De Aramese Kerk en de Aramese Grondtekst Deel 3 - De Aramese Gereformeerde Kerk III 7 juni 2007
Het Aramees kent vele dialecten als een familie van talen die de oorsprong van de Semitische en Oud-Syrische wereld bewaakt. Je zou het Aramees de grondtaal van de Bijbel kunnen noemen, omdat zelfs het Hebreeuws hieruit voortgekomen is. Het Aramees en het Hebreeuws zijn dan ook nauwe zusters van elkaar. De grondtaal van Jezus was ook Aramees en is daarom zo belangrijk, als een heilige Messiaanse taal die ver boven het Grieks en het Hebreeuws uitstijgt. Veel misverstanden in het Hebreeuws worden met het Aramees weer duidelijk gemaakt, omdat zij toch de moeder is van alle Mid-Oostelijke talen.

Het Aramees kent vele dialecten als een familie van talen die de oorsprong van de Semitische en Oud-Syrische wereld bewaakt. Je zou het Aramees de grondtaal van de Bijbel kunnen noemen, omdat zelfs het Hebreeuws hieruit voortgekomen is. Het Aramees en het Hebreeuws zijn dan ook nauwe zusters van elkaar. De grondtaal van Jezus was ook Aramees en is daarom zo belangrijk, als een heilige Messiaanse taal die ver boven het Grieks en het Hebreeuws uitstijgt. Veel misverstanden in het Hebreeuws worden met het Aramees weer duidelijk gemaakt, omdat zij toch de moeder is van alle Mid-Oostelijke talen. We doen dan ook recht aan haar wanneer wij haar bespreken en haar dieptes betreden op zoek naar haar geheimen en schatten. Ja, het Aramees is een bijzondere schatkamer, als de geestelijke kribbe van Jezus.

De grondtekst van het Oude Testament is Aramees-Hebreeuws, waarin het Hebreeuws weer is voortgekomen vanuit oudere Aramese geschriften. Het Aramees is een autoriteit tot het verbeteren van de interpretatie van het Hebreeuws. Nemen we bijvoorbeeld de Qeshet, de boog die God beloofde in het Oude Testament, als een machtsteken over het water, dan komen we die boog niet alleen in het Hebreeuws tegen, maar ook in het Aramees. De boog wijst op een goddelijke jager, een storm van donder en bliksem, en niet een lieflijk regenboogje. In het Aramees wordt dat nog eens extra benadrukt, want ‘Qeshta’ betekent niet alleen oorlogsboog en oorlogstuig, maar ook de boog van de god Rimmon, een syrisch-babylonische god van de storm, equivalent van bijvoorbeeld Zeus, Donar, Wodan, Thor en Odin in de Germaanse Mythology, die allen strijdwagens hadden en storm en donderslag konden veroorzaken om de aandacht te trekken. Dat werd niet altijd als negatief gezien, maar ook als bescherming. God gaf Zijn volk een belofte, door de Qsht, het zegel van een nieuw verbond. In het Aramees betekent de Qsht ook de kromme zijkant van de buik. In het scheppingsverhaal wordt het hebreeuwse woordje ‘tsela’ soms vertaald met ‘rib’ waaruit de vrouw voortgekomen zou zijn. Maar dat is erg kortzichtig vertaald en houdt een grote rijkdom verborgen, zoals vele Joden die de taal kennen vaak aangeven. Het woordje tsela betekent : ‘zijde’ of ‘zijkant’ als zijnde een hoek (boog). De zijde staat ook bekend als de plaats waar het wapen gedragen wordt. In de hebreeuwse grondteksten gaat het scheppingsverhaal over een oorlog die gevoerd wordt. Ten diepste houdt ‘tsela’ in dat de vrouw geschapen wordt vanuit een wapen van de man, de boog (qsht). In eerste instantie was de vrouw dus gemaakt als een levend wapen van de man.

