De Mayim – Ruiters en Paarden van God
Ik heb het al wel eens eerder gezegd : Een ware Jood, iemand die van jongs af aan in de Hebreeuwse cultuur is opgegroeid en diepte-studie heeft gedaan in woordbetekenis lacht zich slap om al die domme vertalingen van hoge heertjes die van toeten noch blazen weten. Dat de huidige bijbelvertalingen dichte deuren zijn die velen in geestelijke problemen brengen is ook allang bekend. De schepping is grotendeels voortgekomen vanuit ‘mayim’ wat een mengsel is van bloed, sappen, urine, uitwerpselen, voetenzweet, en zaad, en wat dus absoluut niet vanwege kerkelijke etiquette domweg in ‘wateren’ vertaald mag worden. Zoals ik al zei : Het scheppingsverhaal zoals het ons wordt opgediend klopt niet. Er worden grote bronnen voor ons achtergehouden, voortkomende vanuit kerkelijke woordverkiezingen. Belangrijke zenuwen en aderen van het Woord van God werden door deze vertalingen afgekapt. Daarom waren het dus ook geen vertalingen maar godslasterlijke verkiezingen, oftewel : verminkingen. De Bijbelvertaling was een bijeenkomst waarin hoge geesten dobbelden om de erfenis van Christus, als een laaghartige veiling. Nadat ‘mayim’ werd gescheiden werd het gebruikt om ook de aarde, de grond, te verdelen en te bevochtigen en te bevruchten. De grond is de ‘adamah’ wat letterlijk betekent ‘rode aarde’, ‘bloedende aarde’, oftewel ‘slagveld’. Ook betekent adamah ‘gebonden man’, soms gewijd aan het huwelijk. God, en ook ‘engelen’ in de grondtekst schiepen de mens vanuit de ‘aphar’ wat gemakshalve met ‘stof’ werd vertaald wat op de adamah lag, maar het was veel meer. Aphar is vuilnis, uitwerpselen. Hieruit kwam de mens, de ‘adam’ voort. Adam betekent letterlijk : ‘de bloedende’, ‘de wrede’, en werd vervuld met ‘nshamah’ wat gemakshalve ‘adem’ werd genoemd, maar letterlijk ‘woede’ betekent. Ook betekent het : ‘goddelijke inspiratie’. ‘Nshamah’ betekent ook : dier. De mens kwam tot leven, chay, wat letterlijk ‘wildheid’ en ‘leger’ is, doordat ‘nshamah’ in ‘aph’ werd gegoten. ‘Aph’ is de zetel van passie in de mens. Letterlijk : gramschap en wraak. Het is de voortbrenger van de snelle adem, in opwinding en extase (soms ook dronkenschap). In het kader van de grondtekst zien we dus Adam neergezet worden als een oorlogsmachine. En de roep gaat uit : ‘Onderwerpt deze aarde.’ God was blijkbaar nog niet klaar, en wilde Adam gebruiken in het transformatie-proces. Dit is ook wat de grondtekst leert. De grondtekst leert dat het paradijs in eerste instantie een arena was. Er moest een strijd uitgevochten worden. Tot dit doel kreeg de mens dus ‘chay’, wat ook ‘lust tot verscheuren’ en ‘honger’ betekende.
In de grondtekst wordt duidelijk, na woord-onderzoek dat de bomen van het paradijs verband houden met het juk en het kruis, als martelaarschap. Zij brengen vruchten voort die ten eerste hallucinaties opwekken, en ten tweede is hun aanblik al visioenen opwekkend. De hele context van het paradijs was dat het een opzetting was van een oorlog, en daartoe een bijbehorend kamp. Het gaat om het bereiden van een maaltijd, om de consumptie, om zo het werk van God te voleindigen. Velen hebben een te eenzijdig beeld van de schepping, en raken zo op allerlei gebied in de problemen, mentaal en emotioneel. In de grondtekst wordt de creatie beschreven als het afkappen en omkappen van zowel hemel als aarde, en daaruit voort kwamen de scheppingsdagen (yohm), die dus tijdperken waren om de herschepping tot zijn doel te brengen. De aarde met al haar torenhoge demonische bolwerken moest onder handen genomen worden. We krijgen dus in de grondtekst een veel masochistischer beeld te zien van de schepping. Er werd veel bloed vergoten. Niks en niemand werd gespaard. Wij leven vaak in een groot ego van : ‘Wij wensen niet pijn gedaan te worden.’ Daarvoor trekken we dan allerlei blikken vol cliches en iconen voor open. ‘Wij wensen niet vernederd te worden.’ En zo worden wij tegenstanders van het kruis, en verhogen wij onszelf. Het ware scheppingsverhaal in de grondtekst is iets anders wat onze kinderbijbels ons vertellen. Het is een oorlogsverklaring en een doodsvonnis aan het adres van ons ego en onze hoogmoed. Wie een volgeling van Christus is stelt zijn leven op als een offer, en laat zich tuchtigen. Wij moeten volbloed volgelingen van Christus worden en geen halfbloed.
