoelen naast een tafel. 'Waar staat de spiegel ?' vroeg Peter. Maar niemand zei wat. Toen begon Peter zelf te zoeken en vond uiteindelijk de spiegel aan de onderkant van de tafel. Hij kroop onder de tafel, stond op, sprong, en verdween door de spiegel.
Peter werd wakker in de kerk. De dominee sprak over een man genaamd Coe Allen. Peter kende hem wel want het was een profeet en evangelist die mensen dronken kon krijgen zonder drank. Zelf bleek de beste man wel veel te drinken, en kwam achter de tralies terecht voor het doodrijden van een andere evangelist genaamd Nicolas Branham. Maar zonder al teveel problemen kwam Coe Allen uit de gevangenis, omdat zijn broer Pirke Allen de verongelukte evangelist uit de doden opwekte. Na een tijdje zag Peter de dominee een beetje waggelen. Overal in de zaal begonnen schilderij-lijstjes te breken, en de gezichten erop begonnen te bewegen, en ogen te knipperen. Tijd voor een nieuwe afspraak met Meester Eduard Dowie, maar die was nu natuurlijk nooit meer te vinden.
Als een zuipschuit stond Peter op en liep de kerkzaal uit. Hij moest bij het huis van zijn vriendin zien te komen. Hij voelde zich als een varken zo beroerd. Maar toen hij bij het huis van zijn vriendin aankwam was het huis leeg en stond er een bordje 'verkocht' voor de ruiten. Strompelend ging Peter richting het kermisterrein dicht in de buurt. Daar was ergens een klein kraampje met een clowntje. 'Trekken, uitdoven, boren, vullen of duwen ?' vroeg het clowntje. 'Doortrekken,' zei Peter bijna grommend en kokhalzend. Het clowntje trok aan een touwtje, en ze hoorden een wc doorspoelen. 'Zo goed ?' vroeg het clowntje. Aan het touwtje kwam een beeldje naar boven. Het was een kabouterbeeldje en er was een naam ingebeiteld : John Paul Hagin. Onder het kraampje begon een motor te starten. Een fiets kwam eronder tevoorschijn waarop het kraampje rustte. Snel sprong het clowntje op het fietsje en reed weg. Peter was zo dronken dat hij niet wist wat hij met het beeldje moest doen. Plotseling kreeg hij een idee. Hij waggelde met het beeldje naar de tuin van zijn vriendin, en zette daar de kabouter neer. John Paul Hagin kende hij wel. Dat was eerst een voetballer, en daarna een profeet, maar hoe hij zijn naam daar op een kermisbeeldje terecht was gekomen wist Peter niet. Ach, er heetten misschien wel meer mensen John Paul Hagin.
Einde