Verderop in het verhaal zien we dat de vrouw de man verleid en zijn val veroorzaakt. Maar God laat de man niet alleen en geeft hem de belofte terug. Zal de man hier echter aan gehoorzamen door de vrouw te eren als een wapen ? In de geschiedenis zien we hier niets van. De vrouw werd niet door de man geeerd maar op een lager plan gezet, telkens weer. Zo werd de vrouw opnieuw de oorzaak van de val van de man. De man moet leren terug te keren tot de tsela, de levende paradijselijke boog. Ook de vrouw zal naar deze oorspronkelijke boog moeten terugkeren. In het Aramees heeft de liefde een veel diepere betekenis die te maken heeft met oorlog. Er moet een strijd gevoerd worden door de liefde, waarin zij zich kan uiten en zich kan ontwikkelen, anders is zij ten dode gedoemd. De liefde wordt in het Aramees verbonden aan de buik, waar de transformatie en strijd plaatsvindt. We vinden in de Aramese betekenissen van liefde veel tegenstellingen, vaak in extreme vorm. Ook de ‘misleiding’ zelf komt er in voor, als onderdeel van de strategie. In de liefde is alles geoorloofd, als men zich maar stelt onder het strategisch gezag van de liefde. Liefde betekent in het Aramees : door salueren plaats nemen in het leger. De lijdzaamheid staat hier voorop, en niet de brute kracht. Door de lijdzaamheid wordt er grote druk uitgeoefend, als een groter wapen. Dat is ook wat de boog uitbeeldt. De boog is geen botte bijl die er op los hakt, maar komt van strategie. Ze trekt de pijl eerst inwaarts, om spanning te brengen, en laat dan de pijl los, om zo haar doel te bereiken. Dat is de liefdesboog van het paradijs. Het is ontstoken raken door de liefde. Liefde wordt beschreven als een paradijselijke ziekte om zo vlam te vatten en die vlam ook over te dragen. In de Aramese taal is deze besmettelijkheid : ‘Yaqod’ wat ook ‘bakken’ betekent. De liefde is als een keuken.

YAQOD = branden, bakken, met liefde besmetten

Een mooiere beschrijving van de liefde is er bijna niet te vinden. Het Aramees laat bijna als geen enkele andere taal het rijke palet van de liefde zien waarmee we prachtige schilderijen kunnen schilderen, en dit is de taal van onze Heere Jezus. Velen zijn verwond door de liefde en door haar sluwe krachten, maar het Aramees laat het doel weer zien, de samenhang. Zo zien we een prachtig liefdeswiel verschijnen, wat je bijna zou kunnen beschrijven als de motor van de liefde. Het Aramees is een prachtige schatkamer waar Jezus uit voort kwam, gekomen om de liefdesboodschap te brengen. Vaak hebben wij die liefde maar ten dele ontvangen, maar het Aramees, de grondtaal van Jezus en van Zijn gehele Woord, brengt ons de volle liefde.

In het Aramees is het hart de zetel van de kennis. Het wordt beschreven als cakes, als voedsel. Ook wordt kennis op zich gezien als geheimenis, wonende in het hart, het centrum. Het Aramees houd er geen literalisme op na, maar laat telkens weer de rijke symboliek zien. Hier is kennis dus vruchtbaar als een wond, en ook hier worden we gewezen op het buigen, de boog. Het verstand wordt in het Aramees gelokaliseerd in het hart als een boog. In het Aramees is het verstand gebruiken hetzelfde als branden. Het is spelen met vuur, en daarom moet het in het hart gebeuren. Ook opmerkelijk is het dat het verstand gelijkgesteld wordt met het werpen van het lot, als een kansspel, reden te meer om er voorzichtig mee om te gaan. Het wordt omschreven als een tempelritueel. In het Aramees staat het verstand gelijk aan lijden en sterven, om zo uiteindelijk wijsheid en inzicht te verwerven, de dieptes van de schatkamers. Het verstand is dus een stervensritueel.