Ook is er zoveel geluk in de schepping te zien. God en zijn engelen gaven ‘priy’, vruchtbaarheid en beloningen, die voortkwamen vanuit de bomen als geschenken. Dit zijn dan de vruchten van het kruis. We zien in de grondtekst niet simpel ‘God’ aan het werk, maar ook zijn engelen en het goddelijk rechtssysteem. Er is in die nieuwe schepping geen plaats voor oneerlijkheid en corruptie. God sprak : Laat er ‘owr’ zijn. Wat betekent : Laat het ‘verlicht’ worden. En : ‘Laat er geluk zijn’. Dit was de vrucht van de dood, sheol. De ware glimlach kan alleen maar voortkomen vanuit het sterven en het lijden. De dood trok daar rond als een geheim. Maar God scheidde het af, en maakte iets nieuw. God noemde de owr ‘yohm’, letterlijk ‘warmte’ of ‘zomer’ (tijdperk). En de duisternis en dood (choshek), ook wel geheimenis, noemde Hij de ‘layil’, de somberheid, depressie, het lijden en het gevecht, letterlijk : de middernacht. Ook betekent dit woord in zijn wortels : ‘draaiende trap’, ‘trappenhuis’ : ladder (luwl).
God had ‘Mayim’ oftewel het vuile mengsel veel macht gegeven om hemel en aarde te herscheppen en nieuwe scheppingen voort te laten komen. In de grondtekst van de schepping wordt ‘mayim’ ook beschreven als een karavaan van paarden en ruiters. Zij hebben scheppingsmacht, en dit gaat zowel door oorlog als door handel, en zij zijn dus te herleiden tot de oorspronkelijke treders van Gods Wijnpers.
De Maqohm – Merkteken van de Mayim
Al met al komen we voor vele raadselen te staan en nieuwe ontdekkingen wanneer de grondtekst open en bloot op tafel wordt gelegd. De grondtekst zal ware profetie bevestigen en valse profetie ontmaskeren en ontkrachten. Er zal een nieuw licht geschenen worden op het Woord van God, en oude patronen zullen afgebroken worden. In de grondtekst komen we het paradijs tegen als niets anders dan een herschepping van de dood, sheol. We zien de vrucht van de dood, waar alle ellende goed voor is geweest, en God zag telkens weer dat het goed was. Ook moeten we beseffen dat de toestand van het paradijs een hele andere was dan de wereld van vandaag. Er was mayim onder het uitspansel en boven het uitspansel, dus de paradijselijke aarde was onder een bedekking. De aarde was min of meer in een cocon. Deze bedekking zal aan het einde der tijden weer terugkomen, wanneer het uitspansel in een haren zak verandert in de letterlijke Griekse grondtekst. Golgotha was Kranion in de Griekse grondtekst, wat ‘plaats van haar’ betekent. De mayim onder het uitspansel verzamelt zich tot een spot, een geconcentreerde plek, genaamd ‘maqohm’, wat ook in het lichaam kan plaatsvinden, in geest en ziel, waarna het een vaste substantie voortbrengt, yabbashah, als een gedachte, een visioen, of een dichtere en sterkere substantie. De maqohm is het scheppingsteken van God, het merkteken van de mayim. In de grondtekst wordt dit ook beschreven als een toren. Ook wordt het beschreven als een kunstig bindwerk. Mayim is als een opspringende vloed die ook weer kan gaan liggen, en is zo ook gebonden aan het paradijselijk getij. Ook laat de grondtekst zo zien dat de aarde is voortgekomen uit een draaikolk van mayim. En een accuratere beschrijving van die aarde is de wildernis.
De Ma’owr – Paradijselijke Kandelaren
We zien de ma’owr, de lichten van God, de gelukzaligheden, heerlijkheden, letterlijk : kroonluchters, oftewel hanglampen met meerdere lampjes, een soort kandelaren. De ‘gadowl ma’owr’ is letterlijk het onbeschaamde licht, en heerst over de ‘yohm’, de scheppingstijdperken (letterlijk : warmte, zomerseizoen of ‘warme uren’). De ‘qatan ma’owr’ heerst over de layil, de middernacht of ‘ladder’. De ‘qatan ma’owr’ is ‘degene die vernederd is en vernederd’ en ‘degene die verbroken is en verbreekt’. We zien hierin het plaatje van het kruis, zoals de schepping werkt. De ma’owr hebben de functie om de ‘yohm’ en de ‘layil’ gescheiden te houden, te scheiden en te reguleren en selecteren. In de grondtekst werkt dit alles als een orakel. Het is een taal die werkt door verschillende tekens. De ma’owr kunnen hiermee wonderen doen en merktekens brengen (implantaties, inprintaties). Ook regelen zij de seizoenen en tijden, en daarmee Gods klok en kringloop. Ook is hieraan in de grondtekst verbonden : tempeldienst en feesten. Natuurlijk gaat het dan om de ‘feesten des kruizes’.
Tim Strijker