Het gehele plaatje rondom de beker is in het Aramees ook interessant. De beker staat gelijk aan de verzoening, en dat kan in vele gradaties. De wijnkelder is uiteindelijk de grafkelder, en die staat gelijk aan de tent van het parings-ritueel. Weer zien we hoe voorzichtig het Aramees omgaat met dynamieken. Het drinken van de beker staat gelijk aan gewassen worden, en dit staat weer gelijk aan het lijden. Ook het melk drinken neemt hierin een voorname plaats in. De tepel is in het Aramees het beeld van de ogenzalf voor visioenen. Visioenen zijn op hun beurt wonderen. Een vrouw benaderen kan alleen maar gebeuren als een wassing van handen en voeten. Het gaat om een reinigingsritueel. Ook betekent het het ingaan van een droom door te gaan slapen. Het kan dus alleen maar gebeuren in een situatie van bewegingsloosheid, en dan komen we weer op dat verhaal van Maria van Bethanie die aan de voeten van Jezus zat om te luisteren, te bedenken dat Jezus op dezelfde manier aan de voeten van de Heilige Geest zat. We weten inmiddels dat de Heilige Geest niets kon doen zonder het Bloed van Christus. Alles wijst terug op de Vader, en volgens de grondteksten dus ook de Moeder. Het naderen tot een vrouw in het Aramees staat gelijk aan het sterven, zo heilig is het. De zwangere vrouw is dan de interpretatie, en dat is tegelijkertijd de Hebreeuwse betekenis van de vrouw van Adam. Het naderen tot een vrouw is in het Aramees een heilig iets, een afzondering tot tempeldienst, en betekent letterlijk : gebonden worden. De vrouw is in de diepte van de Aramese taal het beeld van de Moeder God. De mens die tot die Heilige God nadert zal gewassen worden, drinken, dronken worden, en een drager worden van deze beker. Dit staat allemaal gelijk aan elkaar, en gebeurt in een machtige Aramese kringloop. En door deze beker te dragen word men ook genezen.

De mens werd naar het beeld van God geschapen, dus God is zowel mannelijk als vrouwelijk, en dit geven de grondteksten ook telkens aan. Toen God de vrouw schiep liet Hij een ander deel van zichzelf zien. God bracht het wapen van de man, de boog, tot leven. In de grondtekst had God tegen de mens gezegd : Onderwerp de aarde, bebouw, bewerk en bewaar haar (ook : fok). Wees een geweldenaar, zowel in jacht als in oorlog. We hebben het dan over de paradijselijke aarde, waar nog zoveel demonie in verschool. De grondteksten laten zien dat het hier om een visioen van God ging, een machtig visioen, een hogere dimensie. Let wel : dit was de geestelijke wereld. De mens had een strijd te voeren tegen de demonische krachten. Het was niet de materiele wereld. Maar de mens verzaakte de jacht en de strijd. Via de vrouw kon de mens in aanraking komen met het moederdeel van God, maar de mens liet zich verlagen door te naderen tot tovenarij, de nachash, in veel vertalingen : de slang van de boom van kennis. Dit begon binnen te sijpelen in het machtige paradijselijke visioen, en de mens verloor al snel grip op de hogere geestelijke dimensies. De mens kwam terecht in een veel materieler visioen om een eenvoudig medicijn te vinden voor de wond van het paradijs. De prijs voor het volgen van zulke tovenarij was hoog. En de vrouw van dit lagere visioen verleidde de mens uiteindelijk tot het eten van de verboden vrucht, waardoor de mens het contact met het moederlijke deel van God verloor.

Door tovenarij en handel en door de vrouw op een lager plan te zetten raakte de mens steeds meer verwijderd van het oorspronkelijke paradijs, en bouwde zijn toren, zijn boog vergetende. De mens had zichzelf zo’n vrouw verkozen, die zich aan zijn macht onderwierp. De mens vergat zijn oorspronkelijke tsela, zijn vrouw als de levende boog, de levende oorlogsmachine, en zijn levende beker, helemaal. De nieuwe vrouw die de mens zich had verkozen was de hulp om zijn toren te bouwen. Deze vrouw wilde een man van naam, en een stad van naam, Babylon. Deze vrouw bracht uiteindelijk zo’n man en stad ook voort, totdat God in Genesis 6 zei : Nu is het afgelopen. Het laatste stukje paradijs, het duizendjarig rijk, neem ik jullie ook af. En zo daalde de mens tot het honderdtwintig jarig rijk, de materiele wereld.

Het Aramees brengt duidelijkheid in deze materie. De mens had geheel zijn boog en beker verloren, en God zou de wereld overspoelen om opnieuw te beginnen, maar dan in de materiele wereld. Na de vloed hing God de boog, de tornado, de donder en bliksem, oftewel het teken van de belofte en het verbond, hoog op in de hemelen, om zo de mens een nieuwe kans te geven. Naar dit teken zou de reis leiden. In het Aramees zagen we dat wassen hetzelfde is als drinken, en dat het wassen van handen en voeten als het naderen tot een vrouw is. De vrouw is in het geheel de beker en boog van God, weerspiegelende Zijn vrouwelijkheid. Door het teken zou de mens daar weer gebruik van kunnen maken. De tepel is in het Aramees de zalf van het oog, de opwekker van visioenen. Opmerkelijk is het dus dat in het Aramees de paradijselijke vrouw geheel gemaakt was van tepelen. In het verleden was Efeze, in Turkije, een wereldstad, het centrum van de slavenhandel, waar zich de Tempel van Artemis bevond. Artemis was de godin van de jacht en heerseres over het wild. Zij was genaamd de Veel-Borstige Dame van Efeze, en werd vaak afgebeeld met veel borsten en met pijl en boog. Met het derde concilie in Efeze nam Maria die taak over. Door dit concilie kreeg Maria, de vrouwelijkheid, weer een grotere plaats in de kerk, en werd de Theotokos genoemd, de Moeder van God. Hiermee was de vrouwelijkheid van God Zelf nog niet hersteld, maar het was een begin.

Door van de Levende Beker van God te drinken, de veeltepelige, of veelborstige, ontvangen wij ogenzalf, zodat we hogere visioenen zullen ontvangen. Jezus is de tweede Adam, waardoor terugkeer tot het paradijs mogelijk is. Hij nam de beker en dronk die tot de bodem leeg. Hij wees op de vrouw Maria als de weg naar Hem. Hij herstelde het vrouwelijke deel van God, en werd zo de ware boogdrager. In het Aramees is de Naam van God : Maryah of Mariah. Jezus liet zien dat er een strijd te voeren was in de hemelse gewesten. Voor Hem was de vrouw daarvoor een oorlogswagen, zoals het Aramees dit ook uitdroeg. Het Aramees is de tong des Heeren. Door het kruis keerde Jezus terug tot de boog en haar pijlen met weerhaken. Jezus herstelde het teken van belofte. Hij kwam tot de tweede tsela, de tsela van God. En in het Aramees geldt dit : Zij die tot de beker komen, worden bekerdragers en bekers. En zo geldt dat ook voor de boog. In het Aramees worden de vele verbindingen getoont, en hierin volgt als het ware de goddelijke gebondenheid, het herstel van het verbond.

De mens at van de vrucht van tovenarij en handel, maar God liet een hogere weg zien : de liefde en haar vele paradoxen, de strategie. Door Jezus en Zijn tong, het Aramees, zou God de mens weer terugleiden. Het Aramees is onmisbaar om de dieptes van het paradijs te leren kennen, en ook zien we dat wanneer wij de vrouwelijkheid van God niet in ere herstellen we geen stap verder komen. In het Aramees wordt het oog in verband gebracht met de buik, de zetel van de liefde. Het wordt beschreven als een liefdesmaaltijd die tot doel heeft de hogere visioenen op te wekken, de vernieuwing. Hierin is de vrouwelijkheid van God onmisbaar. Het wijst op de vernieuwing van de maan, de nieuwe maan, als het begin van een nieuwe maand. Dit was een heilig iets. De maan werd in dit alles betrokken als de punt van de pijl (halve maan), als een boodschap in letters, als een hoorn als in een muziekinstrument, maar ook dit alles in extremiteiten die nodig waren om dit liefdesspel te laten doorbreken en tot uiting te brengen. De vrouw was dus tevens de harp van de man, een lier, of een ander paradijselijk instrument. De vrouw werd in een adem genoemd met de maan, en was de levende maan van de man. Het was de weg tot heiliging. De halve maan was het beeld van het lijden, en letterlijk ‘gebroken beenderen’. Weer komen we dus de dubbele betekenissen tegen als de verschillende reflecties van een draaiend wiel. Het was een diepe (dubbele) wereld, een wereld van meerdere pijlen op een boog. Je kon het van verschillende kanten bekijken, en die kanten waren aan elkaar verbonden voor het herstel van het verbond. Het zijn de dingen die onlosmakelijk bij elkaar horen, en het Aramees is ervoor om hierin inzicht te geven. Laten we ons niet blindstaren op de gebrokenheid van het leven, maar juist op de verbondenheid. Het is dus van belang om de Aramese Beker te drinken, beseffende dat de vrouwelijkheid de tong is van de man, zijn instrument om zich te uiten.

In het Aramees zijn het oog, de mond, en de buik nauw aan elkaar verbonden als de werktuigen van de liefde. De buik is een diepe put waaruit de vrouw is voortgekomen. Het oog is de drinker, de verslinder, om zo de hogere visioenen voort te brengen : de wereld van de boog. Ook het hart daalt telkens in de buik af, tot heilig gebruik van die boog. Het oog is hierbij als het handvat van de boog. Het oog is een oorlogsvoerende macht, een grijper van de boog, en onmisbaar in de liefdesmaaltijd. Dit oog bevindt zich in de buik. Juist als dit oog ziek is gaat dit oog werken. Zowel de navel en het oog zijn in het Aramees de spil van het wiel. We zagen dat het oog de drinker is, en deze beeldt de navelstreng uit waarmee het kind zich voedt in de baarmoeder. Het zieke, lijdende, oog staat in het Aramees gelijk aan openbaring en rijkdom, en wordt beschreven als juweel. Weer zien we hierin de diepe beeldspraak. Het oog wordt als de vlam van de keuken gezien, waarmee er gekookt wordt, en waardoor uiteindelijk begrip en inzicht wordt opgewekt. Door het Aramese oog komt de mens op hogere gronden. Het is de keten die een mens verbindt aan de moeder. Zo zien we hoe belangrijk dit wapen is. De keuken is tegelijkertijd een oorlogsveld, een liefdestent en een lift om te reizen door het paradijs. Het oog is de drager van de beker, en gebruikt die beker ook als strijdwagen.

De maan is het Aramese beeld van de vrouw. Wanneer wij tot de vrouw naderen komt er een nieuwe maan, dus daar moeten we heilig mee omgaan. De maan is het oog van de nacht, de heerseres van de nacht, en als het halve maan is, dan staat dit in het Aramees gelijk aan verf en geverfd worden. Verf staat in verbinding met Saggitarius, de boogschutter, en Gemini, de tweeling, de dubbele. De vrouw brengt verfstrepen aan op de man, om hem klaar te maken voor de jacht en de oorlog. Nog steeds is zij zijn wapen. Zij is zijn oog in de nacht. In het Aramees is verf een vormingsmiddel, de verblinding van het oog, als de toegang tot de nacht. De vrouw is dus een ingewikkeld voertuig die de man door de duisternis brengt, naar de wortel van alles, de voet, wat in het Aramees in verbinding staat met drugs. De voet is in het Aramees ‘de spil van de spil’. Het weerspiegelt : oorsprong, primitiviteit en aanwezigheid. De voet is het geheim van de wijnpers en de oliepers, ook direkt de vertaling van het Aramese woord Gatsmane (Getsemane). Alleen door het geestelijke lijden en sterven kunnen we terugkomen tot het oorspronkelijke. De betekenis van de voet is dubbel. Het is overwinning door het lijden. De voet haalt dus de onzichtbare muur weg tussen tegengestelden. De Aramese voet is een boog, een pad, en een psalm. Weer komen we dus de boog tegen, die juist ook het beeld is van de verbinding van tegengestelden. De boog trekt de pijl naar achteren om naar voren te komen. Ook is de voet ‘de rand van het oor’. Het oor wordt beschreven als de rand van een zwaard. Alle taal wordt zo in tweeen gesneden, voor een dubbele en diepere betekenis. Het lijden heeft dus in het Aramees een veel diepere betekenis dan in het westen. Het lijden is in het Aramees de strijd zelf, die aangekondigd wordt door een drum, als een lied vergezeld met een lier. Telkens weer werken de zintuigen in de Aramese taal met elkaar samen in diepe verbintenis. De ziekte, het lijden, is de zon, en dit staat gelijk aan binnengaan. Deze Aramese zon is de klok. De zonneklok is tegelijk de dinerzaal, de binnenkamer.

Het avondmaal heeft een diepe Aramese betekenis als in een kringloop. Dit avondmaal weerspiegelt het lijden van Christus, waarin Hij Zijn boog terugvindt. Het is een oorlog tot het terugvinden van Zijn wapen. Dit wapen is de vrouwelijkheid van het goddelijke, de vernieuwende maan, het Aramese teken van eb en vloed, de heerseres over de wateren. Het is de tatoeage die de man behoort te dragen om zo een schenker te zijn. Het hele kook-proces is er voor nodig om de koorts op te wekken, de zon. Deze verwarring is belangrijk om de verbinding te leggen, de mix. Zo ontstaat er rijkdom en vruchtbaarheid. Ook kan er zo verwondering ontstaan. De hitte staat ook gelijk aan woede die nodig is om de strijd te doen beginnen. Alles leidt tot grote explosies die dan weer zorgen voor een nieuwe maan. Woedend zijn in het Aramees betekent hetzelfde als eten, en is verbonden met het verhittings-proces wat in de keuken gebeurd. Dit kan dus op verschillende niveaus worden uitgelegd. Voedsel is hetzelfde als list en lokaas, bereid om iemand ergens in te vangen, iemand erbij te halen. Ook houdt het verband met kopen en verkopen. De eter wordt zelf ook gegeten. De verzamelaar gaat zelf ook tot een verzameling behoren. Zo haalt het Aramees dus weer de onzichtbare muur tussen tegengestelden weg. Ook is in het Aramees een slavenmerk hetzelfde als een snijdend mes wat dus de dubbele kant van het verhaal laat zien. Alles gaat om een diepere en meervoudige betekenis. De Aramese taal is de lijm, de samenvoeger. Palaxa betekent bijvoorbeeld zowel boer als soldaat, en is tegelijkertijd een aanbidder.

Het zintuig van de neus, de reuk, wijst op diepe vermoeidheid, en blijkt een nog diepere verslinding te zijn als de smaak. De smaak betekent zoiets als ‘vervuilen’. Dit vervuilen betekent in diepste niets anders dan mengen en zacht maken. Ook betekent het ‘spannen’ van een muziekinstrument of een boog. Het betekent ‘een plaats geven’ en ‘bruikbaar maken’.